ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0928 Raad van Discipline Amsterdam 10-014U en 10-015U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0928
Datum uitspraak: 17-08-2010
Datum publicatie: 01-09-2010
Zaaknummer(s): 10-014U en 10-015U
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoorgenoot
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klagers beklagen zich over het feit dat verweerders tegen hen optreden, terwijl een van de verweerders in een andere kwestie voor een van de klagers is opgetreden. De klacht tegen een verweerder is ongegrond omdat deze ervan mocht uitgaan dat klager instemde met zijn optreden. De klacht tegen de andere verweerder is gegrond met oplegging van een waarschuwing, omdat verweerder wist van de bezwaren en desondanks namens zijn cliënte tegen klager een procedure aanhangig maakte.    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 17 augustus 2010

in de zaken 10-014U en 10-015U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klachten van:

k l a a g s t e r

en

de heer

k l a g e r 

tegen

de heer mr.

v er w e e r d e r    s u b  1

en

de heer mr.

v e r w e e r d e r    s u b  2

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 13 januari 2010, door de raad ontvangen op 18 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 7 juni 2010. Ter zitting zijn verschenen klaagster, klager en hun raadsman mr. Z.B. Gyömorei, verweerder sub 1 en verweerder sub 2.  Van de zitting van 7 juni 2010 is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en

- de stukken genummerd onder 1 t/m 14 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder sub 1 en verweerder sub 2 in strijd met artikel 46 Advocatenwet hebben gehandeld door op te treden tegen klaagster en klager terwijl verweerder sub 1 in een eerder stadium was opgetreden voor klager en in dat kader beschikte over vertrouwelijke informatie omtrent de vermogenspositie van klager en zijn vennootschap(pen).

3.  De feiten

3.1 Klager is directeur grootaandeelhouder van klaagster. Bij brief van 26 juli 2005 heeft   verweerder sub 1 onder meer het volgende aan klager geschreven:

“Geachte heer [klager],

In bovengenoemde zaak treed ik namens u op in de door Fortis Bank aanhangig gemaakte dagvaardingsprocedure voor de rechtbank te Amsterdam. […] Van u begreep ik dat het uitdrukkelijk verzoek is deze zaak weliswaar voor u te behartigen, maar dat te doen op een zo lang mogelijke termijn”.

      Verweerder sub 1 behartigde destijds tevens de belangen van een cliënt, met wie klager en klaagster medio 2007 een conflict hebben gekregen.

3.2 Klager heeft per e-mail van 13 juni 2007 bezwaar gemaakt tegen het optreden van verweerder sub 1 in die kwestie. Nadien zijn partijen in overleg getreden over een minnelijke regeling, waarbij klaagster en klager werden bijgestaan door een advocaat van een ander kantoor dan dat van verweerders. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een ontvlechtingsovereenkomst die eind oktober 2007 tijdens een overleg tot stand is gekomen. Bij dat overleg was namens de wederpartij van klager verweerder sub 1 aanwezig. Klager heeft tegen de aanwezigheid van verweerder sub 1 bij dat overleg destijds geen bezwaar gemaakt.

3.3 Bij de afwikkeling van de gemaakte afspraken is opnieuw een conflict ontstaan tussen (de vennootschappen) van klager en de cliënte van het kantoor van verweerders. Verweerder sub 1 heeft zich teruggetrokken uit deze zaak op 23 januari 2008. Hij heeft de zaak toen overgedragen aan zijn kantoorgenoot, verweerder sub 2. In februari 2008 is onder (de vennootschappen van) klager conservatoir beslag gelegd, waarbij verweerder sub 2 optrad voor klagers wederpartij. Nadien hebben partijen opnieuw getracht tot een regeling te komen. In september 2009 is opnieuw beslag gelegd, ook onder klager in privé. De wederpartij van klager werd bij dat beslag vertegenwoordigd door een ander kantoor dan dat van verweerders. In november 2009 heeft ook verweerder sub 2 zich teruggetrokken uit deze zaak.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De raad stelt voorop dat niet is komen vast te staan dat verweerders dan wel het kantoor van verweerders eerder zijn opgetreden voor klaagster. Het optreden van verweerder sub 1 betrof -  voor zover de raad heeft kunnen vaststellen – immers enkel een kwestie van klager in privé. De klacht van klaagster is dan ook niet ontvankelijk.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht van klager tegen verweerder sub 1 stelt de raad voorop dat vaststaat dat verweerder de belangen van klager heeft behartigd in een kwestie tegen de Fortis Bank. Bij de beantwoording van de vraag of het verweerder sub 1 desondanks vrijstond om op te treden tegen klager acht de raad van belang dat klager, na aanvankelijk te hebben geprotesteerd tegen het optreden van verweerder sub 1, in feite dat bezwaar heeft laten varen door nadien met bijstand van een andere advocaat in overleg te treden met verweerder sub 1.

