ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1235 Raad van Discipline Amsterdam 10-119A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1235
Datum uitspraak: 14-12-2010
Datum publicatie: 21-12-2010
Zaaknummer(s): 10-119A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de raad waarin zijn klacht kennelijk ongegrond werd verklaard. De klacht betreft de eigen advocaat van klager, die wordt verweten klager ten onrechte te hebben ziek gemeld. De klacht mist feitelijke grondslag. Het verzet slaagt niet.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 december 2010

in de zaak 10-119A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 6 april 2010, door de raad ontvangen op 7 april 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 4 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 mei 2010 aan klager is verzonden. 

1.3. Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 17 mei 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 11 oktober 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

­ de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

­ het verzetschrift van klager.

2.   Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij klagers belangen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet goed heeft behandeld, in het bijzonder doordat hij tegen

het ontslag geen procedure heeft aangespannen en klager niet heeft geholpen om een ontslagvergoeding te krijgen.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard aangezien verweerder klager ten onrechte heeft ziek gemeld.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft op 12 januari 2009 telefonisch contact gezocht met verweerder in verband met een arbeidsgeschil. Op 13 januari 2009 hebben klager en verweerder de kwestie besproken. Diezelfde dag heeft verweerder de opdracht schriftelijk aan klager bevestigd.

3.3 Klager was van mening dat hij op 23 december 2008 door zijn werkgever was ontslagen, althans dat hem ontslag was aangezegd en dat hij op non-actief was gesteld. Bij brief van 14 januari 2009, die verweerder in concept aan klager had voorgelegd, heeft verweerder de werkgever van klager onder meer laten weten dat, voor zover nodig, de nietigheid van het ontslag werd ingeroepen. Voorts is in deze brief het volgende opgenomen:

“Tenslotte bericht ik u dat cliënt zich per heden genoodzaakt heeft gezien zich vanwege werkgerelateerde spanningsklachten ziek te melden.”

De werkgever liet daarop bij brief van 23 januari 2009 weten dat klager niet was ontslagen. De werkgever was voorts niet bereid tot het treffen van een afvloeiingsregeling en wilde de mogelijkheden van werkhervatting bespreken.

3.4 Bij brief van 5 februari 2009, welke brief in concept door klager was goedgekeurd, heeft verweerder zijn visie hier tegenover gesteld en een minnelijke regeling met inbegrip van een ontslagvergoeding ter hoogte van 8,5 maandsalaris voorgesteld. Op 6 februari 2009 heeft de werkgever telefonisch aan verweerder laten weten dat zij niet onwelwillend tegenover een regeling stond.

3.5 Klager heeft vervolgens een andere advocaat ingeschakeld.

4.    Beoordeling van het verzet

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling van het handelen van verweerder de juiste maatstaf heeft toegepast.

4.2 Klager heeft zich in zijn verzetschrift op het standpunt gesteld dat verweerder klager ten onrechte heeft ziek gemeld. Dit is echter een feitelijk onjuiste stellingname, aangezien de brief van 14 januari 2009 waarin melding wordt gemaakt van ziekte, door klager in concept is goedgekeurd. De stelling van klager dat verweerder hem ziek heeft gemeld bij de verzekeraar van klager, is feitelijk niet komen vast te staan.

4.3 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft geoordeeld. Nu het verzet van klager overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is het verzet ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. M.W. Schüller, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2010.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.