ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0880 Raad van Discipline Amsterdam 10-196A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0880
Datum uitspraak: 02-08-2010
Datum publicatie: 02-08-2010
Zaaknummer(s): 10-196A
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Het betreft een verzoek op grond van artikel 60c lid 1 Advocatenwet. Nadat verweerster een half jaar geschorst is geweest en weer als advocaat aan de slag ging, is zij vier keer van kantooradres veranderd. Zij reageerde niet op brieven van de deken en mede-advocaten gaven aan haar niet te kunnen bereiken op het laatst opgegeven kantooradres. Verweerster heeft mededeling gedaan van haar vertrek naar Suriname medio 2008. De deken acht een onderzoek naar de praktijk van verweerster noodzakelijk en verzoekt de voorzitter van de raad daartoe een rapporteur te benoemen. Het verzoek wordt toegewezen.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 augustus 2010

in de zaak 10-196A

_________________________

De voorzitter van de raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzoek van:

De heer mr.

Deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

v e r z o e k e r

tegen

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 3 juni 2010, door de raad ontvangen op 4 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam een verzoek als bedoeld in artikel 60c lid 1 Advocatenwet ingediend ten aanzien van verweerster.

1.2. Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 13 juli 2010 ten overstaan van mr. D.J. Markx als voorzitter met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier en in aanwezigheid van  de deken Amsterdam. Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De voorzitter van de raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de voorzitter van de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 17, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Gronden van het verzoek

2.1 Ter toelichting op zijn verzoek heeft de deken gesteld aanwijzingen te hebben dat verweerster haar praktijk niet naar behoren uitoefent, althans dat zij onbereikbaar is. Die aanwijzingen bestaan uit de volgende feiten en omstandigheden:

- in het verleden is verweerster op grond van 60b Advocatenwet geschorst door de raad van discipline;

- na opheffing van de schorsing (medio 2004) heeft verweerster in een periode van vier jaar op vijf verschillende adressen kantoor gehouden;

- op een verzoek van de deken in juni 2008 om te komen praten over haar praktijkvoering is door verweerster niet gereageerd;

- verweerster reageert niet consequent op zakelijke post, zo blijkt uit een mededeling van een collega advocaat die haar in juli 2009 in verband met wijziging van een toevoeging een brief stuurde die onbeantwoord bleef;

- verweerster heeft niet gerageerd op een verzoek van de deken in augustus 2009 om aan te geven hoe haar praktijkwaarneming is geregeld tijdens een lange periode van afwezigheid;

- verweerster heeft tot op heden, ondanks herinnering geen opgave gedaan op grond van de centrale controle verordeningen over het jaar 2009;

- verweerster heeft de factuur van 9 december 2009 terzake van de hoofdelijke omslag voor het ordejaar 2009-2010 nog niet voldaan;

- recent is gebleken dat verweerster de landelijk deken heeft bericht dat zij medio 2008 is vertrokken naar Suriname.  

2.2 Aldus is volgens de deken de situatie ontstaan dat onvoldoende gewaarborgd is dat de praktijk van verweerster naar behoren functioneert. Dit houdt tevens in dat er aanwijzingen zijn in de zin van art. 60c Advocatenwet. Bovengenoemde feiten en omstandigheden zijn voor de deken aanleiding de voorzitter te verzoeken het in artikel 60c Advocatenwet bedoelde onderzoek te gelasten, en een rapporteur aan te wijzen die hiernaar nader onderzoek zou moeten doen, opdat kan worden vastgesteld of het vermoeden van de deken terecht is.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzoek kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerster is eerder met toepassing van artikel 60b Advocatenwet bij beslissing van 26 mei 2003 geschorst door de raad van discipline. Deze schorsing is op 5 juli 2004 opgeheven. Verweerster ging per datum van de opheffing van de schorsing een tijdelijk dienstverband aan met een ervaren advocaat voor de duur van een half jaar. Na vier maanden werd deze samenwerking beëindigd.  Verweerster vestigde zich vervolgens zelfstandig als advocaat in Amsterdam. Daarnaast had zij een parttime dienstverband bij Humanitas als schuldhulpverlener. Vervolgens heeft verweerster haar praktijk per 1 oktober 2006 en daarna per 1 mei 2007 verplaatst naar een ander adres. Begin juni 2008 deelde verweerster aan het bureau van de orde mede dat zij met ingang van 15 juni 2008 wederom een nieuw kantooradres had. De deken heeft verweerster naar aanleiding van deze vierde verhuizing uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek over haar praktijkvoering. Op die uitnodiging heeft verweerster niet gereageerd.

3.2 In juli 2009 heeft de deken bericht ontvangen dat een advocaat die in verband met wijziging van een toevoeging contact zocht met verweerster op het op dat moment bekende adres te horen kreeg dat verweerster daar niet meer werkzaam zou zijn. De deken heeft hierover contact opgenomen met verweerster en telefonisch gaf zij een langdurige afwezigheid wegens vakantie als reden op. De informatie die de deken vervolgens per brief aan  verweerster vroeg over haar praktijkwaarneming gedurende die afwezigheid heeft de deken nooit ontvangen.

