ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0659 Raad van Discipline Amsterdam 09-290A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0659 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-06-2010 |
Datum publicatie: | 08-06-2010 |
Zaaknummer(s): | 09-290A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Vooropgesteld wordt dat een advocaat zich niet rechtstreeks tot de wederpartij wendt, indien hij weet wie de advocaat van de wederpartij is. Nu klaagster geenszins met stukken heeft aannemelijk gemaakt dat verweerder bekend was, dan wel kon zijn met het feit dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat, is de klacht ongegrond. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 7 juni 2010
in de zaak 09-290A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 20 oktober 2009 binnengekomen klacht van:
klaagster
tegen:
de heer mr.
Verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 15 oktober 2009, door de raad ontvangen op 20 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 15 maart 2010 in aanwezigheid van verweerder. Bij brief d.d. 11 maart 2010 heeft klaagster de raad bericht niet aanwezig te zullen zijn op de zitting. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 14 met bijlagen, alsmede van de brief van klaagster aan de raad d.d. 11 maart 2010.
2. Klacht
2.1. De klacht jegens verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. zich rechtstreeks tot klaagster heeft gewend, terwijl hem bekend was dat klaagster in de onderhavige kwestie werd bijgestaan door een advocaat;
b. zich niet actief heeft opgesteld - en dit bewust heeft nagelaten - de aan hem bekende advocaat te informeren op het moment dat het hem duidelijk was dat de correspondentie klaagster niet had bereikt;
c. tijdens de behandeling van het kort geding misbruik heeft gemaakt van een soortgelijke gedraging van zijn voorganger mr. G.
3. Feiten
3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2. Begin 2009 heeft Malex B.V. (hierna: Malex) zich met haar voormalige advocaat, mr. G, gewend tot verweerder met het verzoek haar bij te staan in een kwestie tegen klaagster. Het dossier bevatte een brief van mr. G aan klaagster.
3.3. Bij aangetekend schrijven van 23 juni 2009 (aan het vestigingsadres van klaagster) heeft verweerder zich formeel als advocaat van Malex bij klaagster gemeld. In dezelfde brief heeft verweerder klaagster verzocht haar verhinderdata door te geven voor een aan te spannen kort geding. Daarop heeft verweerder geen reactie van klaagster ontvangen. Bij aangetekend schrijven van 30 juni 2009 (wederom aan het vestigingsadres van klaagster) heeft verweerder klaagster medegedeeld dat de datum voor het kort geding was vastgesteld op 6 augustus 2009 om 13.30 uur. Op 9 juli 2009 werd de kort geding dagvaarding aan klaagster door de deurwaarder betekend.
3.4. Bij brief d.d. 22 juli 2009 (aan het vestigingsadres van Malex) heeft de advocaat van klaagster, mr. H, bij Malex onverkort aanspraak gemaakt op vergoeding van de schade welke klaagster als gevolg van het handelen van Malex heeft/zou hebben geleden. Malex heeft voormelde brief doorgestuurd aan verweerder.
3.5. Op maandag 3 augustus 2009 is verweerder teruggekeerd van vakantie en heeft hij producties - die namens Malex in het geding werden gebracht - per aangetekende brief aan klaagster verstuurd. Diezelfde dag heeft hij voormelde brief van mr. H d.d. 22 juli 2009 onder ogen gekregen. Op woensdagochtend 5 augustus 2009 heeft mr. H telefonisch contact met verweerder opgenomen en hem verzocht te bewilligen in een aanhouding van het kort geding. Eenzelfde verzoek heeft mr. H schriftelijk dezelfde dag aan de rechtbank doen uitgaan. Verweerder heeft hiertegen schriftelijk bezwaar gemaakt. Op verzoek van mr. H zijn op 5 augustus 2009 de producties behorende bij de kort geding dagvaarding zowel per fax als per e-mail aan mr. H verzonden. Op 6 augustus 2009 om 13.30 uur heeft het kort geding bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda gewoon plaatsgevonden.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. De raad zal de drie klachtonderdelen hierna gezamenlijk behandelen.
4.2. Vooropgesteld wordt dat een advocaat zich niet rechtstreeks tot de wederpartij wendt, indien hij weet dat de wederpartij wordt bijgestaan door een advocaat en de gegevens van voormelde advocaat bij hem bekend zijn. Mocht een advocaat zich echter desondanks toch rechtstreeks schriftelijk tot de wederpartij hebben gewend en het wordt de advocaat duidelijk dat voormelde correspondentie de wederpartij niet heeft bereikt, dan is er voor deze advocaat eens te meer reden zich vervolgens alsnog tot de advocaat van de wederpartij te wenden. Klaagster en verweerder nemen een tegenstrijdig standpunt in, meer in het bijzonder met betrekking tot de al dan niet bekendheid van verweerder met de advocaat van klaagster in 2009.
4.3. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is naar voren gebracht, kan volgens de raad niet worden vastgesteld dat verweerder bekend was, dan wel kon zijn met het feit dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Uit de stukken blijkt dat de wederpartij van klaagster zich met haar voormalige advocaat, mr. G, begin 2009 tot verweerder heeft gewend met het verzoek haar bij te staan in een kwestie tegen klaagster. Verweerder stelt - en dit is niet door klaagster betwist - dat mr. G bij de overdracht van het dossier geen melding heeft gemaakt van enige betrokkenheid van een advocaat van de zijde van klaagster. Dat mr. G niet op de hoogte was van enige inmenging van een advocaat aan de zijde van klaagster, wordt ook door mr. G bevestigd in zijn reactie in de klacht van klaagster tegen hem. Verweerder heeft in dat kader gesteld dat hij niet beschikt over stukken, waaruit zou volgen dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat, laat staan dat hij de gegevens over deze betreffende advocaat had.
4.4. In het licht van het voorgaande kan verweerder niet worden verweten zich rechtstreeks tot klaagster te hebben gewend. Evenmin had van verweerder mogen worden verwacht zich actief op te stellen terzake het informeren van de aan hem bekende advocaat toen de correspondentie ongeopend retour was gekomen, nu niet is komen vast te staan dat verweerder bekend was met het feit dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Nu naar het oordeel van de raad bovendien niet is komen vast te staan dat (i) mr. G bekend was met het feit dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat, dan wel dat (ii) mr. G bij de overdracht van het dossier verweerder heeft gewezen op het feit dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat, is ten slotte ook de klacht dat verweerder tijdens de behandeling van het kort geding misbruik heeft gemaakt van een soortgelijke gedraging van mr. G ongegrond. Klachtonderdelen a, b en c zijn ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. J.M. van de Laar, mr. B.E. van der Molen en mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 7 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.