ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1284 Raad van Discipline Amsterdam 10-167A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1284
Datum uitspraak: 10-01-2011
Datum publicatie: 10-01-2011
Zaaknummer(s): 10-167A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager tekent verzet aan tegen de beslissing van de voorzitter. De klacht ziet op de hoedanigheid van verweerster als lid van het hof van discipline, waarbij door de voorzitter is geoordeeld dat niet is gebleken van een zodanige handelwijze van verweerster in die hoedanigheid, dat daardoor het vertrouwen in de beroepsgroep wordt beschaamd. Volgt bekrachtiging van de voorzittersbeslissing.

                                                 RAAD VAN DISCIPLINE

                                                   in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 10 januari 2011

in de zaak 10-167 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r  

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 7 mei 2010, door de raad ontvangen op 10 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 7 juni 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 juni 2010 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 19 juni 2010, door de raad ontvangen op 22 juni 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen deze beslissing.

1.4 De klacht is behandeld ter zitting van 1 november 2010. Noch klager noch verweerster is ter zitting verschenen. Van de zitting van 1 november 2010 is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd onder 1 t/m 10  in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

- de beslissing van de voorzitter van de raad  van 7 juni 2010;

- het verzetschrift van 19 juni 2010, en

- de brief van verweerster van 6 oktober 2010.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster als lid van het hof van discipline heeft bijgedragen aan de uitspraak van het hof van 11 september 2009 waarin, in strijd met de waarheid, wordt overwogen dat in de bewuste zaak door klager geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat verweerder in die zaak zijn taak heeft verwaarloosd of zich anderszins heeft misdragen, terwijl verweerster in die klachtzaak voorts onvoldoende onderzoek heeft ingesteld.

2.1 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard omdat de beslissing volgens klager nietig is, omdat daarin de ingediende klacht niet inhoudelijk wordt behandeld en omdat de klacht onjuist is geformuleerd.

3. De feiten

Verweerster is lid van het hof van discipline en heeft in die hoedanigheid deelgenomen aan de behandeling van de tuchtklacht die door klager was ingediend tegen mr. X, in diens hoedanigheid van het lid van Hof van Discipline, en de daarop door het hof genomen beslissing van 11 september 2009 met nummer 5427.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad van oordeel dat de taakuitoefening van een lid van de raad van discipline of van het hof van discipline niet onder tuchtrechtelijke controle staat, tenzij de advocaat bij de uitoefening van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het gaat bij deze uitzondering om gedragingen die het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen en daarom niet kunnen worden gerechtvaardigd door de beleidsvrijheid die een advocaat bij zijn werkzaamheden als tuchtrechter toekomt.

4.2 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Klager heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat door de handelwijze van verweerster het vertrouwen in de advocatuur wordt aangetast. Het verzetschrift biedt ook verder geen nieuwe inzichten die tot een ander oordeel zouden leiden dan het oordeel van de (plaatsvervangend) voorzitter in de beslissing van 7 juni 2010, waarmee de raad zich verenigt.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2011 door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, M.J.G.H. Verviers, S. Wieberdink, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is op 10 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.