ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1254 Raad van Discipline Amsterdam 10-120A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1254
Datum uitspraak: 14-12-2010
Datum publicatie: 21-12-2010
Zaaknummer(s): 10-120A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onnodig grievend uitlaten in processtukken? Weliswaar heeft verweerder weinig genuanceerde bewoordingen gebruikt maar eea is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. klacht ongegrond

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 december 2010

in de zaak 10-120 A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 7 april 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 april 2010, door de raad ontvangen op 7 april 2010, heeft de deken van de orde van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 12 oktober 2010 in aanwezigheid van verweerster en haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 15 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerster in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld door zich in haar incidentele conclusie tot overlegging van bescheiden onnodig grievend over klager uit te laten, door te schrijven:

(i) “Kortom: [klager en X B.V.] en niet minder hun raadsman, die van e.e.a geweten moet hebben, hebben ter comparitie de kluit beduveld.” (pagina 3, randnummer 2.6 van genoemde conclusie, bladzijde 10 van het klachtdossier);

(ii) “Kortom: ook op dit punt zijn[de rechtsvoorganger van de cliënt van verweerder] en [de cliënt van verweerster] door [klager] ronduit beduveld.” (pagina 6, randnummer 2.14 van genoemde conclusie, pagina 13 van het klachtdossier);

(iii) “Het verbaast uiteraard niet dat tegen de achtergrond van de schimmige handelwijze van [klager] [cliënt verweerster] zich uiteindelijk genoodzaakt heeft gezien om [klager] en [X B.V.] in rechte te betrekken.” (pagina 6, randnummer 3.1 van genoemde conclusie, pagina 13 van het klachtdossier).

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 De cliënt van verweerster heeft klager gedagvaard in een civiele procedure bij de rechtbank Dordrecht. De vordering is afgewezen en de cliënt van verweerster is in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Den Haag. In deze procedure heeft verweerster op 22 september 2009 een incidentele conclusie tot overlegging van bescheiden genomen.

3.2 Inzet van genoemde procedure was de vraag of klager als voormalig bestuurder van een aantal vennootschappen, waaronder X B.V., aansprakelijk is voor het onbetaald blijven van een vordering die de rechtsvoorganger van de cliënt van verweerster op X B.V. had.

4 Beoordeling klachtonderdeel (i), (ii) en (iii)

4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij.

4.2 Voorop dient te worden gesteld dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt en kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (i) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn of (ii) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Vast staat dat verweerster de hiervoor onder 2.1 geciteerde bewoordingen in de door haar namens haar cliënt ingediende incidentele conclusie tot overlegging van bescheiden heeft gedaan. Uit de stukken van het klachtdossier blijkt dat tussen klager en de cliënt van verweerster grote onenigheid bestond in verband met de bestuurdersaansprakelijkheidskwestie. De raad is van oordeel dat de onder 2.1 geciteerde uitlatingen van verweerster mede in het licht van de door partijen geschetste context, niet als onnodig grievend moeten worden aangemerkt. In dit oordeel is rekening gehouden met het feit dat verweerster ter zitting heeft toegelicht dat zij met de gewraakte bewoordingen heeft bedoeld het onjuiste handelen van verweerder te beschrijven, en niet om verweerder als persoon te beledigen. Wel is de raad van oordeel dat de gewraakte bewoordingen onwenselijk zijn in die zin dat verweerster het standpunt van haar cliënt genuanceerder had kunnen formuleren dan zij heeft gedaan, maar niet gezegd kan worden dat zij – gemeten naar de hiervoor omschreven maatstaf – de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare heeft overschreden.

4.4 De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, J.M. van de Laar, M.A. le Belle, M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

 klager

 verweerster

 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

 klager

 verweerster

 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.

* * * * *