ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0581 Raad van Discipline Amsterdam 09-281A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0581 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-04-2010 |
Datum publicatie: | 26-04-2010 |
Zaaknummer(s): | 09-281A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Advocaat heeft schijn gewekt dat hij zowel de belangen van de man als de vrouw in een echtscheidingszaak, waarin een gezamenlijk verzoek werd gedaan, behartigde. Advocaat heeft niet schriftelijk aan de vrouw bevestigd dat hij optrad als advocaat van de ex-echtgenoot en dat wanneer er tegenstrijdige belangen zouden optreden, zij een eigen advocaat in de arm diende te nemen. Klacht gegrond. Maatregel waarschuwing. |
Raad van Discipline
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 april 2010
in de zaak 09-281A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
k l a a g s t e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 8 oktober 2009, bij de raad binnen gekomen op 9 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 187 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet tegenover klaagster de indruk heeft gewekt dat hij in een echtscheidingsprocedure niet alleen de belangen van haar ex-partner zou behartigen maar ook die van klaagster. Daarop aangesproken, toen in een later stadium problemen optraden, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij uitsluitend de ex-partner had bijgestaan.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft op 17 oktober 2006 een brief geschreven, gericht aan de ex-man van klaagster, en gestuurd naar het adres waarop klaagster toen woonachtig was. Daarin is vermeld, onder andere: “Geachte heer, Gisteren heb ik uw opdracht tot bijstand in onderhavige echtscheidingsprocedure aanvaard. Ik heb u medegedeeld slechts uw belangen te behartigen en niet die van uw echtgenote die bij dit gesprek aanwezig was. U deelde mij mede dat u beiden hetzelfde belang had, namelijk de welstand van uw echtgenote en de kinderen na de scheiding. ... Zoals ik het zie beperkt mijn opdracht zich dan ook tot het opstellen van een alimentatieberekening en het indienen van een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek, indien u met uw echtgenote overeenstemming bereikt terzake de betaling van de alimentatie. Als dit niet het geval is zal ik een eenzijdig verzoek moeten indienen en dient uw vrouw zich tot haar advocate te wenden om verweer te voeren.”
3.2 Op 2 december 2008 heeft verweerder klaagster gesommeerd mee te werken aan de verkoop van een woning.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Met betrekking tot de klacht overweegt de raad dat de jegens een cliënt in acht te nemen zorg met zich meebrengt dat gemaakte afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en veelal ook gegeven informatie of advies, in beginsel door de advocaat schriftelijk behoren te worden vastgelegd ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil (vergelijk ook gedragsregel 8 voor advocaten). Dit geldt des te meer wanneer de advocaat de belangen behartigt van, zoals in casu, de ex-echtgenoot en hij de belangen van klaagster slechts kon behartigen wanneer die niet in strijd zouden komen met de belangen van de ex-echtgenoot.
Verweerder heeft er zorgvuldig op toe te zien dat bij klaagster niet de indruk zou kunnen ontstaan dat hij voor beide partijen zou optreden, en dat haar duidelijk was dat hij de belangen van enkel de ex-echtgenoot behartigde.
Het beginsel van het vastleggen van afspraken heeft mede tot doel het vermijden van misverstanden.
4.2 De raad is van mening dat klaagster verweerder door toedoen van verweerder als haar advocaat heeft beschouwd nu verweerder ook namens klaagster het verzoek tot echtscheiding heeft opgesteld en ingediend. Hij heeft daardoor in ieder geval de schijn gewekt ook voor haar op te treden. En wanneer dat niet de bedoeling van verweerder was geweest, had het op de weg van verweerder gelegen daarover bij aanvang van zijn werkzaamheden volstrekte duidelijkheid te verschaffen. Verweerder heeft dat nagelaten. Vast staat immers dat verweerder niets aan klaagster schriftelijk heeft bevestigd. Daardoor heeft hij de onduidelijkheid over wiens belangen hij behartigde heeft laten voortbestaan.
4.3 De klacht is derhalve gegrond. Met betrekking tot de op te leggen maatregel houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder geen eerdere tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd.
BESLISSING:
4.4 De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.
Aldus gedaan door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wieringa, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.