ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0577 Raad van Discipline Amsterdam 09-221H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0577
Datum uitspraak: 19-04-2010
Datum publicatie: 23-04-2010
Zaaknummer(s): 09-221H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Kwaliteit van dienstverlening. Kennelijk onjuiste advisering in het kader van vertrekregeling over fictieve opzegtermijn. Klacht gegrond, waarschuwing.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 april 2010

in de zaak 09-221 H

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 9 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1                    Verloop van de procedure

1.1           Bij brief van 7 augustus 2009, door de raad ontvangen op 10 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2           De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3           De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 20, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2                    Klacht

2.1           De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster klaagster in een ontslagkwestie met haar werkgever KPN niet behoorlijk heeft bijgestaan en dat klaagster niet heeft ingestemd met de hoogte van de vertrekregeling die met KPN is overeengekomen.

2.2           Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij niet de zorg betracht die jegens de cliënt in acht diende te worden genomen, althans heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3                    Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1           Klaagster heeft zich in augustus 2008 tot verweerster gewend met het verzoek om juridisch advies inzake een arbeidsgeschil met haar werkgever KPN. De functie van klaagster was volgens KPN als gevolg van een reorganisatie boventallig geworden. De door KPN aangeboden ontslagvergoeding had klaagster, voordat zij zich tot verweerster had gewend, afgewezen. Klaagster wenste aanspraak te maken op een ontslagvergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule.

3.2           Klaagster is verschillende keren bij verweerster op kantoor geweest, bij welke gelegenheid verweerster klaagster heeft uitgelegd wat de kantonrechtersformule inhoudt en welke vergoeding zij naar verweersters verwachting volgens die formule zou kunnen krijgen.

3.3           Verweerster heeft met de advocaat van KPN onderhandeld over de hoogte van een vertrekregeling. Er is overeenstemming bereikt over een regeling, die neerkomt op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2009, een aan klaagster te betalen vergoeding van EUR 63.148,01 bruto, alsmede vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van klaagster. De arbeidsovereenkomst is vervolgens door de kantonrechter ontbonden per 1 november 2009 en daarbij is de overeengekomen vergoeding aan klaagster toegekend.

3.4           Klaagster heeft zich na ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot het CWI gewend om een WW-uitkering aan te vragen. Het CWI heeft haar te kennen gegeven dat zij eerst na ommekomst van de fictieve opzegtermijn van vijf maanden aanspraak kon maken op een uitkering.

4                    Beoordeling van de klacht

4.1           De raad stelt voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel en niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2           Voor zover klaagster stelt dat zij niet heeft ingestemd met de hoogte van de door KPN aan haar te betalen ontslagvergoeding, overweegt de raad dat deze stelling feitelijke grondslag ontbeert. De akkoordverklaring door klaagster blijkt immers uit de brief die verweerster namens klaagster aan KPN heeft gestuurd en het namens klaagster gevoerde formele verweer in de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter, welke stukken verweerster, hetgeen als onweersproken vast staat, voorafgaande aan de indiening daarvan aan klaagster heeft toegestuurd, terwijl klaagster naar aanleiding daarvan voorts geen contact heeft opgenomen met verweerster om te laten weten dat zij het niet eens was met indiening van de stukken. De raad acht de klacht op dit onderdeel derhalve ongegrond.

4.3           Ter zitting is echter gebleken dat klaagster verweerster met betrekking tot de wijze waarop zij klaagster heeft bijgestaan met name verwijt dat in de regeling geen rekening is gehouden met de fictieve opzegtermijn, als gevolg waarvan klaagster eerst vijf maanden na ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanspraak kon maken op een uitkering en zij haar ontslagvergoeding diende aan te wenden ter overbrugging van die periode van vijf maanden.

4.4           De raad overweegt dat gesteld noch gebleken is dat verweerster rekening heeft gehouden met een (lange) fictieve opzegtermijn van vijf maanden. Uit het verhandelde ter zitting leidt de raad af dat verweerster uit is gegaan van een fictieve opzegtermijn van één maand. Verweerster heeft voorts ter zitting aangegeven dat zij, indien klaagster haar zou hebben ingelicht over het standpunt van het CWI, met het CWI en/of de advocaat van KPN contact zou hebben opgenomen om tot een oplossing te komen.

4.5           Daargelaten of de gevolgen van de onderhavige fictieve opzegtermijn achteraf gemitigeerd hadden kunnen worden, heeft verweerster er gelet op het voorgaande blijk van gegeven dat zij zich onvoldoende bewust is geweest van de problematiek m.b.t. de fictieve opzegtermijn c.q. dat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor klaagster van een in haar geval lange fictieve opzegtermijn. De raad is van oordeel, dat bij een juiste advisering over de onderhavige regeling de fictieve opzegtermijn aan de orde had moeten komen. Op dit punt heeft verweerster klaagster geen adequate voorlichting gegeven.

4.6           Dat verweerster, zoals zij stelt, erop heeft gewezen dat de ontslagvergoeding mede bedoeld was ter overbrugging van de fictieve opzegtermijn, maakt dit niet anders, nu daaruit niet blijkt dat verweerster de juiste opzegtermijn voor ogen stond. Daarbij laat de raad nog buiten beschouwing dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat de bewuste mededeling is gedaan, nu klaagster dit heeft betwist en een schriftelijke vastlegging van deze mededeling door verweerster ontbreekt.

4.7           Naar het oordeel van de raad heeft verweerster klaagster, gemeten naar de in 4.1 genoemde maatstaf, kennelijk onjuist geadviseerd en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad acht de klacht derhalve gegrond.

5                    Maatregel

5.1           Gelet op de gegrondbevinding van de klacht acht de raad het op zijn plaats de maatregel van enkele waarschuwing op te leggen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

-            verklaart de klacht gegrond;

-            legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. R.P.F. van der Mark, mr. M.W. Schüller, mr. M.L.F.J. Schyns en mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2010.

voorzitter                                                                               griffier

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerster

-            de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

-            de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-            verweerster

-            de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.         Per fax

            Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.         Telefonische informatie

076-548 4607