ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0990 Raad van Discipline Amsterdam 10-303A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0990
Datum uitspraak: 16-09-2010
Datum publicatie: 21-09-2010
Zaaknummer(s): 10-303A
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een verzoek op grond van artikel 60c lid 1 Advocatenwet. De deken heeft aangevoerd dat hij verontrustende signalen heeft ontvangen over de praktijkvoering van verweerder. Verder staat vast dat verweerder niet heeft voldaan aan alle verplichtingen uit hoofde van de centrale Controle Verordeningen. De deken acht een onderzoek naar de praktijk van verweerder noodzakelijk en verzoekt de voorzitter van de raad daartoe een rapporteur te benoemen. Het verzoek wordt toegewezen en voor de duur van het onderzoek wordt een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60f Advocatenwet getroffen. De raad machtigt de rapporteur om waar nodig noodzakelijke beslissingen kan nemen in of met betrekking tot de dossiers van verweerder, als ware hij zelf de behandelend advocaat.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 21 september 2010

in de zaak 10-303A

_________________________

De voorzitter van de raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het 60-C verzoek van:

De heer mr.

v e r z o e k e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 11 augustus 2010, door de raad ontvangen op 12 augustus 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam een verzoek tot onderzoek als bedoeld in artikel 60c lid 1 alsmede een verzoek tot hert treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60f Advocatenwet ingediend ten aanzien van verweerder.

1.2. Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 31 augustus 2010 ten overstaan van mr. D.J. Markx als voorzitter met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier en in aanwezigheid van mr. G.J. Kemper, deken. Verweerder is niet verschenen. Hij is opgeroepen per aangetekende brief gericht aan het kantooradres dat bij de orde van advocaten bekend is, maar de aangetekende brief is retour gekomen met de aantekening: “vertrokken/onbewoond”. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De voorzitter van de raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de voorzitter van de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 10, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Gronden van het verzoek

2.1 Ter toelichting op zijn verzoek heeft de deken aangevoerd dat hij verontrustende signalen heeft ontvangen over de praktijkvoering van verweerder. Hij zou een cliënt in een procedure bij het gerechthof Arnhem niet vooraf op de hoogte hebben gebracht van de inhoud van een memorie en hij zou peremptoire aanzeggingen hebben laten voorbijgaan. Verder heeft verweerder niet gereageerd op een verzoek van de deken tot nadere toelichting. Inmiddels is niet bekend waar verweerder kantoor houdt, hetgeen op de deken ook zorgelijk overkomt.

2.2 Voorts voert de deken aan dat verweerder het opgave formulier Centrale Controle Verordeningen van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten onvolledig heeft geretourneerd. Verweerder heeft verzuimd twee bewijsstukken mee te sturen, waardoor de controle op de naleving van de Boekhoudverordening 1998 en de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid 1991 niet kon worden voltooid. Nadien heeft verweerder desgevraagd wel een aantal aanvullende stukken toegezonden, maar deze waren onvoldoende duidelijk. Op een nader verzoek van het bureau van de deken om duidelijkheid te verschaffen, heeft verweerder niet gereageerd.

2.3 Tenslotte heeft verweerder het opgave formulier Centrale Controle Verordeningen van 2009 in het geheel niet geretourneerd en heeft verweerder een achterstand in betalingen van de hoofdelijke omslag voor de plaatselijke en de landelijke orde.

2.4 Aldus is volgens de deken de situatie ontstaan dat onvoldoende gewaarborgd is dat de praktijk van verweerder naar behoren functioneert. Dit houdt tevens in dat er aanwijzingen zijn in de zin van artikel 60c Advocatenwet. Bovengenoemde feiten en omstandigheden zijn voor de deken aanleiding de voorzitter te verzoeken het in artikel 60c Advocatenwet bedoelde onderzoek te gelasten en een rapporteur aan te wijzen die hiernaar nader onderzoek zou moeten doen, opdat kan worden vastgesteld of het vermoeden van de deken terecht is. De deken vraagt de voorzitter van de raad eveneens om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60f Advocatenwet te treffen, eruit bestaande dat een derde, advocaat, in staat wordt gesteld om bij verweerder in behandeling zijnde zaken af te wikkelen, in deze zaken beslissingen te nemen waar dat nodig is, zaken eventueel over te dragen, alsmede dat cliënten en eventueel andere betrokkenen waar nodig worden geïnformeerd.

