ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1101 Raad van Discipline Amsterdam 10-067U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1101
Datum uitspraak: 20-10-2010
Datum publicatie: 26-10-2010
Zaaknummer(s): 10-067U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerder betrekking hebbend op de kwaliteit van de geleverde dienstverlening. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag is niet gebleken. De raad acht het aannemelijk dat met het oog op de spoed die het kort geding met zich bracht in plaats van de gebruikelijke voorschotnota in overleg met klaagster is besloten in plaats daarvan de pandakte te ondertekenen. Niet is komen vast te staan dat zulks onder druk is geschied. Het zonder medeweten van klaagster (i) aanvragen van een toevoeging, terwijl afstand van gefinancierde rechtsbijstand is overeengekomen; en (ii) het intrekken van die toevoeging op goede gronden, is verweerder tuchtrechtelijk niet te verwijten. De klacht wordt ongegrond verklaard.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 20 oktober 2010

in de zaak 10-067U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 19 februari 2010 bij de raad binnengekomen klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 De raad heeft kennis genomen van de brief van 18 februari 2010, door de raad ontvangen op 19 februari 2010, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 49, met bijlagen, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 augustus 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder

(i)  klaagster niet goed heeft bijgestaan; en

(ii)  van klaagster verlangde eerst zekerheid te stellen aan verweerder c.q. diende te betalen aan verweerder, hoewel daarnaast (en daarna) een toevoeging werd aangevraagd voor de betreffende werkzaamheden, terwijl verweerder klaagster afstand had laten doen van het recht op gefinancierde rechtsbijstand in de opdrachtbrief d.d. 19 augustus 2008;

(iii)  een te hoge declaratie heeft gestuurd, waardoor de nieuwe advocaat van klaagster minder geld en tijd beschikbaar zal hebben voor haar bijstand, aangezien verweerder deze declaratie reeds heeft ingediend bij de Raad voor de Rechtsbijstand. Bovendien stelt de raadsman van klaagster dat de begrotingsprocedure onduidelijk is voor klaagster.

Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en niet de zorgvuldigheid jegens klaagster betracht die een behoorlijk advocaat betaamt.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft klaagster vanaf 17 maart 2008 terzake de kinderalimentatie bijgestaan. In de opdrachtbevestiging d.d 17 maart 2008 wordt melding gemaakt van de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Volgens verweerder zal klaagster daarvoor in aanmerking komen. Tevens wordt klaagster er in de brief op gewezen dat als zij niet in aanmerking mocht komen voor gefinancierde rechtsbijstand, zij de kosten hiervan zelf zal moeten voldoen. De opdrachtbevestiging is voor akkoord getekend door klaagster. Op 17 maart 2008 is door verweerder de toevoeging aangevraagd. Deze is ook verleend.

3.3 Bij brief van 14 april 2008 wordt de opdracht aan verweerder uitgebreid. Klaagster zal niet alleen terzake de kinderalimentatie worden bijgestaan, maar ook terzake alle overige gevolgen van de beëindiging van de samenleving. Op 19 augustus 2008 is door verweerder een nieuwe opdrachtbevestiging aan klaagster gezonden betreffende een te voeren kort geding. In deze opdrachtbevestiging is opgenomen dat klaagster zal afzien van gefinancierde rechtsbijstand. De opdrachtbevestiging is voor akkoord getekend door klaagster. Voor betaling van verweerders declaratie wordt zekerheid gesteld. Deze wijze van betaling door klaagster is door een kantoorgenoot van verweerder afgestemd met de waarnemend deken. Verweerder heeft in verband met het kort geding een toevoeging aangevraagd. Deze wordt verleend, maar op enig moment na afloop van het kort geding weer ingetrokken. 

3.4 Op 21 oktober 2009 begroot de Raad van Toezicht op verzoek van verweerder de declaratie ad EUR 4.989,18 op EUR 4.492,16. Op 10 februari 2010 begroot de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht de declaratie op hetzelfde bedrag en beveelt ten uitvoerlegging van de beschikking, waarna verweerder beslag legt op de derdenrekening van de Raad van Toezicht, die daarop een bedrag ad EUR 4.968,90 overmaakt aan verweerder. Verweerder schrijft in zijn faxbericht d.d. 12 maart 2010 dat het meerdere aan klaagster zal worden teruggeboekt.

4. Beoordeling van onderdeel a. van de klacht

4.1 Voor zover het onderdeel van de klacht tegen verweerder betrekking heeft op de kwaliteit van de geleverde dienstverlening overweegt de raad dat de toetsing aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet meebrengt dat de tuchtrechter uitsluitend onderzoekt of de advocaat heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als advocaat behoort te betrachten tegenover degene wiens belangen hij behartigt. Dit houdt in dat de tuchtrechter de bijstand door een advocaat kan beoordelen, met dien verstande dat het daarbij gaat om een marginale toetsing. De omstandigheid dat deze toetsing marginaal is, is door de deken ook besproken met klaagster tijdens een gesprek op 28 mei 2009.

