ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0332 Raad van Discipline Amsterdam 09-291U
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0332 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-02-2010 |
Datum publicatie: | 02-03-2010 |
Zaaknummer(s): | 09-291U |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Na eerdere berisping wegens het niet reageren op informatieverzoeken van de deken, is ook het dekenbezwaar tegen het te laat reageren op nieuwe informatieverzoeken van de deken gegrond. Zowel niet reageren als te laat reageren is in strijd met Gedragsregel 37. |
BESLISSING d.d. 17 februari 2010
in de zaak 09-291U
________________________
De raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 20 oktober 2009 bij de raad binnengekomen bezwaar van:
de deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Utrecht
tegen:
mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 19 oktober 2009, door de raad ontvangen op 20 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van 16 december 2009 in aanwezigheid van mevrouw mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn namens de deken, alsmede verweerder.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad:
- de stukken genummerd 1 t/m 14, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst; en
- de ter zitting door verweerder aan de raad overhandigde brieven van hem aan de deken d.d. 20 en 21 oktober 2009 en de brief van de deken aan verweerder d.d. 22 oktober 2009.
2 Het bezwaar
2.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet de deken niet, althans niet binnen de door de deken gestelde termijn, de door de deken gevraagde inlichtingen heeft verstrekt in verband met een door een voormalig cliënte tegen verweerder ingediende klacht.
3 Feiten:
Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder is als advocaat opgetreden voor mevrouw X. Mevrouw X heeft bij brief van 4 februari 2009 een klacht ingediend tegen verweerder. Bij brief van 19 februari 2009 heeft de deken verweerder verzocht om op de klacht te reageren. Ondanks rappellen van 16 maart 2009, 26 maart 2009, 15 april 2009 en 23 april 2009 heeft verweerder niet aan dit verzoek voldaan. Daarop heeft de deken op 18 juni 2009 een dekenbezwaar ingediend tegen verweerder wegens het niet reageren op haar verzoeken en daarmee het niet naleven van Gedragsregel 37 (hierna: "het eerste dekenbezwaar"). Het eerste dekenbezwaar is behandeld ter zitting van 7 juli 2009.
Op 28 september 2009 heeft de raad het eerste dekenbezwaar gegrond verklaard en verweerder de maatregel van berisping opgelegd.
3.2 Na de behandeling van het eerste dekenbezwaar op 7 juli 2009 heeft verweerder op 17 juli 2009 een brief gezonden aan de gemachtigde van mevrouw X, alsmede een afschrift van die brief verzonden aan de deken met daarin onder meer de zinsnede: "Ik verzoek u deze brief tevens te lezen als antwoord op de door (mevrouw X) ingediende klacht".
3.3 Naar aanleiding van deze brief van verweerder heeft mevrouw X aangegeven de klacht tegen verweerder te willen doorzetten en heeft zij in haar brief van 7 september 2009 aan de deken gereageerd op het verweer van verweerder d.d. 17 juli 2009.
3.4 Op 10 september 2009 heeft deken verweerder verzocht om op die brief te reageren.
3.5 Op 5 oktober 2009 heeft deken verweerder gerappelleerd en hem verzocht uiterlijk op 9 oktober 2009 te reageren, bij gebreke waarvan opnieuw een dekenbezwaar tegen verweerder zou worden ingediend.
3.6 Bij brief van 9 oktober 2009 heeft verweerder de deken bericht niet binnen de door de deken gestelde termijn te kunnen reageren, met daarin tevens de aankondiging: "Komende week zal ik voor beantwoording zorg dragen".
3.7 Bij brief van 19 oktober 2009 schreef de deken aan verweerder dat zij tot dan toe niet van hem vernomen had en kondigde aan die dag opnieuw een dekenbezwaar voor te leggen aan de raad.
3.8 Bij brief van 20 oktober 2009 aan de deken heeft verweerder gereageerd op de brief van mevrouw X van 7 september 2009.
3.9 Bij brief van 21 oktober 2009 heeft verweerder de deken medegedeeld dat hij eerst die dag de brief van de deken van 19 oktober 2009 had ontvangen en dat deze brief en de brief van verweerder van 20 oktober 2009 "elkaar blijkbaar gekruist" hebben.
