ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0647 Raad van Discipline Amsterdam 09-305U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0647
Datum uitspraak: 19-05-2010
Datum publicatie: 28-05-2010
Zaaknummer(s): 09-305U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van cliënt over eigen advocaat: 1 -verweerder heeft excessief gedeclareerd, althans onvoldoende duidelijkheid geschapen over de financiële afhandeling van zijn dienstverlening. Er werd met verschillende advocaten gewerkt voor een 'gemiddeld uurtarief'. Gegrond. Excessief declareren is niet komen vast te staan. 2 - verweerder heeft klager geschreven dat hij deelneemt aan de klachtenregeling zoals deze wordt aanbevolen door de orde van advocaten. Verweerder is niet aangesloten bij Geschillencommissie Advocatuur. Niet  tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ongegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.    

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 mei 2010

in de zaak 09-305 U

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 november 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

k l a g e r  

tegen:

v e r w e e r d e r

1.             Verloop van de procedure

1.1         Bij brief van 10 november 2009, door de raad ontvangen op 13 november 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van 23 maart 2010 in het bijzijn van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.2         De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 12, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst, alsmede van een brief van 8 maart 2010 van verweerder aan de advocaat van klager, een brief van de advocaat van klager aan klager, eveneens van 8 maart 2010, en een brief van 16 maart 2010 van klager aan de raad.

2.             Klacht

2.1         De raad verstaat de klacht, na toelichting ter zitting, zo dat deze zakelijk weergegeven inhoudt dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

(a)  buitensporig hoge facturen aan klager heeft verzonden, althans onvoldoende duidelijkheid heeft geschapen over de financiële en andere voorwaarden van zijn dienstverlening;

(b)  werkzaamheden heeft overgelaten aan een belastingkundige advocaatstagiaire, dit in weerwil van de afspraak met klager dat hij de opdracht zoveel mogelijk persoonlijk zou uitvoeren;

(c)  in zijn opdrachtbevestiging heeft geschreven dat hij heeft gerefereerd aan deelname aan de klachtenregeling zoals deze wordt aanbevolen door de orde van advocaten, terwijl verweerder niet is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur.

3.            De feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1         In maart 2008 heeft klager zich gewend tot het kantoor van verweerder met het verzoek om assistentie in verband met de zogenaamde inkeerregeling. Bij brief van 18 maart 2008 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gezonden. Klager heeft deze opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend. De opdrachtbevestiging bevat ondermeer de volgende bepalingen:

2.3:

Ik zal de opdracht zoveel mogelijk persoonlijk uitvoeren maar kan mij daarbij door mijn kantoorgenoten en/of medewerk(st)ers laten assisteren.

3.1:

Met betrekking tot de kosten van mijn werkzaamheden bevestig ik u het volgende. Het honorarium bedraagt gemiddeld € 350,00 per uur, exclusief bureaukosten, belaste en onbelaste verschotten en omzetbelasting. Verschotten zijn de voor u door mij gedane uitgaven, zoals griffierecht, deurwaarderskosten, e.d. De bureaukosten (porti, telefoon, fax, internet, fotokopieën, e.d.) bedragen 6% van het geldende uurtarief.

Het tarief kan jaarlijks per 1 januari worden aangepast, waarvan u aan het begin van het nieuwe jaar bericht ontvangt. Voorts is het mogelijk dat u bij het einde van de zaak in geval van een positief resultaat bij wijze van nacalculatie een hoger tarief dan het hiervoor in 3.1 genoemde tarief wordt toegepast over alle verrichte werkzaamheden. Dit wordt, zoveel mogelijk, in overleg met u vooraf bepaald.

Artikel 5.1:

Het kantoor neemt deel aan de klachtenregeling zoals deze wordt aanbevolen door de Orde van Advocaten. De klachtenregeling ligt ter inzage op het kantoor en beschrijft de interne klachtprocedure. Het werkt voor u en mij het beste indien u uw klachten eerst aan mij kenbaar maakt.

3.2         Vervolgens is verweerder voor klager aan het werk gegaan en heeft hij hem maandelijks declaraties verzonden. Kort na inname van de zaak heeft verweerder zijn advocaatstagiaire tevens belastingkundige, ingeschakeld met het oog op het uitrekenen van de belastingheffing die te verwachten viel als klager gebruik zou maken van de inkeerregeling. Bij brief van 11 april 2008 heeft verweerder zijn werkzaamheden over de maand maart 2008 aan klager gedeclareerd met specificatie van de verrichte werkzaamheden. De specificatie vermeldt ook de uren en werkzaamheden van de stagiaire maar niet de gehanteerde uurtarieven; dit geldt ook voor de opvolgende declaraties van verweerder, die hij maandelijks aan klager verstuurde. Klager heeft de bedoelde declaratie, net als daaropvolgende declaraties, zonder commentaar voldaan.

