ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0358 Raad van Discipline Amsterdam 09-249A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0358
Datum uitspraak: 02-03-2010
Datum publicatie: 08-03-2010
Zaaknummer(s): 09-249A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Het is niet gebleken dat verweerder op enige wijze inzicht heeft gegeven in de positie van klager en dat een juridische analyse en een daarop gebaseerde strategie met klager is afgestemd. Klager is nodeloos in een situatie gebracht dat onder grote druk moest worden beslist. Klacht gegrond; maatregel van berisping opgelegd.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 maart 2010

in de zaak 09-249A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 september 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 mei 2009 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

1.2 Bij brief van 8 september 2009, welke door de raad is ontvangen op 8 september 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 15 december 2009 in aanwezigheid van partijen. Verweerder werd bijgestaan door zijn advocaat.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 15, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

a) onjuiste informatie en advies heeft verstrekt met betrekking tot diverse aspecten van de zaak;

b) onvoldoende (schriftelijke) afspraken heeft gemaakt met betrekking tot de door verweerder geadviseerde aanpak van de zaak en de te verlenen rechtsbijstand;

c) onvoldoende ondersteuning en daadkracht heeft geboden;

d) onvoldoende overleg met klager heeft gevoerd, met klager gemaakte afspraken heeft genegeerd en heeft gehandeld zonder instemming van klager;

e) onvoldoende bereikbaar was; en

f) niet adequaat heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling namens klager en geen gegevens van zijn verzekeraar heeft verstrekt.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, zoals deze is neergelegd in artikel 46 advocatenwet, geschonden.

Feiten

3.1 Klager heeft zich op 1 oktober 2008 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een arbeidsconflict. Klager was naast werknemer van het bedrijf (statutair directeur) tevens 50% aandeelhouder.

3.2 Verweerder heeft op 6 oktober 2008 een opdrachtbevestiging aan klager gezonden waarin verweerder bevestigt dat hij klager zal bijstaan in het geschil met de werkgever van klager. In de opdrachtbevestiging is het uurtarief van verweerder genoemd. Op 6 oktober 2008 is door verweerder een brief aan de werkgever van klager gestuurd met het verzoek achterstallig loon te voldoen.

3.3 Uit e-mails van klager aan verweerder van 15 oktober 2008 en 19 oktober 2008 (p. 61 en 62 klachtdossier) blijkt dat het geschil tussen klager en diens werkgever meer behelsde dan een loonvordering en dat het geschil voor klager spoedeisend en belangrijk was.

3.4 Het staat vast dat verweerder geen kennis heeft genomen van de arbeidsovereenkomst tussen klager en diens werkgever.

3.5 Verweerder heeft namens klager een kort geding tegen de werkgever van klager aanhangig gemaakt teneinde betaling van achterstallig loon te vorderen. Het kort geding is vervolgens ingetrokken omdat partijen alsnog met elkaar in overleg zouden treden en de werkgever van klager daartoe enkel bereid was onder de voorwaarde dat het kort geding zou worden ingetrokken.

3.6 In dezelfde periode is klager door de heer U (die bestuurder en medeaandeelhouder was van de werkgever van klager) in kort geding gedagvaard tot terugbetaling van een lening. Klager is bij verstek veroordeeld tot betaling en tegen dat vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.

3.7 Op 26 november 2008 heeft klager ter voorbereiding op de geplande bespreking met de wederpartij en haar advocaat mr. D  een overzicht van feiten, vorderingen, een eigen analyse en een door klager gewenste strategie en stappenplan per e-mail aan verweerder gestuurd. Op 28 november 2008 heeft vervolgens de bespreking tussen partijen en hun advocaten plaatsgevonden. De bespreking heeft niet tot een (concreet) resultaat geleid.

3.8 Klager heeft op vrijdag 5 december 2008 een voorstel aan verweerder gestuurd om in de onderhandelingen te gebruiken. Op 7 december 2008 heeft klager aan verweerder geschreven “In principe ga ik akkoord met het gebruiken van mijn brief van vrijdag”. Verweerder heeft vervolgens het voorstel van klager zonder nadere toelichting aan mr. D gezonden.

3.9 Bij brief van 9 december 2008 heeft mr. D aan verweerder per fax een tegenvoorstel gedaan, waarop klager per e-mail van 10 december 2008 aan verweerder heeft gereageerd. Op 11 december 2008 heeft klager aan verweerder een e-mail gestuurd waarin klager een voor hem finaal aanbod heeft geformuleerd. Op dezelfde dag heeft verweerder genoemde e-mail aan mr. D doorgestuurd met de boodschap “Bijgaand zend ik u de e-mail die ik van cliënt mocht ontvangen. Het ontbreekt mij aan tijd deze van verder commentaar te voorzien. Ik zie uw reactie tegemoet”.

