ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0916 Raad van Discipline Amsterdam 10-036H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0916
Datum uitspraak: 25-08-2010
Datum publicatie: 26-08-2010
Zaaknummer(s): 10-036H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft als advocaat van de ex-echtgenote van klager een echtscheidingsconvenant opgesteld. Klager werd op dat moment niet meer door een (eigen) advocaat bijgestaan. Verweerster hoefde bij het opstellen van het convenant niet de belangen van klager te behartigen. Het was echter wel beter geweest als verweerster destijds klager had geadviseerd om het concept-convenant ter beoordeling aan zijn voormalige advocaat voor te leggen, dan wel dat verweerster aan klager had voorgesteld nog 'een nachtje erover te slapen' alvorens hij het convenant zou onderteken. Immers, met name in echtscheidings- en alimentatiekwesties moet de advocaat ook oog hebben voor de nadelige gevolgen die convenanten kunnen meebrengen voor de wederpartij. Klacht gegrond. Op grond van omstandigheden geen maatregel opgelegd.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 25 augustus 2010

in de zaak 10-036H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 26 januari 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

Verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 25 januari 2010, door de raad ontvangen op 26 januari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 22 juni 2010 in aanwezigheid van partijen, waarbij klager ter zitting werd bijgestaan door zijn advocaat mr. Z. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van: 

(i) de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 43 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 25 januari 2010 genoemde inventarislijst;

(ii) de brief van mr. Z aan de raad d.d. 18 juni 2010, bij welke brief zijdens klager twaalf extra producties zijn overgelegd.

2. Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door - vanaf maart 2006 - onvoldoende de belangen van klager te behartigen bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant tussen klager en zijn ex-echtgenote.

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. In de echtscheidingsprocedure jegens zijn (ex-)echtgenote werd klager in 2005 tot (in ieder geval) maart 2006 bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Verweerster stond de ex-echtgenote van klager bij.

3.3. Medio maart 2006 heeft klager mr. R verzocht haar werkzaamheden te beëindigen. Mr. R heeft in haar afsluitende brief aan klager van 15 maart 2006 klager in overweging gegeven het door verweerster op te stellen concept-convenant aan haar ter beoordeling voor te leggen. Partijen hebben in een gesprek met hun dochter en schoonzoon overeenstemming bereikt over de alimentatie en boedelverdeling. Klager heeft daarna de vastlegging van de gevolgen van de echtscheiding in de vorm van een echtscheidingsconvenant overgelaten aan verweerster. Verweerster heeft het (concept van het) echtscheidingsconvenant voor het eerst per e-mail d.d. 8 april 2006 aan klager en zijn ex-echtgenote voorgelegd. Het convenant is door klager en zijn ex-echtgenote op 10 mei 2006 met verweerster besproken, waarna het inclusief besproken wijzigingen direct in definitieve vorm is opgemaakt en door partijen is ondertekend. Zoals door verweerster met partijen besproken, is in het convenant met betrekking tot de alimentatie een beding van niet-wijziging opgenomen. Klager heeft vervolgens ermee ingestemd dat verweerster ter bespoediging van de echtscheidingsprocedure namens klager en zijn ex-echtgenote bij de rechtbank een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding indiende.