3.10 De deken heeft verweerder op 22 oktober 2009 bericht dat zij het dekenbezwaar van 19 oktober 2009 niet zal intrekken omdat verweerder, ondanks de uitspraak van de raad van 28 september 2009, opnieuw heeft verzuimd tijdig te reageren op verzoeken van de deken ten behoeve van haar onderzoek in de klachtprocedure tegen mevrouw X.
4 Beoordeling van het bezwaar:
4.1 De raad overweegt dat uit de hiervoor in de § 3.5 - 3.8 weergegeven gang van zaken genoegzaam blijkt dat verweerder niet tijdig heeft gereageerd op de verzoeken om informatie van de deken naar aanleiding van de klacht van mevrouw X en de reactie van mevrouw X d.d. 7 september 2009.
4.2 De raad constateert dat verweerder eerst na de behandeling van het eerste dekenbezwaar op 7 juli 2009 een inhoudelijke reactie heeft gegeven op de klacht van mevrouw X. Vervolgens heeft hij eerst gereageerd op de brief van mevrouw X d.d. 7 september 2009 nadat de deken had gedreigd met het indienen van een tweede dekenbezwaar (en nadat de raad op 28 september 2009 het eerste dekenbezwaar gegrond had verklaard met oplegging van de maatregel van berisping).
4.3 De raad acht de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk laakbaar. Door niet binnen de door de deken gestelde termijnen de door de deken gevraagde inlichtingen te verstrekken, handelt verweerder in strijd met Gedragsregel 37. De raad merkt daarbij op dat Gedragsregel 37 spreekt van de verplichting om aanstonds alle gevraagde inlichtingen aan de deken te verstrekken; het feit dat verweerder (uiteindelijk) heeft gereageerd op de klacht van mevrouw X bij brief van 17 juli 2009 en heeft gereageerd op de brief van mevrouw X bij brief van 20 oktober 2009, disculpeert hem dan ook niet. Dit geldt temeer nu verweerder door de gegrondverklaring van het eerste dekenbezwaar en de daarbij opgelegde maatregel beschouwd mag worden als 'gewaarschuwd mens' en desondanks ook de nadien door de deken gestelde termijn, alsmede de door hemzelf aangekondigde termijn, ongebruikt heeft laten verstrijken.
4.4 Overigens bevreemdt het de raad dat de raad eerst ter zitting kennis heeft kunnen nemen van de correspondentie tussen verweerder en de deken van 20, 21 en 22 oktober 2009; het ware beter geweest wanneer deze correspondentie direct na indiening van het tweede dekenbezwaar ter kennis van de raad was gebracht. Uit die correspondentie blijkt dat verweerder - uiteindelijk - inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van mevrouw X van 7 september 2009. Naar aanleiding hiervan heeft de deken de klacht van mevrouw X kunnen onderzoeken en zal behandeling van deze klacht door de raad plaatsvinden. De raad is voorts van oordeel dat het beter ware geweest wanneer de raad het onderhavige tweede dekenbezwaar tezamen met de klacht van mevrouw X tegen verweerder had kunnen behandelen.
5 Maatregel
5.1 Met het voorgaande is komen vast te staan dat verweerder door te handelen als omschreven in § 3.5 - 3.8 heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.
5.2 Alle omstandigheden bij zijn afweging betrekkende, waaronder de omstandigheid dat aan verweerder bij de gegrondverklaring van het eerste dekenbezwaar reeds de maatregel van berisping is opgelegd, verweerder ter zitting blijk heeft gegeven inzicht te hebben in de laakbaarheid van zijn handelen, het feit dat de klacht van mevrouw X nog behandeld en beoordeeld zal worden door de raad en het beter ware geweest wanneer dit samen was gebeurd met de behandeling van het onderhavige tweede dekenbezwaar, ziet de raad geen aanleiding om verweerder een maatregel op te leggen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het bezwaar gegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, B. Roodveldt, J.J. Trap, leden, met bijstand van L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.