ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0844 Raad van Discipline Amsterdam 09-331U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0844
Datum uitspraak: 22-06-2010
Datum publicatie: 08-07-2010
Zaaknummer(s): 09-331U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet zou hebben gewezen op de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand, dat hij te langzaam zou hebben gereageerd en voorts dat de kwaliteit van zijn dienstverlening tekort zou zijn geschoten. Hoewel de raad van oordeel is dat verweerder tekort is geschoten door niet zelfstandig te onderzoeken of klaagster voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, is naar het oordeel van de raad van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake. Bij dat oordeel betreft de raad de omstandigheid dat de tekortkoming is herseld door terugbetaling van de door klaagster betaalde kosten van rechtsbijstand. De overige kwaliteitsklachten zijn eveneens ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 22 juni 2010

in de zaak 09-331U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 14 december 2009 binnengekomen klacht van:

Mevrouw mr.

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 december 2009, bij de raad binnengekomen op 14 december 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 19 april 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 11 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) klaagster niet gewezen zou hebben op de mogelijkheden van gefinancierde

rechtsbijstand;

b) geen duidelijk plan van aanpak zou hebben opgesteld;

c) zo maar zou zijn gestopt met het verlenen van rechtsbijstand en geen procedure wilde

voeren tegen de wederpartij van klaagster;

d) te langzaam zou hebben gereageerd;

e) kosten zou hebben laten ontstaan, omdat een andere advocaat dezelfde zaak opnieuw

moest voorbereiden.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 In verband met een geschil met haar aannemer heeft klaagster verweerder om rechtsbijstand verzocht. Op 17 december 2007 heeft een eerste telefoongesprek plaatsgevonden, welk telefoongesprek door verweerder schriftelijk is bevestigd bij brief van 18 december 2007.

3.2 Verweerder heeft klaagster op betalende basis bijgestaan. Verweerder heeft klaagster afgeraden om een procedure te beginnen. Vervolgens heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend. De opvolgende advocaat heeft voor klaagster gefinancierde rechtsbijstand aangevraagd, welke aanvraag tot toekenning van een toevoeging heeft geleid.

3.3 Na indiening van de onderhavige klacht heeft de waarnemend deken partijen uitgenodigd voor een bespreking, welke bespreking heeft plaatsgevonden op 17 september 2009. Naar aanleiding van deze bespreking heeft het kantoor van verweerder de door klaagster betaalde kosten van rechtsbijstand vergoed onder aftrek van de in het geval van een toevoeging verschuldigde eigen bijdrage.

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1 Voorop staat dat een advocaat bij het aanvaarden van een opdracht de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en tevens dient te onderzoeken of de cliënt in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand, behoudens indien een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp.

4.2 Uit de opdrachtbevestiging van 18 december 2007 blijkt dat verweerder heeft aangenomen dat klaagster niet voor door de overheid gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam en dat verweerder klaagster overigens heeft doorverwezen naar de website van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder heeft derhalve niet zelfstandig onderzocht of klaagster voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam noch is gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder er vanuit mocht gaan dat klaagster niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam. In zoverre is verweerder naar het oordeel van de raad tekortgeschoten. Nu deze tekortkoming is hersteld door terugbetaling van de door klaagster betaalde kosten van rechtsbijstand is naar het oordeel van de raad echter geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdelen b en c

4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijk behandeling. Met deze klachtonderdelen stelt klaagster de kwaliteit van dienstverlening van verweerder ter discussie. Zo zou verweerder geen duidelijk plan van aanpak hebben opgesteld, zou hij zomaar zijn gestopt met het verlenen van rechtsbijstand en zou hij hebben geweigerd om een procedure te voeren. Dit valt niet af te leiden uit de stukken, voorts heeft verweerder deze verwijten ter zitting voldoende gemotiveerd betwist, zodat deze onvoldoende zijn komen vast te staan. De klachtonderdelen zijn mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel d

4.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij te langzaam zou hebben gereageerd. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de behandeling wellicht iets langer heeft geduurd dan nodig was. Uit de stukken blijkt dat hij klaagster daarvoor reeds zijn excuses heeft aangeboden. Van benadeling aan de zijde van klaagster is voorts niet gebleken, zodat verweerder zich naar het oordeel van de raad niet schuldig heeft gemaakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel e

4.5 Klaagster verwijt verweerder dat hij extra kosten heeft laten ontstaan omdat verweerder niet wilde procederen en een andere advocaat dientengevolge dezelfde zaak opnieuw moest voorbereiden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten eerste is verweerder niet verplicht om een procedure te starten die hij kansloos acht. Voorts heeft verweerder ter zitting onweersproken gesteld dat hij klaagster heeft uitgelegd waarom hij niet wilde procederen. Ten slotte is uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen gebleken dat de opvolgend advocaat klaagster bijstaat op basis van gefinancierde rechtsbijstand, terwijl de door haar aan het kantoor van verweerder betaalde kosten zijn vergoed. Met uitzondering van de eigen bijdrage zijn derhalve geen extra kosten ontstaan.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen a t/m e ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M.A. Le Belle,

B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, M.J.GH. Verviers, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 22 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC

Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan

uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

076 – 548 4607.