ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0980 Raad van Discipline Amsterdam 10-005H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0980
Datum uitspraak: 31-08-2010
Datum publicatie: 07-09-2010
Zaaknummer(s): 10-005H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers hebben verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de raad waarin hun klacht kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege de verstreken tijd tussen de handelingen van verweerder en het indienen van de klacht. De raad is van oordeel dat het verzet ongegrond is aangezien klagers de klacht op een eerder moment onder de aandacht van de deken hadden dienen te brengen. De nieuwe informatie die zij op een later moment over de hoedanigheid van verweerder hebben gekregen, maakt dat niet anders.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 31 augustus 2010

in de zaak 10-005H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer en mevrouw

klagers

tegen

de heer mr.

v e r w e er d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 7 januari 2010, door de raad ontvangen op 8 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 8 februari 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 februari 2010 aan klagers is verzonden.

1.3. Bij brief van 15 februari 2010, door de raad ontvangen op 19 februari 2010, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 16 juni 2010 in aanwezigheid van klager en de advocaat van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennis genomen van:

­ de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

­ het verzet van klager van 15 februari 2010 met één bijlage.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. tijdens de bespreking op 15 februari 2005 zware en ongerechtvaardigde druk op klagers heeft uitgeoefend om het verliesgevende X-project Ierland niet

te beëindigen, maar daarentegen nog geruime tijd voort te zetten, waardoor klagers aanmerkelijke schade hebben geleden;

b. tijdens de kort-gedingzitting op 20 juni 2006 onwaarheden over klagers heeft gedebiteerd en feiten heeft verdraaid.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard aangezien klagers pas in januari 2009 bekend zijn geworden met het aandeelhouderschap van verweerder en dat zij kort daarna de klacht hebben ingediend.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klagers waren directeur van respectievelijk meerderheidsaandeelhouder in de Ierse vennootschap J Ltd. Zij dreven een winkel van het X-concept in Dublin. Er is een geschil ontstaan tussen J Ltd als franchisenemer en F BV als franchisegever over de tussen hen gesloten franchiseovereenkomst en de afwikkeling daarvan. F BV werd in deze kwestie bijgestaan door verweerder.

3.3 In dat kader heeft een bespreking plaatsgevonden op 15 februari 2005 tussen partijen ieder vergezeld van hun advocaat. De daar gemaakte afspraken zijn bevestigd en van enige kanttekeningen voorzien bij brieven van verweerder van 16 februari 2005 respectievelijk van de advocaat van klagers. Tot de afspraken behoorde dat J Ltd voorlopig de winkel zou blijven exploiteren, uiterlijk tot augustus 2005.

3.4 F BV heeft klager op 9 mei 2006 in kort geding gedagvaard en geëist dat klagers zich, op straffe van een dwangsom, zouden onthouden van het in de pers doen van negatieve uitlatingen over F BV. Bij vonnis van 30 juni 2006 is de vordering toegewezen. Ter zitting van 20 juni 2006 is een kantoorgenote van verweerder opgetreden namens F BV. Op de pleitnota staat echter verweerder als advocaat vermeld. Het vonnis vermeldt de kantoorgenote van verweerder als advocaat van F BV.

3.5 Verweerder was minderheidsaandeelhouder in K BV, die aandeelhouder was in F BV. De vennootschap van klagers, J Ltd, is in maart 2006 failliet gegaan. F BV en gelieerde vennootschappen zijn in juni 2007 failliet verklaard.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast, en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2 Het oordeel van de voorzitter dat de klacht te laat is ingediend, is terecht en op goede gronden tot stand gekomen. Bij een dergelijk oordeel dienen twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald.

4.3 Het verzet houdt in dat de termijn eerst een aanvang heeft genomen in januari 2009 omdat klagers pas toen zijn geïnformeerd over het indirecte aandeelhouderschap van verweerder in F BV. De raad is van oordeel dat dit verzet niet kan slagen, aangezien de aan verweerder verweten gedragingen los staan van zijn indirecte aandeelhouderschap. Er was onvoldoende reden voor klagers om tot januari 2009 te wachten met klagen over het handelen van verweerder.

4.4 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft bevonden. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. P.W.M. Huisman,

mr. M.W. Schüller, mr. M.L.F.J. Schyns, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier

en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2010.

voorzitter griffier

De beslissing is in afschrift op 31 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.