3. Beoordeling van het verzoek

3.1 Bij de beoordeling van het verzoek is de voorzitter bij gebrek aan betwisting door verweerder uitgegaan van de door de deken gestelde feiten.

3.2 Vaststaat dat verweerder thans onbereikbaar is op het adres dat hij als kantooradres heeft opgegeven bij de landelijke en plaatselijke orde. Op zijn – onbemande - kantoor zijn enkele ongeopende, aan verweerder geadresseerde brieven aangetroffen. Verweerder is op zijn kantooradres onbereikbaar en berichten van de deken blijven onbeantwoord. Eveneens is komen vast te staan dat verweerder niet op behoorlijke wijze reageert op verzoeken van de deken en niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de centrale controleverordeningen. Ten slotte zijn er aanwijzingen dat verweerder zijn een stuk bij het Gerechtshof heeft ingediend zonder daarover vooraf te overleggen met zijn cliënt.

3.3 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat er voldoende aanleiding is om er aan te twijfelen of de praktijk van verweerder wel naar behoren wordt uitgeoefend. Daarmee is tevens gegeven dat er aanwijzingen zijn dat verweerder blijk geeft zijn praktijk niet behoorlijk uit te kunnen oefenen. Het verzoek van de deken tot nader onderzoek en aanwijzing van een rapporteur ligt derhalve voor toewijzing gereed.

3.4 De voorzitter van de raad acht het tevens gewenst dat voor de duur van het onderzoek een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60f Advocatenwet wordt getroffen. De voorlopige voorziening wordt thans reeds getroffen vanwege het feit dat verweerder al weken niet reageert en niet bereikbaar lijkt. De raad machtigt de rapporteur om waar nodig noodzakelijke beslissingen kan nemen in of met betrekking tot de dossiers van verweerder, als ware hij zelf de behandelend advocaat. Ook is de rapporteur waar nodig bevoegd om zaken over te dragen of cliënten of andere betrokkenen te informeren.

BESLISSING:

De voorzitter van de raad van discipline:

1. wijst het verzoek van de deken toe;

2. benoemt mr. D. Sluis, advocaat te Amsterdam (Van Diepen Van der Kroef advocaten), tot rapporteur;

3. bepaalt dat de rapporteur zich binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing een oordeel vormt over de sub 3.2 tot en met 3.3 genoemde punten en zich voorts in het algemeen een oordeel vormt over de vraag of verweerder al dan niet in staat moet worden geacht zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen;

4. draagt verweerder op de rapporteur alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en de rapporteur inzage te verschaffen in dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, betrekking hebbend op de praktijk van verweerder;

5. machtigt de rapporteur om, zo nodig met behulp van de sterke arm, inzage te verschaffen in de onder 4 genoemde gegevensdragers;

6. machtigt de rapporteur bij voorlopige voorziening om tijdens de duur van het onderzoek alle door hem noodzakelijk geachte beslissingen te nemen betrekking hebbend op de dossiers en/of praktijk van verweerder;

7. bepaalt dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste EUR 200,- exclusief 19% BTW per uur, met een maximumbedrag van EUR 4.000,- exclusief BTW;

8. draagt verweerder op de voet van artikel 60d, lid 2 Advocatenwet op om het onder sub 7 genoemde maximumbedrag te storten onder de rapporteur.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter van de raad, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 21 september 2010.

Voorzitter Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

Tegen deze beslissing kan verzet worden gedaan bij de raad van discipline door:

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

Het verzet moet binnen een termijn van 14 dagen na verzending van de beslissing worden gedaan door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en dat van een motivering is voorzien. De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift dus in het bezit zijn van de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijze worden ingediend:

a. Per post

Het postadres van de griffier van de raad van discipline: Postbus 75475, 1070 AG Amsterdam.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Jachthavenweg 121, 1081 KM Amsterdam.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 020 -795 42 75. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.

d. Telefonische informatie

020 – 6789 275.