ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0917 Raad van Discipline Amsterdam 10-053A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0917
Datum uitspraak: 25-08-2010
Datum publicatie: 26-08-2010
Zaaknummer(s): 10-053A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het gebruik maken van een mobiele telefoon (bellen, dan wel sms-en) tijdens een zitting is ongewenst, zeker tijdens het voorlezen van de verklaring van de nabestaanden van het overleden slachtoffer in de strafzaak. Grens van het tuchtrechtelijk laakbare echter niet overschreden. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 augustus 2010

in de zaak 10-053A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 februari 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

Verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 11 februari 2010, door de raad ontvangen op 12 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 22 juni 2010 in aanwezigheid van partijen, waarbij verweerster ter zitting werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. M. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 13 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 11 februari 2010 genoemde inventarislijst.

2. Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a. geen respect jegens klager heeft getoond, door tijdens de slachtofferverklaring van klager als nabestaande van het slachtoffer bij het hof met haar mobiele telefoon in de weer te zijn en aldus min of meer ostentatief geen acht te slaan op de toelichting van klager; en

b. na de zitting geen excuses voor haar houding heeft aangeboden, terwijl klager had begrepen dat zij deze zou aanbieden. 

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. De 16-jarige zoon van klager is in zijn hals gestoken met een snoeischaar. Vervolgens is er over hem heengereden. De zoon is aan de gevolgen overleden. In de strafzaak in hoger beroep heeft klager op de zitting als nabestaande een slachtofferverklaring afgelegd. Verweerster, die haar kantoorgenoot mr. M. verving, trad namens de verdachte op.

3.3. Gedurende de toelichting van klager heeft verweerster meerdere malen (in ieder geval tweemaal) met haar mobiele telefoon een sms bericht verzonden.

3.4. Van een journalist heeft verweerster na afloop van de zitting vernomen dat klager haar houding als respectloos had ervaren. Verweerster heeft klager niet haar excuses aangeboden, ook niet na een aanbeveling hiertoe van de deken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. De raad is van oordeel dat het gebruik maken van een mobiele telefoon (bellen, dan wel sms-en) tijdens een zitting ongewenst is, zeker in een zaak als de onderhavige, in welke zaak gevoelige onderwerpen aan de orde waren. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster er beter aan had gedaan tijdens de zitting geen sms berichten te verzenden. De omstandigheid dat de kantoorgenoot van verweerster, mr. M., verweerster expliciet had verzocht een bepaalde uitslag aan hem te sms-en, maakt dit niet anders nu het in deze klachtzaak gaat om het handelen van verweerster. Verweerster heeft als advocaat haar eigen verantwoordelijkheid. Zij had schorsing kunnen vragen om de betreffende informatie aan mr. M. te sms-en/telefonisch door te geven. Echter niet ieder ongewenst gedrag van een advocaat is tuchtrechtelijk laakbaar en naar het oordeel van de raad heeft verweerster de grens van de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid niet overschreden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.3. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. Voorzover klager bij de klacht heeft betrokken dat verweerster tegen een journalist zou hebben gezegd dat zij haar excuses aan klager zou aanbieden, terwijl deze excuses uitbleven, geldt dat verweerster betwist dat zij dit tegen de journalist heeft gezegd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerster gezegd heeft wat klager stelt, is dit klachtonderdeel ongegrond. 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus  2010.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.