ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1121 Raad van Discipline Amsterdam 10-047U
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-11-2010 |
Datum publicatie: | 23-11-2010 |
Zaaknummer(s): | 10-047U |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verweerder, strafadvocaat in een strafzaak met veel media-aandacht, heeft klager, broer van het slachtoffer in de strafzaak, in een alternatief scenario van hetgeen in de strafzaak gebeurd zou kunnen zijn, aangewezen als mogelijke dader. Verweerder heeft verschillende alternatieve scenario’s uitgewerkt, mede op verzoek van de rechtbank. Verweerder heeft daarnaast zijn pleitnota geplaatst op de website van zijn kantoor. Klager klaagt over schending van zijn goede naam. Het schetsen van alternatieve scenario’s behoort tot de taak van een strafadvocaat. Verweerder heeft zich gebaseerd op feiten uit het strafdossier. De plaatsing op de website is niet klachtwaardig. De naam van klager was toen al door de pers genoemd. Verweerder heeft klagers naam voldoende geanonimiseerd. Klacht ongegrond. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 23 november 2010
in de zaak 10-047U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 4 februari 2010, bij de raad binnen gekomen op 10 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 mei 2010 in aanwezigheid van partijen. Verweerder heeft nadien de voorzitter van de raad gewraakt. De voorzitter heeft berust in de wraking. De klacht is opnieuw behandeld, en wel ter zitting van 20 september 2010. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 14 bij die brief gevoegde inventarislijst. Stuk nummer 15, het proces-verbaal van de zitting van 11 mei 2010, is uit het klachtdossier verwijderd. De raad heeft geen acht geslagen op dit stuk.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt in dat klager zich onnodig gegriefd voelt doordat verweerder in zijn pleitaantekeningen met betrekking tot de strafzaak tegen een cliënt van verweerder, een scena-rio uiteen heeft gezet waarin klager de dader zou kunnen zijn van de moord op zijn zuster.
Daarnaast houdt de klacht in dat verweerder de pleitnota en een samenvatting daarvan op de website van zijn kantoor heeft geplaatst, zonder tot volledige anonimisering over te gaan.
3. Feiten
3.1 Klager is de broer van het slachtoffer in een moordzaak, die in de pers veel aandacht heeft gekregen. In deze strafzaak zijn eerder twee personen veroordeeld voor de moord op klagers zuster. Na een herzieningsprocedure in 2002 zijn deze twee personen alsnog vrijgesproken.
Verweerder is de advocaat van P., die nadien verdacht werd van de moord op klagers zuster en daarvoor inmiddels door de rechtbank is veroordeeld. Het hoger beroep van deze strafzaak zal, naar verwachting, in november 2010 plaats hebben.
3.2 In de strafzaak tegen P., met parketnummer 06/580197-08, heeft op 11 mei 2009 een zitting plaatsgehad bij de rechtbank Zutphen. Op blad 21 van het proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld: “De voorzitter deelt mee dat de rechtbank in dit proces in elk geval de volgende vragen aan de orde zal stellen:
a. Hoe is [C.A.] om het leven gebracht en wat is er kort voor haar dood met haar gebeurd?
b. Zijn het sperma dat in en op het lichaam van [C.A.] werd gevonden, het bloedvlekje en contactsporen op haar spijkerbroek, het bloed onder de nagels van haar rechterhand en een uitgekamde schaamhaar van verdachte afkomstig?
c. Zo ja, wat is de verklaring voor het aantreffen van deze sporen op het lichaam van [C.A.] na haar geweld-dadige dood. Is dit te verklaren door
c.1 de geheime relatie die verdachte stelt te hebben gehad met het slachtoffer en het vrijwillige seksuele contact dat hij de dag voor haar dood met haar heeft gehad en is het sperma door een derde tijdens het plegen van het misdrijf versleept, of
c.2 dient geconcludeerd te worden dat verdachte [C.A.] heeft verkracht en gedood en zijn sporen daarbij heeft achtergelaten, of
c.3 zijn er aannemelijke alternatieve scenario’s? “
3.3 Verweerder heeft in zijn pleitnota een aantal alternatieve scenario’s geschetst die zich mogelijk hebben kunnen afgespeeld. Als alternatieve scenario’s zijn door verweerder als mogelijke hoofdpersonen geschetst een ex-vriend van het slachtoffer, klager (de broer van het slachtof-fer) en de twee personen die eerder in deze strafzaak waren veroordeeld, maar later waren vrijgesproken.
3.4 Onderdeel 9.3 van verweerders pleitnota, hetgeen 15 pagina’s beslaat, heeft betrekking op het alternatieve scenario waarin klager de dader zou zijn.
3.5 In het klachtdossier is opgenomen een “Leeswijzer stukken [klager]”, die 23 pagina’s beslaat, welke eveneens betrekking heeft op het scenario dat klager de dader zou zijn.
