ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0668 Raad van Discipline Amsterdam 09-299A 09-300A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0668
Datum uitspraak: 07-06-2010
Datum publicatie: 08-06-2010
Zaaknummer(s):
  • 09-299A
  • 09-300A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Van een advocaat kan worden verlangd dat hij, indien hij als advocaat van gedaagde optreedt en reeds voorafgaand aan een kort geding weet niet ter zitting te zullen verschijnen, de wederpartij hiervan voorafgaand aan de zitting op de hoogte stelt. Doet hij dat niet, dan handelt hij klachtwaardig. Deze advocaat handelt bovendien klachtwaardig indien hij vervolgens in strijd met de waarheid de voorzitter schrijft dat de informatie over het kort geding cliënt door een ongelukkige samenloop van omstandigheden niet heeft bereikt. De 09-299A is gegrond en waarschuwing. De 09-300A is ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 7 juni 2010

in de zaken 09-299A en 09-300A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 november 2009 binnengekomen klacht van:

klaagster

vertegenwoordigd door:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

Verweerder sub 1

en:

de heer mr.

Verweerder sub 2

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 12 november 2009, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 15 maart 2010 in aanwezigheid van verweerders. Klagers hebben bij brief van 10 maart 2010 (van de hand van klager) bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van:

a. de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen;

b. de brief van klager aan de raad d.d. 10 maart 2010.

2. Klacht

2.1. De klacht jegens beide verweerders houdt, zakelijk weergegeven, in dat (beide) verweerders in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a. welbewust hebben bewerkstelligd dat klagers vergeefs zijn verschenen voor de voorzieningenrechter met als uitsluitend doel de procedure te frustreren;

b. in hun brief aan de voorzieningenrechter d.d. 21 april 2009 het hebben doen voorkomen alsof sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en bovendien tegenover de rechter een onjuiste verklaring hebben afgelegd door te stellen: "… de informatie over het kort geding heeft cliënte vervolgens door een misverstand niet bereikt".

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Klaagster wordt door klager bijgestaan in een geschil met de besloten vennootschap Vivenda Magazine B.V. (hierna: Vivenda) over de nakoming van een betalingsverplichting. Vivenda wordt bijgestaan door verweerder sub 1. Verweerders zijn werkzaam bij hetzelfde kantoor.

3.3. Klager heeft bij faxbrief d.d. 20 maart 2009 Vivenda een kort geding aangekondigd en verhinderdata gevraagd. Op deze brief is geen reactie gekomen. Klager heeft op 2 april 2009 Vivenda laten dagvaarden tegen 20 april 2009. De kort geding dagvaarding is in gesloten envelop bij Vivenda afgeleverd, aangezien de deurwaarder aldaar niemand aantrof. Klager heeft op 8 april 2009 aan Vivenda een kopie gestuurd van zijn brief van die datum aan de voorzieningenrechter met producties.

3.4. De directeur van Vivenda heeft op 15 april 2009 telefonisch contact gezocht met (het kantoor van) verweerder sub 1. Aangezien verweerder sub 1 die week echter wegens familieomstandigheden niet op kantoor was, heeft verweerder sub 2 de directeur van Vivenda te woord gestaan. Laatstgenoemde heeft verweerder sub 2 laten weten dat hij een brief met producties had ontvangen voor een kort geding, terwijl hij nog geen dagvaarding had gezien. Na overleg met verweerder sub 1 en op verzoek van laatstgenoemde, heeft verweerder sub 2 diezelfde dag telefonisch contact opgenomen met klager en hem verzocht de dagvaarding per fax aan hem toe te sturen. Klager heeft de stukken per fax naar verweerder sub 2 gestuurd. Verweerder sub 1 heeft vervolgens van verweerder sub 2 via de e-mail de dagvaarding ontvangen, deze naar Vivenda doorgeleid en met haar besproken. Nadien hebben verweerder sub 1, noch verweerder sub 2 contact gehad met klaagster, dan wel klager.

3.5. Ter zitting van 20 april 2009 verscheen noch Vivenda noch haar raadsman. Tegen Vivenda werd verstek verleend. Klagers reisden dus vergeefs af naar Amsterdam.

