ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1127 Raad van Discipline Amsterdam 10-045A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1127
Datum uitspraak: 23-11-2010
Datum publicatie: 23-11-2010
Zaaknummer(s): 10-045A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat ongegrond, nu van kennelijk onjuist optreden of adviseren niet is gebleken.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 november 2010

in de zaak 10-045A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 februari 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 februari 2010, bij de raad binnengekomen op 8 februari 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 22 september 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 11 in de bij die brief gevoegde inventarislijst, van de brief met bijlagen van klager d.d. 23 september 2010 en van de brief met bijlagen van de advocaat van verweerster d.d. 1 oktober 2010.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a. in de memorie van antwoord ten onrechte heeft gesteld dat klager laatstelijk in

  dienst was bij UWV in plaats van bij SFB/UOSV;

  b.  in de memorie van antwoord ten onrechte de tekst van het UWV-VUT reglement

  in plaats van de CAO-regeling heeft geciteerd;

c. in de memorie van antwoord onjuiste termen heeft gebruikt (‘vast

   loonbestanddeel’ in plaats van ‘jaarsalaris’).

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.3 Na afloop van de behandeling heeft klager bij brief van 23 september 2010 zijn klacht uitgebreid tot de behandeling van de eerste procedure in hoger beroep.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam tussen klager en zijn voormalig werkgever UWV. Bij arrest van 20 april 2006 heeft het Gerechtshof de zaak terugverwezen naar de sector kanton. De kantonrechter heeft op 30 januari 2007 vonnis gewezen. De werkgever van klager is bij dagvaarding van 24 april 2007 in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Verweerster heeft op 24 januari 2008 de memorie van antwoord genomen, waarna het Gerechtshof bij tussenarrest van 13 januari 2009 slechts een deel van de vordering van klager toewees. Klager heeft cassatieadvies ingewonnen, welk cassatieadvies negatief was. In overleg met klager heeft verweerster een akte omtrent de schadeomvang opgesteld. Op 25 februari 2009 ontving verweerster een aansprakelijkstelling van de rechtsbijstandverzekeraar van klager. Verweerster heeft klager vervolgens meegedeeld zich aan de zaak te zullen onttrekken en heeft het Gerechtshof om uitstel verzocht voor het nemen van de akte.

4 Beoordeling

4.1  De klachten lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 Tegenover de verwijten van klager heeft verweerster onvoldoende weersproken gesteld dat zij gedurende haar bijstand uitvoerig overleg met klager heeft gevoerd en dat zij concepten van de in te dienen processtukken op voorhand aan klager zond. Van kennelijk onjuist optreden of adviseren is uit de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de uitkomst van de procedure een andere zou zijn geweest indien aan de inmiddels door klager geuite bezwaren tegemoet zou zijn gekomen. De klacht is mitsdien ongegrond.

4.3 Het indienen van een nieuwe klacht na afloop van de behandeling is in strijd met de goede tuchtprocesorde, zodat deze buiten behandeling zal worden gelaten. Daarbij laat de raad in het midden of klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gewraakte gedraging en het indienen van de klacht, wel ontvankelijk is.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen a t/m c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2010.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.