ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0751 Raad van Discipline Amsterdam 09-338A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0751
Datum uitspraak: 22-06-2010
Datum publicatie: 22-06-2010
Zaaknummer(s): 09-338A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een klacht tussen twee advocaten. Klager klaagt erover dat verweerder hem bedreigend te woord zou hebben gestaan en dat hij in een telefoongesprek zou hebben gezegd in zijn auto te stappen om naar klager toe te komen. De raad kan slechts vaststellen dat tijdens het bewuste telefoongesprek over en weer oncollegiaal is gesproken. Voor zover getwijfeld zou kunnen worden over een geuit dreigement dan is dit in elk geval weggenomen door het feit dat verweerder alle onduidelijkheid daarover heeft weggenomen door direct schriftelijk te antwoorden op de fax van klager aansluitend op het telefoongesprek. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 22 juni 2010

in de zaak 09-338A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 15 december 2009, door de raad ontvangen op 16 december 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 21 april 2010. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klager als verweerder zijn verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 12, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door klager op een manier te woord te staan die hij als persoonlijk bedreigend heeft ervaren door in een telefoongesprek boos te worden, zijn stem te verheffen en te zeggen dat hij in staat was in zijn auto te stappen om naar Rotterdam te komen, met de vraag of klager kantoor aan huis had en daarna direct de verbinding te verbreken.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 De cliënten van klager en verweerder hebben een zakelijk geschil sinds medio 2007. De cliënte van verweerder is een notaris te Amsterdam en de cliënte van klager is een investeringsmaatschappij die op een veiling, gehouden ten overstaan van de cliënte van verweerder, een aantal appartementsrechten heeft gekocht. Nadien is tussen de cliënten van klager en verweerder een geschil ontstaan, waarover klager en verweerder een aantal keer schriftelijk, telefonisch en per e-mail contact hebben gehad. In deze zakelijke contacten zijn over en weer irritaties ontstaan.

3.2 Op 4 augustus 2009 hebben klager en verweerder telefonisch met elkaar gesproken. Partijen hebben een verschillende lezing over hetgeen in het telefoongesprek is uitgewisseld. Klager voelde zich bedreigd door uitingen van verweerder. Verweerder op zijn beurt ontkent zich bedreigend jegens klager te hebben uitgelaten.

3.3 Klager heeft verweerder op 4 augustus 2009 om 13.58 uur een fax gestuurd, waarin hij heeft bevestigd wat volgens hem tijdens het telefoongesprek door verweerder is gezegd. Daarop heeft verweerder klager om 14.59 uur een e-mail gestuurd, waarin hij – onder andere - de gestelde bedreigingen jegens klager heeft ontkend.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Voor invulling van de hierboven geschetste maatstaf is van belang wat precies tussen klager en verweerder is uitgewisseld tijdens het telefoongesprek op 4 augustus 2009.

4.3 Naar aanleiding van de verklaringen ter zitting van klager en verweerder kan slechts worden vastgesteld dat tijdens het bewuste telefoongesprek over en weer oncollegiaal is gesproken. Niet is komen vast te staan dat verweerder klager heeft bedreigd. Voor zover hierover al twijfel zou kunnen bestaan dan is deze weggenomen door de mail die verweerder in antwoord op de fax van klager (beiden van 4 augustus 2009) heeft gestuurd. De raad verklaart de klacht van klager daarom ongegrond.

BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart de klacht van klager ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2010 door mrs. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark. M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

Voorzitter Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 22 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607.