3.10 Op 12 december 2008 heeft mr. D een finaal voorstel gedaan aan verweerder met het verzoek dat uiterlijk voor zaterdag 13 december om 17.00 uur te accepteren bij gebreke waarvan het voorstel zou komen te vervallen. Alsdan zou ook de executie van het vonnis door de heer U worden voortgezet.

3.11 Klager en verweerder hebben vervolgens op zaterdag 13 december 2008 telefonisch contact gehad en daarbij is het voorstel van de werkgever van klager besproken. Verweerder heeft op diezelfde dag om 16.14 uur per e-mail aan mr. D meegedeeld dat klager het voorstel accepteerde.

3.12 Verweerder is op zondag 14 december 2008 met vakantie gegaan. Verweerder heeft de zaak niet overgedragen aan een vervanger en daartoe ook geen (concreet) overleg gevoerd.

3.13 Klager heeft op 15 december 2008 een e-mail gestuurd aan mr. D waarin hij (onder meer) heeft geschreven “Het is niet omdat ik terug wil komen op enigerlei toezegging maar ik had zaterdag toch aan (verweerder) aangegeven dat ik ter voorkoming van misverstanden toch nog wel enige verduidelijking zou willen hebben over het in uw brief d.d. 12 december gestelde”. Klager heeft in de periode daarna tevergeefs getracht het bereikte akkoord ongedaan te maken, daarin bijgestaan door een andere advocaat dan verweerder.

De beoordeling van de klacht

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat de klacht betrekking heeft op de inhoudelijke kwaliteit van de dienstverlening door verweerder, welke in deze tuchtrechtelijke procedure slechts marginaal getoetst kan worden. Niet is komen vast te staan dat verweerder kennelijk onjuiste adviezen heeft gegeven zodat klachtonderdeel a) ongegrond is.

4.2 De klachtonderdelen b) tot en met e) lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling nu deze betrekking hebben op de wijze waarop verweerder klagers zaak heeft behandeld. Niet is gebleken dat verweerder op enige wijze inzicht heeft gegeven in de positie van klager in het arbeidsconflict, noch dat verweerder een juridische analyse en een daarop gebaseerde strategie voor de zaak aan klager heeft gegeven. Verweerder heeft aangevoerd dat klager (aanvankelijk) alleen de kwestie van het achterstallig loon door hem behandeld wilde zien, maar uit de in 3.3 genoemde e-mail berichten van klager aan verweerder bleek dat er diverse geschilpunten waren tussen klager en zijn werkgever. Het had op de weg van verweerder gelegen een analyse als hiervoor bedoeld te maken en klager te adviseren over de aanpak van de gehele zaak. De raad heeft voorts geconstateerd – en verweerder heeft dat ter zitting erkend – dat er geen (schriftelijke) inbreng van betekenis is geweest door verweerder gedurende de behandeling van de zaak en de onderhandelingen met de advocaat van de wederpartij. De bijdrage van verweerder op cruciale momenten in de onderhandelingen beperkte zich tot het, zonder nadere toelichting, doorsturen van door klager zelf geformuleerde gedachten en het zonder commentaar doorsturen van berichten van de wederpartij.

4.3 Daar komt bij dat nu verweerder niet beschikte over de arbeidsovereenkomst van klager hij kennelijk kennisneming van de arbeidsovereenkomst niet van belang heeft geacht voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden, terwijl het ging om een arbeidszaak.

4.4 De raad heeft bovendien geconstateerd dat verweerder de zaak, ook toen er op de vrijdag voorafgaande aan zijn op zondag geplande vertrek nog geen overeenstemming bestond, niet aan een collega, die de zaak ging waarnemen, heeft overgedragen. Voorts is niet gebleken dat verweerder de aanwezigheid van een goed geïnstrueerde vervanger bij mr. D heeft aangekondigd, zodat de raad de stellige indruk heeft dat de ongebruikelijke en korte deadline op zaterdag 13 december om 17.00 uur is ingegeven door de vakantie van verweerder. Door aldus te handelen c.q. na te laten is klager door toedoen van verweerder nodeloos in een situatie gebracht dat onder grote druk moest worden beslist. Daarbij is niet gebleken dat verweerder op enig moment rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager, waaronder diens gezondheid, verlies van een arbeidsrelatie en dreiging met executiemaatregelen en een eventueel persoonlijk faillissement.

4.5 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als advocaat had behoren te betrachten ten opzichte van klager. De klachtonderdelen b) tot en met e) zijn daarmee gegrond.

4.6 De raad acht klachtonderdeel f) ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder niet adequaat zou hebben gereageerd op de aansprakelijkstelling en derhalve feitelijke grondslag ontbeert.

MAATREGEL:

Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken, en gelet op de ernst van de zaak en het gebrek aan inzicht van verweerder in de consequenties van zijn handelen, is de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a) en f) ongegrond;

- verklaart klachtonderdelen b), c), d) en e)gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, P.W.M. Huisman, M.J.G.H. Verviers, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2010.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2010 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

En ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07