ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1186 Raad van Discipline Amsterdam 10-107A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1186
Datum uitspraak: 01-12-2010
Datum publicatie: 08-12-2010
Zaaknummer(s): 10-107A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Declaratieperikelen. Raad niet bevoegd in declaratiegeschil. Geen excessief declareren. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

Beslissing d.d. 1 december 2010

in de zaak 10-107A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 25 maart 2010 bij de raad binnengekomen klacht van :

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr

 v e r w e e r d e r

 1. Verloop van de procedure:

 1.1 Bij brief van 23 maart 2010, door de raad ontvangen op 25 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 28 september 2010 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Verweerder liet zich verte-genwoordigen door zijn kantoorgenoot.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 24, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht:

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder declaraties heeft verstuurd die niet zijn gebaseerd op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden terwijl het kostenloze eerste gesprek ten onrechte in rekening is gebracht en verweerder verzuimd heeft de reeds betaalde bedragen te restitueren.

3. Feiten:

3.1 Voor  de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan. 

3.2 Klager heeft verweerder opdracht gegeven (enige) werkzaamheden te verrichten in verband met een nalatenschap van de overleden partner van zijn moeder. Er heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder, en uit de specificaties van de declaraties blijkt dat er werkzaamheden (zouden) zijn verricht, met name telefonische contacten met notaris en met klager.

3.3 Verweerder heeft de volgende declaraties (met inbegrip van BTW) verstuurd, vergezeld van een specificatie, welke declaraties klager heeft voldaan:

 - 30 mei 2008:      € 106,11

 - 23 april 2008:      € 300,00

 - 31 maart 2008:    € 238,74

 - 29 februari 2008: € 557,07

3.4. Bij de behandeling van de klacht door de deken heeft klager de specificaties ter discussie gesteld. Na een reprimande van de deken over de gebrekkige uitleg van verweerder, heeft verweerder de specificaties bij brief van 19 oktober 2009 nader toegelicht met overlegging van op de zaak betrekking hebbende stukken. Klager heeft laten weten dat hij de betwisting van (de omvang van) de werkzaamheden handhaaft. 

4. Beoordeling van de klacht:

4.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten; dat is hetzij opgedragen aan de raad van toezicht indien de in de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken voorgeschreven procedure van toepassing is, dan wel aan de civiele rechter of – in voorkomend geval – aan de geschillencommissie. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren. De raad van discipline begrijpt de geformuleerde klacht aldus dat klager (ook) daarover klaagt.                                                                 .

4.2 Het meest vergaande verwijt van klager aan verweerder is dat in het geheel geen werkzaamheden zouden zijn verricht. Dit verweer zal door de raad niet worden gevolgd gezien de door verweerder overgelegde stukken en gelet op het feit dat in elk geval een bespreking heeft plaatsgevonden. Verder kan de raad klager niet volgen in zijn stelling dat uit de herinneringsbrief van de fiscus moet worden afgeleid dat geen werkzaamheden zijn verricht. Uit de brief van de fiscus blijkt immers slechts dat verweerder de betreffende aangifte niet heeft verzorgd. De raad heeft niet kunnen vaststellen of verweerder, zoals klager stelt, gesuggereerd heeft deze aangifte te verzorgen. Hetzelfde geldt voor de stelling van verweerder die stelt dat hij klager heeft bericht dat hij de aangifte niet zou verzorgen.

4.3 Klager heeft nog gesteld dat het eerste gesprek kostenloos zou zijn, maar verweerder heeft dat betwist; in deze procedure kan niet worden vastgesteld of terzake bijzondere afspraken zijn gemaakt. De raad ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of meer in algemene zin sprake is van excessief declareren.

4.4 Mede gelet op de betwisting zijdens verweerder en de toelichting op de verrichtingen is de raad niet gebleken dat verweerder bij zijn declaratiebeleid de tuchtrechtelijk te bewaken grens, waarbij excessiviteit moet worden vastgesteld, heeft overschreden. Wel  merkt de raad op dat verweerder rijkelijk laat in de procedure de deken toelichting heeft gegeven betreffende zijn declaratiebeleid, maar die handelwijze ligt niet ter beoordeling voor. Het verwijt dat verweerder de ontvangen bedragen niet aan klager heeft gerestitueerd treft geen doel, nu de klacht ongegrond zal worden verklaard. 

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, S.M. Gaasbeek–Wielinga,  M.J.G.H. Verviers en M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2010.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan  hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na  verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post:

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging:

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax:

Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.

d. Telefonische informatie: 

       076- 548 46 07