ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1228 Raad van Discipline Amsterdam 10-035U
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1228 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-12-2010 |
Datum publicatie: | 21-12-2010 |
Zaaknummer(s): | 10-035U |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet, niet ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 7 december 2010
in de zaak 10-035U
___________________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
klager
tegen:
De heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 januari 2010, door de raad ontvangen op 26 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 februari 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op dezelfde dag aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief gedateerd 23 februari 2010, bij de raad binnengekomen op 26 februari 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 juli 2010; de behandeling is aangehouden nadat gebleken was dat klager aan een verkeerd adres was opgeroepen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Het verzet is opnieuw behandeld ter zitting van de raad op 14 september 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 23 februari 2010;
- het proces-verbaal van de zitting van 13 juli 2010.
.
2. Klacht/verzet
2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld omdat hij:
a) zonder uitdrukkelijke toestemming van klager uitstel aan de rechtbank heeft gevraagd voor het indienen van een verweerschrift;
b) een kort geding heeft geëntameerd terwijl dit ook volgens verweerder niet efficiënt was en geen juiste handelswijze is geweest;
c) geen juiste strategie tijdens de zitting heeft gehanteerd betreffende de vaststelling van de peildatum die bij de boedelscheiding moest worden gehanteerd;
d) heeft verzuimd om bij de afspraken over de woning een redelijke huurvergoeding op te nemen, waardoor klager dat bedrag waarschijnlijk zou mislopen.
2.2. Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht ongegrond heeft verklaard. Meer speciaal heeft klager aangevoerd met betrekking tot onderdeel a dat het uitstel niet werd gevraagd in verband met schikkingsonderhandelingen, maar wegens agendaproblemen van verweerder; met betrekking tot onderdeel b dat het niet juist is dat de spoedeisendheid aan de gevraagde voorziening in kort geding was komen te ontbreken; aangaande onderdeel c dat verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om klagers standpunt over te brengen
3. Feiten
3.1. Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2. Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheiding. In de procedure heeft onder andere een kort gedingzitting plaatsgevonden. Klager is ontevreden over verweerders dienstverlening.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Het door klager opgestelde verzetschrift tegen de op dinsdag 9 februari 2010 aan partijen verzonden beslissing is op vrijdag 26 februari 2010 door de raad ontvangen. Blijkens artikel 46h Advocatenwet dient het verzetschrift binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing ter griffie van de raad zijn ingediend, zodat klager het verzet tegen de beslissing van 9 februari 2010, die op dezelfde dag aan partijen werd verzonden, niet tijdig heeft ingesteld.
4.1. De inhoud van deze bepaling uit de Advocatenwet, alsmede de mededeling dat het verzet binnen de bovengenoemde termijn bij de raad van discipline moet worden ingediend is vermeld onder de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van 9 februari 2010. Nu klager geen (bijzondere) reden heeft aangevoerd waarom hij het verzetschrift niet tijdig heeft ingediend leidt een en ander tot de conclusie dat klager het verzet te laat heeft ingesteld, zodat het niet ontvankelijk is.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. de Groot, J.M. van de Laar, H.B. de Regt, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.