3.3 Verweerster heeft over het jaar 2009 nog niet voldaan aan het herhaalde verzoek van de secretaris van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten om opgave voor de centrale controle verordeningen te doen. De hoofdelijke omslag over het ordejaar 2009/2010 heeft verweerster nog niet voldaan. De factuur dateerde van 9 december 2009.

3.4 Op 10 mei 2010 heeft de deken een kopie van de brief van verweerster aan de landelijke deken ontvangen. Deze brief was per fax verzonden vanaf een dienstencentrum in Suriname. In deze brief suggereert verweerster dat zij medio 2009 aan de deken zou hebben medegedeeld dat zij op 16 juni 2008 naar Suriname is vertrokken. De deken heeft deze mededeling destijds nooit ontvangen.

3.5 Voor zover bekend verblijft verweerster thans in Suriname. Het is niet duidelijk of zij daar  praktijk voert en of haar Nederlandse praktijk wordt waargenomen c.q. nog bestaat. Wel is bekend dat zij het openbaar ministerie in Suriname en de politie aldaar heeft verzocht vermeende strafbare feiten die al dan niet in het verleden jegens haar zijn gepleegd te onderzoeken.

4. Beoordeling van het verzoek

4.1 Vaststaat dat verweerster onbereikbaar is voor de deken en het bureau van de Amsterdamse Orde. Ze is op haar kantooradres onbereikbaar en brieven van de deken blijven onbeantwoord. Eveneens is komen vast te staan dat verweerster niet op behoorlijke wijze reageert op verzoeken van de deken om inlichtingen, zowel ten aanzien van de wijze waarop zij haar praktijk uitoefent  en laat waarnemen als ten aanzien van de naleving van de centrale controle verordeningen.

4.2 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat er voldoende aanleiding is om er aan te twijfelen of  de praktijk van verweerster wel naar behoren wordt uitgeoefend. Daarmee is tevens gegeven dat er aanwijzingen zijn dat verweerster blijk geeft haar praktijk niet behoorlijk uit te kunnen oefenen. Het verzoek van de deken tot nader onderzoek en aanwijzing van een rapporteur ligt mitsdien voor toewijzing gereed. De raad acht het gewenst dat de rapporteur eventueel noodzakelijke beslissingen kan nemen in of met betrekking tot dossiers van verweerster, als ware hij zelf de behandelend advocaat.

BESLISSING:

De voorzitter van de raad van discipline:

1. wijst het verzoek van de deken toe;

2. benoemt mr. J.P.M. Seegers, advocaat te Amsterdam, tot rapporteur;

3. bepaalt dat de rapporteur zich binnen acht weken na dagtekening van deze beslissing   een oordeel vormt over de sub 4.1 tot en met 4.2 genoemde punten en zich voorts in het algemeen een oordeel vormt over de vraag of verweerster al dan niet in staat moet worden geacht haar praktijk behoorlijk uit te oefenen, waarbij ook de financiële aspecten betrokken dienen te worden;

4. bepaalt dat de rapporteur ten behoeve van zijn onderzoek de beschikking krijgt over het dossier zoals dat aan de voorzitter ter beschikking is gesteld;

5. draagt verweerster op de rapporteur alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en de rapporteur inzage te verschaffen in dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, betrekking hebbend op de praktijk van verweerster;

6. machtigt de rapporteur om, zo nodig met behulp van de sterke arm, zich inzage te verschaffen in de onder 5 genoemde gegevensdragers;

7. machtigt de rapporteur om alle door hem noodzakelijk geachte beslissingen te nemen betrekking hebbend op de dossiers en/of praktijk van verweerster;

8. bepaalt dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste EUR 200,- exclusief 19% BTW per uur, met een maximumbedrag van EUR 3.000,- exclusief BTW;

9. draagt verweerster op de voet van artikel 60d, lid 2 Advocatenwet op om het onder sub 8 genoemde maximumbedrag te storten op een door de rapporteur aan te wijzen rekening.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter van de raad, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 2 augustus 2010.

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• verweerster

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

Tegen deze beslissing kan verzet worden gedaan bij de raad van discipline door:

• verweerster

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

Het verzet schorst niet de werking van deze beslissing

Het verzet moet binnen een termijn van 14 dagen na verzending van de beslissing worden gedaan door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en dat van een motivering is voorzien. De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift dus in het bezit zijn van de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijze worden ingediend:

a. Per post

Het postadres van de griffier van de raad van discipline: Postbus 75475, 1070 AG Amsterdam.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Jachthavenweg 121, 1081 KM Amsterdam

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 020 -795 42 75. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.

d. Telefonische informatie

 020 – 6789 275.