4.3 Voorts acht de raad van belang dat partijen in de betreffende periode enkel overleg hebben gevoerd over het bereiken van een regeling in der minne en verweerder sub 1 niet in rechte is opgetreden tegen klager. Op basis van de bij de raad bekende stukken kan niet worden vastgesteld of en in hoeverre verweerder sub 1 beschikte over vertrouwelijke informatie van klager die hij in de kwestie tegen klager heeft gebruikt dan wel kon gebruiken.

4.4 Gelet op de hierboven geschetste omstandigheden meent de raad dat verweerder sub 1 de normen van het tuchtrecht niet heeft overtreden door namens zijn cliënte in overleg te treden met klager en diens advocaat. De klacht tegen verweerder sub 1 is derhalve ongegrond.

4.5 Bij de beoordeling van de klacht tegen verweerder sub 2 acht de raad van belang dat hij – nadat hij de zaak had overgenomen van verweerder sub 2 – vrijwel direct  in rechte is opgetreden tegen (de vennootschappen van) klager. Na die beslaglegging heeft klager zijn bezwaren tegen het optreden van verweerder sub 2 opnieuw kenbaar gemaakt en daarbij aangevoerd dat het kantoor van verweerders zou beschikken over vertrouwelijke informatie die in het kader van de beslaglegging gebruikt zou zijn. Hoewel verweerders hebben aangevoerd dat dit niet het geval is geweest, meent de raad dat verweerder sub 2, anders dan verweerder sub 1, niet uit de gedragingen van klager heeft kunnen afleiden dat deze instemde met diens optreden namens klager’s  wederpartij.

4.6 Dat klemt temeer, nu klager bij het optreden van verweerder sub 2 kennelijk de indruk had dat daarbij gebruik was gemaakt van informatie die eerder door hem aan het kantoor van verweerders was toevertrouwd. Klager heeft dat toen ook kenbaar gemaakt. Daarbij acht de raad van belang dat door verweerders niet is weersproken dat het kantoor van verweerders eerder ook betrokken geweest was bij een financiële herschikking van de vennootschappen van klager, en dat verweerder sub 1 daarbij betrokken is geweest. Hoewel de raad, zoals gezegd, niet kan vaststellen of en in welke mate het verweerders beschikten over vertrouwelijke informatie en evenmin of verweerders daarvan gebruik hebben gemaakt bij het optreden tegen klager, is de raad van oordeel dat het onder deze omstandigheden – gelet op het bepaalde in regel 7 van de Gedragsregels 1992 - op de weg van verweerder sub 2 gelegen had zich uit de zaak terug te trekken. De klacht tegen verweerder sub 2 is derhalve gegrond.

5. Maatregel

De raad zal verweerder sub 2 de maatregel van enkele waarschuwing opleggen. De raad overweegt daarbij enerzijds dat de handelwijze van verweerder sub 2 onbehoorlijk is. Anderzijds overweegt de raad dat klager kan worden verweten dat hij verweerder sub 2 tegenstrijdige signalen heeft afgegeven, zodat het voor verweerder sub 2 mogelijk onduidelijk is geweest of klager nu wel of niet instemde met het optreden van verweerder sub 2 voor klagers wederpartij.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht

- verklaart de klacht jegens verweerder sub 1 ongegrond

- verklaart de klacht jegens verweerder sub 2 gegrond

- legt aan verweerder sub 2 de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2010 door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. H. Dulack, S.M. Gaasbeek-Wielinga, B.E. van der Molen, S. Wieberdink, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is op 17 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- klaagster

- verweerder sub 1

- verweerder sub 2

- de deken in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegronde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- klaagster

- verweerder sub 1

- de deken in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegronde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder sub 2

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607