3.4. In 2007 heeft klager de rechtbank verzocht de alimentatie te wijzigen, in welk verzoek de rechtbank hem bij beslissing van 29 januari 2008 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Klagers ex-echtgenote werd in die zaak bijgestaan door verweerster. In 2009 heeft klager vernietiging van het convenant gevorderd op grond van bedrog/ misbruik van omstandigheden subsidiair op grond van dwaling. Bij vonnis van 30 september 2009 is klagers vordering door de rechtbank afgewezen.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Door de raad dient eerst ambtshalve te worden vastgesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht gezien het tijdsverloop tussen het optreden van verweerster en het indienen van de onderhavige klacht. In tegenstelling tot zijn eerdere verklaring in de rechtbank procedure (in welke verklaring klager mededeelde reeds in december 2005 een eerste concept-echtscheidingsconvenant te hebben ontvangen), heeft klager ter zitting van de raad verklaard dat hij (pas) in maart 2006 het eerste concept-convenant van verweerster heeft ontvangen. In verband met de mededeling van klagers vroegere advocaat mr. R dat ten tijde van haar bemoeiingen nog geen concept-convenant bestond en verweersters mededeling ter zitting van de raad dat zij het eerste concept-convenant op 8 april 2006 aan klager (per e-mail) heeft gezonden, gaat de raad er dan ook van uit dat klager (pas) op 8 april 2006 een eerste concept-convenant heeft ontvangen. Klager heeft zijn klacht jegens verweerster ingediend op 25 februari 2009. Met betrekking tot de ontvankelijkheid moeten van geval tot geval twee belangen worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst en anderzijds het belang dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Klager heeft aangevoerd dat de nadelige gevolgen van verweersters optreden pas in de loop der tijd tot hem zijn doorgedrongen. Wat daarvan ook zij, klager heeft weliswaar lang gewacht met het indienen van zijn klacht, maar in de gegeven omstandigheden leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid.

4.2. Door de raad dient vervolgens te worden vastgesteld in welke hoedanigheid verweerster haar werkzaamheden ten aanzien van het opstellen van het echtscheidingsconvenant heeft uitgevoerd. Verweerster was vanaf het begin advocaat van de ex-echtgenote van klager. Klager had zijn eigen advocaat. Nu de raad geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan de hoedanigheid van verweerster per maart 2006 zou zijn veranderd, gaat de raad ervan uit dat verweerster ook na maart 2006 advocaat van (enkel) de ex-echtgenote van klager is gebleven. Niet kan immers worden aangenomen dat verweerster zonder uitdrukkelijke afspraak en/of schriftelijke vastlegging ook advocaat van klager of scheidingsbemiddelaar is geworden. Klager moet zich dit hebben gerealiseerd, nu hij ter zitting van de raad heeft verklaard enkel op grond van zijn gevoel te hebben geconcludeerd dat verweerster vanaf maart 2006 ook voor hem optrad. Bovendien heeft klager ter zitting bevestigd dat hij (ook na maart 2006) nooit een declaratie van verweerster heeft ontvangen, laat staan heeft betaald. Verweerster heeft derhalve als advocaat van de ex-echtgenote van klager het echtscheidingsconvenant opgesteld.

4.3. De volgende vraag die aan de orde is, is de vraag of verweerster vanaf medio maart 2006 voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant, ondanks het feit dat zij als advocaat van de ex-echtgenote van klager - en dus niet als advocaat van klager - optrad. Naar het oordeel van de raad hoefde verweerster ten tijde van het opstellen van het convenant en de ondertekening ervan, niet de belangen van klager te behartigen, maar had zij als advocaat, zoals steeds met name in echtscheidings- en alimentatiekwesties, ook oog moeten hebben voor de nadelige gevolgen die convenanten kunnen meebrengen voor de wederpartij. Gezien de verstrekkende consequenties die een beding van niet-wijziging voor klager zou kunnen hebben, is de raad van oordeel dat verweerster klager enige tijd voor reflectie of raadpleging van mr. R had moeten geven in plaats van het direct aanpassen en laten ondertekenen van het convenant. Het feit dat klager wilde dat de echtscheiding snel tot stand kwam had verweerster hiervan niet moeten weerhouden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de grens van het tuchtrechtelijk laakbare overschreden, zodat de klacht gegrond is.

5. Maatregel

5.1. Gezien het feit dat verweerster juist op verlangen van klager de echtscheidingsprocedure snel heeft afgewikkeld - klager heeft ter zitting van de raad expliciet bevestigd dat hij belang had bij een snelle afwikkeling van de echtscheiding -, is de raad van oordeel dat verweerster zich weliswaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen, doch dat het opleggen van een maatregel achterwege kan blijven.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. A. de Groot, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2010.

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.