ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0350 Raad van Discipline Amsterdam 09-178U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0350
Datum uitspraak: 02-02-2010
Datum publicatie: 02-03-2010
Zaaknummer(s): 09-178U
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uitlatingen verweerder in woord en geschrift onder andere in de pers niet onnodig grievend. Het oproepen van een inspecteur van de politie als getuige is niet klachtwaardig. Klacht ongegrond.

BESLISSING d.d. 2 februari 2010

in de zaak 09-178U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 juli 2009 ontvangen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1.                  Verloop van de procedure

1.1              Bij brief van 13 juli 2009, bij de raad binnengekomen op 16 juli 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2              De klacht is behandeld door de raad ter zitting van 16 november 2009. Klager is vergezeld door mevrouw mr. Y.C. van der Meulen, jurist van de politie Gelderland-Midden verschenen. Verweerder en zijn raadsman zijn eveneens ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3              De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brieven en van de stukken genummerd 1 tot en met 26 op de bij de brief gevoegde inventarislijsten, een fax van de raadsman van verweerder d.d. 10 november 2009 met bijlage en een fax van klager van 12 november 2009 met bijlagen.

2.         De klacht

2.1              De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zich in woord en geschrift onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door hem meerdere malen te beschuldigen van valsheid in geschrifte en meineed en deze aantijgingen – in woord en geschrift –  heeft verspreid en openlijk ten gehore heeft gebracht met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven.

2.2              Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klager de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3.         Feiten

3.1              Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2              Klager is als tactisch rechercheur werkzaam bij de politie Gelderland-Midden in het district West-Veluwe/Vallei. In die hoedanigheid is hij in december 2005 een onderzoek begonnen naar verdachten voor betrokkenheid in een grootscheepse hennepteelt en hasjhandel. Als teamleider was klager verantwoordelijk voor het verloop van het onderzoek en de te volgen tactiek. Hij heeft ook de administratieve afhandeling van het onderzoek verricht.

3.3              Verweerder is in deze zaak opgetreden voor één van de hoofdverdachten. Bij brief van 23 april 2007 heeft verweerder de in het betreffende onderzoek gebruikte opsporingsmethoden van politie en justitie ter discussie gesteld en onder verwijzing naar literatuur, wetgeving en rechtspraak geconcludeerd dat er illegale opsporingsmethoden zijn gebruikt.

3.4              In de brief van verweerder staan de volgende passages vermeld:

“ De inhoud van het summiere strafdossier dat aan de verdediging ter beschikking is gesteld heeft tot op heden de rechter kennelijk doen geloven dat de start van het onderhavige onderzoek en de feiten en omstandigheden die de basis hebben gevormd voor de verdenking jegens cliënt terug te vinden zijn in ondermeer navermelde citaten uit dit klachtdossier.”

Verderop in deze brief heeft verweerder gesteld, dat in strijd met de waarheid een suggestieve start van het onderzoek moest worden gecreëerd.

3.5              Verweerder heeft het arrondissementsparket in zijn brief – kortweg - verzocht om hem te berichten dat zijn cliënt binnen 2 dagen na dagtekening van zijn brief in vrijheid zal worden gesteld.

3.6              Bij brief van 3 mei 2007 heeft verweerder de rechtbank Arnhem verzocht om (onder andere) klager als getuige te mogen horen. Op 30 mei 2007 heeft bij de rechtbank te Arnhem een zogenaamde regiezitting plaatsgehad. Het betrof een openbare zitting waarbij verweerder tijdens deze zitting heeft gezegd dat het niet ondenkbaar is, en niet onwaarschijnlijk, dat er is gesjoemeld met de bijzondere opsporingsmiddelen.

3.7              De Telegraaf heeft in een aantal artikelen aandacht besteed aan de onderhavige strafzaak. In deze artikelen wordt melding gemaakt van het feit dat de rechtbank een getuigenverhoor heeft gelast in welk kader het gebruik van illegale opsporingsmethoden aan de orde zou worden gesteld. In de krantenartikelen wordt tevens melding gemaakt van het horen van de bij de strafzaak betrokken hoofdinspecteur en de inspecteur van de politie. De naam van klager is in deze krantenartikelen niet genoemd.

3.8              Verweerder heeft zich in de strafzaak in november 2007 vanwege gezondheidsproblemen laten vervangen door diens (toenmalige) kantoorgenoot, mr. Y. Verweerder heeft zich om gezondheidsredenen per 1 september 2009 uitgeschreven als advocaat.

4.         Beoordeling van de klacht

4.1              Allereerst dient de raad te beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht vanwege het feit dat verweerder sedert 1 september 2009 van het tableau is geschreven.

4.2              Hoewel verweerder geen advocaat meer is heeft de klacht betrekking op de periode dat verweerder nog advocaat was, zodat de klacht op dit punt ontvankelijk is.

4.3              De raad overweegt voorts dat te dezen heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.4              Verweerder heeft de naam van klager geen enkele maal genoemd in de door klager overgelegde faxbrieven van 23 april 2007 en 3 mei 2007. De naam van klager is wel naar voren gekomen in het verzoek van verweerder in de brief van 3 mei 2007 om hem, met een aantal andere personen, te doen horen bij de rechtbank. De naam van klager komt evenmin voor in de genoemde artikelen in de Telegraaf. De naam van klager is slechts vanuit het oogpunt van functionaliteit genoemd, namelijk in het kader van het verzoek van verweerder om hem ten overstaan van de rechtbank als getuige te horen. Verweerder is hierbij op geen enkele wijze persoonlijk geweest, laat staan onnodig grievend. Er zijn geen feiten of stellingen naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, B. Roodveldt, M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. H. Oomen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2010.

Voorzitter                                                                                            Griffier                                                       

De beslissing is in afschrift op 2 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

            -      klager

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-          klager

           -      verweerder

-          de deken van advocaten in het arrondissement Utrecht

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.      Telefonische informatie

076 - 548 4607.