3.6. Bij brief aan de Rechtbank Amsterdam d.d. 21 april 2009 heeft verweerder sub 1 het verstek tegen Vivenda gezuiverd. Deze brief bevat de volgende passages: "In verband met familieomstandigheden was ik zelf echter de hele vorige week niet op kantoor" en: "Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden heeft cliënte verstek laten gegaan bij het kort geding van gisteren (…). Mijn kantoorgenoot [verweerder sub 2] heeft kort telefonisch contact gehad met [klager], maar de informatie over het kort geding heeft cliënte vervolgens door een misverstand niet bereikt".

3.7. Bij faxbrief d.d. 23 april 2009 aan klager heeft verweerder sub 1 het volgende geschreven: "Ik begrijp overigens goed dat het voor u uiterst vervelend was dat u maandag tevergeefs - ervan uitgaande dat het verstek zal worden gezuiverd - naar de hoofdstad bent afgereisd. Ik bied u daarvoor mijn welgemeende excuses aan.".

4. Beoordeling van de klacht jegens verweerder sub 1

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. Van een advocaat kan worden verlangd dat hij, indien hij als advocaat van gedaagde optreedt en reeds voorafgaande aan een kort geding weet niet ter zitting te zullen verschijnen, hij de (advocaat van de) wederpartij hiervan voorafgaande aan de zitting op de hoogte stelt.

4.3. Ter zitting heeft verweerder sub 1 erkend dat hij en zijn cliënte voorafgaande aan het kort geding op de hoogte waren van de zitting en reeds toen hadden besloten niet te verschijnen. Eveneens heeft verweerder sub 1 ter zitting erkend dat hij klagers hieromtrent niet heeft ingelicht, nu de verhoudingen tussen hem en klager niet goed waren. Op grond van deze gang van zaken is de raad van oordeel dat verweerder sub 1 niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

4.4. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. In zijn brief aan de rechtbank d.d. 21 april 2009 heeft verweerder sub 1 geschreven dat zijn cliënte verstek heeft laten gaan "door een ongelukkige samenloop van omstandigheden". Bovendien heeft verweerder sub 1 geschreven dat "de informatie over het kort geding […] cliënte vervolgens door een misverstand niet [heeft] bereikt". Zoals hiervoor reeds is weergegeven, heeft verweerder sub 1 ter zitting erkend dat hij en zijn cliënte voorafgaand aan het kort geding wel degelijk op de hoogte waren van het feit dat een kort geding zou plaatsvinden. Verweerder sub 1 heeft aldus de voorzieningenrechter in strijd met de waarheid geïnformeerd. Verweerder sub 1 heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel b is gegrond.

5. Beoordeling van de klacht jegens verweerder sub 2

5.1. De raad zal beide klachtonderdelen hierna tezamen behandelen.

5.2. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is verklaard, is gebleken dat verweerder sub 2 - op het enkele telefoongesprek met klager van 15 april 2009 en het doorsturen van de dagvaarding aan verweerder sub 1 na - geen enkele bemoeienis heeft gehad met onderhavige zaak. Dit is ook niet door klagers betwist. Nu verweerder sub 2 in dat licht evenmin cliënte heeft geadviseerd omtrent het (niet) verschijnen ter zitting en evenmin enige bemoeienis heeft gehad met de aan de voorzieningenrechter geschreven brief d.d. 21 april 2009, zijn klachtonderdelen a en b ongegrond.

6. Maatregel ten aanzien van verweerder sub 1

6.1. De raad is van oordeel dat aan de gegrondverklaring van klachtonderdeel a geen tuchtmaatregel dient te worden gekoppeld, nu verweerder sub 1 ter zitting heeft kenbaar gemaakt in te zien (i) dat hij ter zake onjuist heeft gehandeld en (ii) dat de welwillendheid om klagers voorafgaand aan het kort geding te berichten dat hij en zijn cliënte niet zouden verschijnen, geenszins onverplicht was.

6.2. Ten aanzien van de gegrondverklaring van klachtonderdeel b acht de raad met inachtneming van alle omstandigheden van het geval het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

In de zaak 09-299A

- verklaart de onderdelen a en b van de klacht jegens verweerder sub 1 gegrond;

- legt aan verweerder sub 1 op de maatregel van enkele waarschuwing.

In de zaak 09-300A

- verklaart de onderdelen a en b van de klacht jegens verweerder sub 2 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J.M. van de Laar, mr. B.E. van der Molen, mr. M.W. Schüller en mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 7 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers, p/a klager

- verweerders

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder sub 1

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klagers

- verweerder sub 2

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.