ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1104 Raad van Discipline Amsterdam 10-305A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1104
Datum uitspraak: 01-11-2010
Datum publicatie: 03-11-2010
Zaaknummer(s): 10-305A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in een aantal klachtzaken niet, althans pas na herhaalde aanmaningen van de deken, gereageerd op verzoeken om informatie van de deken. Door het niet verstrekken van informatie en een reactie op de klacht wordt de deken gehinderd in de uitoefening van zijn taak. Het dekenbezwaar is dan ook gegrond; de maatregel van voorwaardelijke schorsing van één maand wordt opgelegd.  

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 november 2010

in de zaak 10-305A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 12 augustus 2010 binnengekomen bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

tegen:

de heer mr.

v e r w e er d e r 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 11 augustus 2010, door de raad ontvangen op 12 augustus 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 11 oktober 2010 in aanwezigheid van partijen.

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf  1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 5 met bijlagen, zoals vermeld in de brief van 11 augustus 2010.

2.   Bezwaar

2.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij bij herhaling heeft nagelaten de door de deken gevraagde informatie c.q. reactie op klachten te verstrekken, althans slechts na herhaald aandringen door de deken te reageren. Verweerder belemmert door dit handelen de deken in het uitvoeren van zijn taken.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Met betrekking tot de door X ingediende klacht heeft de deken verweerder bij brief van 12 april 2010 verzocht een reactie op de brief van X te geven. Na uitblijven van een reactie heeft de deken verweerder tweemaal tot een reactie gemaand en daarbij op gedragsregel 37 gewezen. Bij faxbrief van 30 mei 2010 heeft verweerder laten weten wegens persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid te zijn te reageren op de klacht van X. De deken heeft verweerder wegens die persoonlijke omstandigheden een extra uitstel van vier weken gegund – verweerder had twee weken gevraagd – maar een reactie van verweerder is uitgebleven. Bij brief van 13 juli 2010 heeft de deken verweerder laten weten een dekenbezwaar aan de Raad van Discipline te zullen voorleggen.

3.3 Met betrekking tot de door Y ingediende klacht heeft de deken verweerder bij brief van 13 mei 2009 laten weten dat Y de klacht tegen verweerder verder behandeld wilde zien en voorts heeft verweerder de gelegenheid gekregen een afsluitende reactie te geven. De deken heeft verweerder daarna nog vijfmaal schriftelijk benaderd en hem verzocht te reageren. Verweerder heeft op deze brieven niet schriftelijk gereageerd.

3.4 Met betrekking tot de klacht van Z heeft de deken verweerder bij brief van 1 april 2009 op de hoogte gebracht van de brief van Z en voorts verweerder de gelegenheid geboden schriftelijk te reageren. De deken heeft verweerder tweemaal tot een reactie gemaand en hem daarbij op gedragsregel 37 gewezen. Nadat Z in zijn brief van 10 juni 2010 zijn klacht voor de tweede maal heeft toegelicht, heeft de deken verweerder bij brief van 26 juni 2009 in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De deken heeft verweerder viermaal gemaand tot een reactie en daarbij twee keer op gedragsregel 37 gewezen.

3.5 Naar aanleiding van het uitblijven van een reactie op de klacht van Z. heeft op 18 november 2009 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de deken en verweerder, in welk gesprek de persoonlijke omstandigheden van verweerder aan de orde zijn geweest. De deken heeft verweerder een extra uitstel van drie weken gegund, maar bij brief van 14 december 2009 heeft de deken geconstateerd dat verweerder niet had gereageerd en heeft de deken wederom gewezen op gedragsregel 37.

3.6 Bij brief van 10 november 2009 heeft de deken verweerder verzocht te reageren op de klacht van W. De deken heeft verweerder tweemaal gemaand te reageren en daarbij op gedragsregel 37 gewezen. Bij brief van 18 januari 2010 heeft de deken geconstateerd dat verweerder niet had gereageerd. Uiteindelijk heeft verweerder op 20 januari 2010 een inhoudelijke reactie gegeven.

3.7 De klacht van V. heeft de deken bij brief van 7 januari 2010 onder de aandacht van verweerder gebracht. Verweerder heeft, ondanks twee aanmaningen en een verwijzing naar gedragsregel 37, niet gereageerd.

4.    Beoordeling van het bezwaar

4.1 Ten aanzien van het dekenbezwaar overweegt de raad als volgt. 

4.2 Uit de door de deken overgelegde stukken blijkt dat verweerder in sommige gevallen niet, en in andere gevallen pas na een aantal aanmaningen, schriftelijk op de verzoeken van de deken tot verstrekken van inlichtingen naar aanleiding van ingediende klachten heeft gereageerd. Verweerder heeft daarmee het tuchtrechtelijk onderzoek door de deken gefrustreerd. Door dit nalaten van verweerder is de deken niet in staat de door hem in de Advocatenwet opgelegde taak naar behoren uit te oefenen.

4.3 De raad overweegt hierbij dat het, in tegenstelling tot wat verweerder tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, niet relevant is of het een klacht betreft van een wederpartij of van een cliënt. De deken is bij het uitvoeren van zijn taak immers afhankelijk van de informatie die hij van partijen krijgt aangereikt. De raad is dan ook van oordeel dat het bezwaar van de deken gegrond is.

5. Maatregel

5.1. Bij het opleggen van de na te noemen maatregel houdt de raad rekening met de ernst van de feiten die bij het dekenbezwaar aan de orde zijn. De raad heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verweerder, reden waarom een voorwaardelijke schorsing is opgelegd.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar in al zijn onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

- bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd indien verweerder zich gedurende de hierna te vermelden proeftijd niet schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van één jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing

in kracht van gewijsde is gegaan.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. M.W. Schüller, mr. J.J. Trap, mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2010.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.