3.3         De stagiaire van verweerder heeft ook rechtstreeks met klager gecorrespondeerd en besprekingen gevoerd.

3.4         Na afloop van de zaak heeft klager bij brief van 5 januari 2009 verlangd dat verweerder hem een korting zou verlenen over de werkzaamheden in maart 2008 omdat de stagiaire te voorbarig, althans ongevraagd, een berekening had gemaakt van de bij inkeer te verwachten belastingheffing. In die brief heeft klager geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat verweerder de stagiaire bij de behandeling van zijn dossier heeft ingeschakeld. In de genoemde brief heeft klager wel nog gesteld dat de declaratie over juni 2008 – waarbij in totaal 23,20 uren van de stagiaire in rekening zijn gebracht, onder meer voor een conceptbrief aan de inspecteur – buitensporig is geweest. Ten aanzien van de declaraties voor werkzaamheden in de maanden augustus en oktober 2008 heeft klager in zijn brief gesteld dat het verwerken van een door hem gesignaleerde onjuistheid in een concept niet tot declarabele werkzaamheden kan leiden. Verweerder heeft bij brief van 15 januari 2009 gereageerd. De klacht van klager over de hoogte van de declaratie over oktober 2008 is gehonoreerd en conform klagers opmerkingen afgehandeld.

3.5         Nadat klager en verweerder over de overige bezwaren van klager als hiervoor vermeld geen overeenstemming bereikten, heeft klager besloten de zaak voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Verweerder bleek echter niet aangesloten bij die geschillencommissie.

3.6         In het kader van het voorlopig onderzoek naar de klacht door de waarnemend deken heeft klager bij brief van 7 oktober 2009 een brief van een andere belastingadviseur met betrekking tot verweerders declaraties overgelegd.

 4.     Beoordeling onderdelen (a) en (b) van de klacht.

4.1        De raad meent dat de onderdelen (a) en (b) van de klacht zich lenen voor gezamenlijke behandeling.

4.2        De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Verder betrekt de raad bij haar overwegingen dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren.

4.3        Bij de maandelijks aan klager verzonden declaraties was weliswaar steeds een specificatie gevoegd waaruit bleek hoeveel uur door verweerder en door zijn stagiaire aan klagers zaak was besteed, maar deze vermeldde geen uurtarief en de declaratie zelf ook niet. Pas na doorvragen op de zitting naar de betekenis van het woord “gemiddeld” in paragraaf 3.1 van de opdrachtbevestiging is gebleken dat verweerder voor zichzelf een uurtarief van € 395 en voor zijn stagiaire van € 240 hanteert en dat “gemiddeld € 350” gebaseerd is op een schatting van de door verweerder en de stagiaire te verrichten werkzaamheden. Voorts bleek dat de tweede alinea van die paragraaf de mogelijkheid van het alsnog bedingen van een succesfee behelst. Niet is komen vast te staan dat verweerder bij de aanvang van de zaak het voorgaande heeft uitgelegd aan klager noch dat hij heeft toegelicht welke werkzaamheden door hemzelf en welke door de stagiaire zouden worden gedaan. Overigens heeft klager niet weersproken dat hij tijdens de behandeling contact met de stagiaire heeft gehad, terwijl niet gebleken is dat hij het daarmee niet eens was. De conclusie van het voorgaande is dat mede als gevolg van de ondoorzichtige wijze van vastlegging van financiële afspraken en de ondoorzichtige wijze van declareren van verweerder de raad niet kan beoordelen of sprake is van excessief declareren. Deze onduidelijkheid geldt mede de werkzaamheden van de stagiaire. De door klager overgelegde brief maakt dit niet anders.

4.4        De raad overweegt anderzijds dat verweerder door te werken met een gemiddeld uurtarief, zonder vooraf inzicht te verlenen in de verdeling van werkzaamheden tussen hemzelf en de ingeschakelde advocaatstagiaire en de voor hemzelf en die stagiaire in rekening te brengen uurtarieven, onvoldoende duidelijkheid heeft geschapen over de wijze waarop hij met klager zou afrekenen. De raad is van oordeel dat verweerder hiermee onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht in financiële aangelegenheden. De onderdelen (a) en (b) van de klacht zijn in zoverre gegrond.

5.      Beoordeling onderdeel (c) van de klacht.

5.1    Met klager is de raad van oordeel dat artikel 5.1 van verweerders opdrachtbevestiging niet uitblinkt door duidelijkheid. De raad acht dit echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, mede omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat verweerder klager opzettelijk heeft willen misleiden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

6.      Maatregel.

6.1    Met het voorgaande is komen vast te staan dat klachtonderdeel a en b gedeeltelijk gegrond zijn en verweerder gehandeld heeft in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

6.2    Alle omstandigheden bij zijn afwegingen betrekkende acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend.

Beslissing:

De raad van discipline:

-                verklaart  klachtonderdeel a en b gedeeltelijk gegrond zoals in 4.4 en 4.5 omschreven

-                verklaart klachtonderdeel c ongegrond;

-                legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door: mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.B. de Regt, mr. B. Roodveldt, mr. J.H.P. Smeets, mr. M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. P.J. Mijnssen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2010.

Voorzitter                                                                                          Griffier

De beslissing is in afschrift op 19 mei 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-                 verweerder

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-                 klager

-                 verweerder

-                 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in  het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.          Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.     Telefonische informatie

076 – 548 46 07