4.2 Uit het dossier en de correspondentie in relatie tot de begrotingsprocedure heeft verweerder uiteengezet wanneer werkzaamheden voor klaagster zijn verricht, welke contactmomenten er met klaagster zijn geweest en hoeveel tijd verweerder heeft besteed aan de betreffende werkzaamheden. Verweerder heeft gemotiveerd bestreden dat klaagster onder druk van de (kort geding) procedure heeft ingestemd met het ondertekenen van de onderhandse akte houdende pandrecht van 19 augustus 2008. Deze wijze van betaling zoals beschreven in regel 28 lid 1 van de gedragsregels, is door verweerder vooraf afgestemd met de plaatsvervangend deken. De raad acht het aannemelijk dat met het oog op de spoed die het kort geding met zich bracht in plaats van de gebruikelijke voorschotnota in overleg met klaagster is besloten de akte te ondertekenen. Niet is komen vast te staan dat zulks onder druk is geschied. Evenmin is gebleken dat verweerder een incompleet dossier zou hebben overgedragen, dat verweerder heeft nagelaten (kopieën van) alle correspondentie en processtukken te verstrekken aan klaagster danwel dat verweerder met de raadsman van de tegenpartij in het kort geding valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd in de verzending van faxberichten of zich anderszins tuchtelijk verwijtbaar jegens klaagster zou hebben gedragen.

4.3 Niet gezegd kan worden dat de gedragingen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

5. Beoordeling van onderdeel b. van de klacht

5.1 De raad gaat ervan uit dat de werkzaamheden als gevolg van de eerste opdrachtbevestiging d.d. 17 maart 2008 op grond van een toevoeging en de werkzaamheden naar aanleiding van de tweede opdrachtbevestiging d.d. 19 augustus 2008 niet op grond van een toevoeging zijn verricht. Uit de door klaagster en verweerder getekende opdrachtbevestiging d.d. 19 augustus 2008 blijkt dat klaagster erin heeft toegestemd af te zien van gefinancierde rechtsbijstand. Vaststaat dat op het moment van de toevoegingsaanvraag niet met zekerheid gesteld zou kunnen worden wat de uitkomst van het kort geding en daarmee van de resultaatsbeoordeling in het kader van de toevoeging zou zijn. Verweerder heeft beargumenteerd dat de toevoeging is aangevraagd uit zorgvuldigheids- en zekerheidsoverwegingen. Vanaf het moment dat de uitkomst van de kort geding procedure bekend was, kon de resultaatsbeoordeling pas plaatsvinden en werd de toevoeging ingetrokken. De raadsman van klaagster heeft de door verweerder gestelde redenen voor het intrekken van de toevoeging niet weersproken. De raad gaat er derhalve vanuit dat de toevoeging terecht is ingetrokken.

5.2 In dit licht bezien is het zonder medeweten van klaagster (i) aanvragen van een toevoeging, terwijl afstand van gefinancierde rechtsbijstand is overeengekomen; en (ii) het intrekken van die toevoeging op goede gronden, verweerder tuchtrechtelijk niet te verwijten. Dit onderdeel van de klacht kan niet gegrond worden verklaard.

6. Beoordeling van onderdeel c. van de klacht

6.1 Nu uit de beoordeling van onderdeel b. van de klacht blijkt dat de raad het ervoor houdt dat de toevoeging terecht is ingetrokken, behoeft het eerste gedeelte van dit klachtonderdeel dat ziet op het aantal beschikbare uren dat onder de toevoeging valt niet meer beoordeeld te worden.

6.2 De begrotingsbeslissing d.d. 21 oktober 2009 is door de raad van toezicht op 22 oktober 2009 verzonden aan klaagster en verweerder met het verzoek om schriftelijk de raad van toezicht te berichten of wordt ingestemd met de verdeling van het depotbedrag. In dit bericht is ook een toelichting op de vervolgprocedure gegeven. Klaagster heeft op de diverse verzoeken van de raad van toezicht om een reactie op de begrotingsbeslissing (29 juni 28 juli, 7 augustus, 24 augustus, 1 september en 10 september 2009 en e-mail correspondentie d.d. 14 en 15 september 2009) geen antwoord gegeven. Pas toen op 15 december 2009 de raad van toezicht partijen berichtte dat overgegaan zou worden tot sluiting van het klachtdossier, heeft zij gereageerd. Niet valt in te zien waarom, zoals de raadsman van klaagster stelt, de begrotingsprocedure onduidelijk zou zijn voor klaagster. Zij is hiervan op de hoogte gesteld en het had in dit geval op de weg van klaagster gelegen om meer informatie te vragen indien zij dit wenselijk achtte, te meer nu haar ruime gelegenheid is geboden om te reageren.

6.3 Dit klachtonderdeel kan evenmin gegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. H. Dulack, mr. B.E. van der Molen, mr. M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. L.O.N. Zwart als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2010.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld ten aanzien van de onderdelen van de klacht die ongegrond en de onderdelen van de klacht die niet-ontvankelijk zijn bevonden door:

- klaagster

-        verweerder 

-        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b.  Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie: 076 548 4607.