ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1225 Raad van Discipline Amsterdam 10-093H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1225
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 21-12-2010
Zaaknummer(s): 10-093H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat waarmee in het verleden werd samengewerkt. Verweerder heeft aangeboden ter delging van een schuld een vordering op een cliënt over te dragen. Klagers stellen dat de vordering niet bestaat en een onjuist aangeduide cliënt betreft. Klacht inhoudelijk ongegrond. Klagers zijn daarnaast niet-ontvankelijk in zijn klacht dat verweerder daarmee zijn geheimhoudingsplicht zou schenden, omdat klagers daarbij onvoldoende zelfstandig belang hebben.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 7 december 2010

in de zaak 10-093H

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 maart 2010 binnengekomen klacht van:

klagers

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 maart 2010, door de raad ontvangen op 18 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 14 september 2010 in aanwezigheid van één van de klagers. Namens verweerder is verschenen de heer F. Wentholt als gevolmachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 49 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 16 maart 2010 genoemde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld omdat hij:

a) ter delging van een schuld aan klagers heeft aangeboden om een vordering op cliënt S. aan klagers te cederen, terwijl die vordering niet bestaat en betrekking heeft op een onjuist aangeduide partij;

b) heeft aangeboden de onder a) genoemde vordering te cederen terwijl dat in strijd is met zijn geheimhoudingsplicht.

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Tussen verweerder en klagers heeft in het verleden een samenwerkingsverband bestaan. Partijen hebben een conflict omtrent de afwikkeling van deze samenwerking.

3.3. Klagers hebben veel klachten tegen verweerder ingediend. Op instigatie van de raad is najaar 2008 een bemiddelingspoging met betrekking tot alle lopende kwesties voorgesteld, waarop partijen zijn ingegaan, maar deze bemiddeling is reeds in het beginstadium mislukt.

3.4. In het kader van de afwikkeling van de samenwerking heeft (de advocaat van) verweerder op 18 september 2009 een schikkingsvoorstel aan klagers gedaan, mede inhoudende dat een vordering van verweerder op cliënt S. zou worden gecedeerd aan klagers. Die vordering betreft een aantal onbetaald gebleven declaraties uit 2006 van verweerder aan zijn cliënt S.

4. Beoordeling

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.

Klagers hebben naar voren gebracht dat de in 3.4 bedoelde, door verweerder overgelegde declaraties (pagina 74-77 klachtdossier) vals zijn, nu zij niet de juiste tenaamstelling hebben en mogelijk achteraf zijn opgemaakt. Klagers hebben deze ernstige beschuldiging niet met feiten onderbouwd, terwijl verweerder onbetwist heeft aangevoerd dat hij destijds werkzaamheden voor cliënt S. heeft verricht. In deze omstandigheden kan de raad de merites van de vordering, die verweerder ter cessie aan klagers heeft aangeboden niet beoordelen. Aldus zijn de feiten waarop het klachtonderdeel is gebaseerd niet komen vast te staan.

Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

4.3. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.

Klagers verwijten verweerder dat het hem niet toegestaan is om (aan te bieden om) een vordering op een cliënt te cederen, aangezien dat in strijd is met de geheimhoudings¬plicht waaraan een advocaat uit hoofde van zijn beroep is onderworpen.

4.4. Een klager is echter slechts ontvankelijk in klachten waarbij hij een eigen belang heeft. Het klachtrecht ten aanzien van gedragingen die het algemeen belang betreffen, is voorbehouden aan de deken. Wat er verder van de klacht ook zij, niet gezegd kan worden dat klagers door de verweten gedraging rechtstreeks in hun belang zijn getroffen zodat klagers niet ontvankelijk zijn in klachtonderdeel b.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. de Groot, J.M. van de Laar, H.B. de Regt, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.