3.6 In de pers is uitgebreid aandacht besteed aan de strafzaak, waaronder de door verweerder geschetste alternatieve scenario’s. Klager is door de pers aangeduid als “haar broer Bas”, “Bas”, “broer van het slachtoffer” en ook met klagers volledige naam.
3.7 Verweerder heeft zijn pleitnota, alsmede een samenvatting daarvan, geplaatst op de website van zijn kantoor. Hij heeft klager daarbij aangeduid als Bas, Bas A. of broer.
3.8 De officier van justitie heeft in haar brief d.d. 19 november 2008 aan klager, onder andere, geschreven: “Mijn conclusie is dat u niet als verdachte bent aan te merken, ....” en “In de media is veel geschreven over u. Daarbij is ook gesuggereerd dat u verdachte zou zijn. Ik betreur dat zeer. Dergelijke bericht-geving kan u en uw familie onnodig veel leed berokkenen. U bent in deze strafzaak geen verdachte.”
4. Beoordeling van de klacht
4.1 De raad neemt tot uitgangspunt dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt, zoals met betrekking tot de te kiezen strategie, de te voeren verdediging en de wijze waarop aan de verdediging in-houd wordt gegeven. Daarbij heeft te gelden dat het in het belang van een goede beroepsuitoefening is dat geen onnodig nadeel of leed aan derden wordt toegebracht, bijvoorbeeld doordat uitlatingen worden gedaan die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt.
4.2 Verweerder heeft in de strafzaak tegen zijn cliënt P. verschillende alternatieve scenario’s uitgewerkt. Eén van die scenario’s betrof het scenario als ware klager de dader.
4.3 Het behoort tot de taak van een advocaat om alternatieve scenario’s te schetsen, dat is onderdeel van het werk van een strafadvocaat. Een strafadvocaat mag twijfel zaaien over de toedracht van hetgeen is voorgevallen. Daarbij komt dat in onderhavige strafzaak de recht-bank verzocht heeft om aannemelijke alternatieve scenario’s. Het komt de raad voor dat verweerder voldoende zorgvuldig te werk is gegaan bij de raadpleging van het strafdossier en de weergave die verweerder voor de verschillende scenario’s uit het strafdossier gehaald heeft.
Niet is gebleken dat de door verweerder in zijn pleitnota geschetste scenario’s niet met stukken uit het strafdossier kunnen worden onderbouwd. Verweerder heeft een groot aantal verwijzingen gemaakt naar stukken uit het strafdossier waar klager genoemd wordt. Ver-weerder heeft zijn conclusies gebaseerd op stukken uit het strafdossier.
4.4 Het feit dat klager door de officier van justitie niet als verdachte wordt aangemerkt maakt het bovenstaande niet anders. De brief van de officier van justitie aan klager dateert van 19 november 2008. Verweerder stelt dat hij niet eerder op de hoogte was van deze brief dan dat hij die brief in onderhavige klachtzaak onder ogen kreeg. De raad kan niet vaststellen of dat juist is. Echter, de raad is van oordeel dat een advocaat niet gebonden is aan de inhoud van een brief van de officier aan klager. Dat geldt des te meer nu de rechtbank verzocht heeft om uitwerking van alternatieve scenario’s.
4.5 Van het onnodig toebrengen van nadeel of leed aan derden, waaronder klager geschaard dient te worden, is niet gebleken.
4.6 De raad is eveneens van oordeel dat het plaatsen van de pleitnota op de website van verweerders kantoor niet als klachtwaardig handelen is aan te merken. De raad acht het te rechtvaardigen, zeker in een strafzaak waarin veel media-aandacht is, dat de advocaat van een verdachte, als reactie op de plaatsing van het requisitoir door het openbaar ministerie op de website van het openbaar ministerie, zijn pleitnota plaatst op de website van zijn kantoor. Verweerder heeft daarmee niets nieuws geopenbaard dat al niet openbaar was.
4.7 Verweerder heeft klagers naam in voldoende mate geanonimiseerd weergegeven.
4.8 De raad komt derhalve tot het oordeel dat van klachtwaardig handelen door verweerder geen sprake is. De klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4.9 Ten overvloede merkt de raad nog het volgende op. De raad kan zich voorstellen dat klager het door verweerder geschetste scenario als belastend heeft ervaren. Dat is evenwel inherent aan het Nederlandse strafsysteem.
De raad merkt tot slot nog, eveneens ten overvloede op, dat de raad verweerder niet kan volgen in zijn stelling dat de cliënt dominus litis zou zijn. De advocaat is dominus litis en ten volle verantwoordelijk voor zijn praktijk, zowel voor de inhoud van zijn uitingen als de plaatsing van stukken op zijn website..
BESLISSING:
4.10 De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- deken van de Nederlandse orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dat van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.