ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0330 Raad van Discipline Amsterdam 09-231A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0330
Datum uitspraak: 17-02-2010
Datum publicatie: 02-03-2010
Zaaknummer(s): 09-231A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht over handelingen van advocaat in nevenfunctie (voorzitter bezwaarschriftencommisssie van stadsdeel).  

 

BESLISSING d.d. 17 februari 2010

in de zaak 09-231A

________________________

De raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de op 19 augustus 2009 door de raad ontvangen klacht van:

k l a g e r s 

 

tegen:

v e r w e e r st e r 

1                    Verloop van de procedure

1.1           Bij brief aan de raad van 18 augustus 2009, door de raad ontvangen op 19 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2           Bij beslissing van 28 augustus 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 28 augustus 2009 aan klagers is verzonden.

1.3           Bij brief van 1 september 2009, door de raad ontvangen op 3 september 2009, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4           Het verzet is behandeld ter zitting van 16 december 2009, in aanwezigheid van klager sub 1 en verweerster.

1.5           Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6           De raad heeft kennis genomen van:

-            de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klagers d.d. 1 september 2009;

-            de brief van klagers aan de raad d.d. 27 augustus 2009 (met bijlage);

-            de brief van klagers aan de raad d.d. 3 september 2009, inhoudende een aanvulling op het verzetschrift;

-            de brief van klagers aan de raad d.d. 9 september 2009;

-            de brief van klagers aan de raad d.d. 9 september 2009, met als bijlage het herbenoemingsbesluit d.d. 17 maart 2008,

-            de brief van verweerster aan de raad d.d. 1 december 2009 (door de raad ontvangen op 9 december 2009), met vier bijlagen;

-            de pleitnotitie van klager sub 1.

2                    De klacht en de verzetgronden

2.1           De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld in haar hoedanigheid van voorzitter van de (externe) bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de Gemeente Amsterdam door:

a)        in de bezwaarprocedure, volgend op de door klagers ingediende bezwaarschriften, niet de termijnen te hanteren die daarvoor volgens de algemene wet bestuursrecht gelden en niet voorafgaand aan de hoorzitting beide stukken ter inzage te laten leggen;

b)        het gelijkheidsbeginsel te overtreden, omdat de betreffende stukken wel ter inzage lagen voor de vertegenwoordiger van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel en niet voor klagers;

c)        tijdens de hoorzitting gesuggereerd te hebben dat klagers geen bezwaarschrift hadden ingediend en daarom niet als belanghebbende waren aan te merken, om welke reden het wrakingsverzoek van klagers werd gepasseerd;

d)        mee te werken aan haar herbenoeming op 17 maart 2008 als voorzitter van de bezwaarschriftencommissie voor een tweede termijn van acht jaar.

2.2           De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat:

-            geen rekening is gehouden met het argument van klagers dat de herbenoeming van verweerster in strijd met het recht is geschied en dat verweerster om die reden niet had mogen meewerken aan haar herbenoeming;

-            de plaatsvervangend voorzitter het contract tussen het stadsdeel en het kantoor van verweerster had moeten opvragen, alsmede de betalingsbewijzen van het stadsdeel aan het kantoor van verweerster.

Naar de raad heeft opgemaakt uit de brieven van klagers en uit hetgeen klager sub 1 ter zitting heeft verklaard, kunnen klagers zich ook overigens niet vinden in het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter.

3                    Feiten:

3.1           Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2           Klagers dienen met regelmaat bezwaarschriften in bij het stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam ("het stadsdeel"). Deze bezwaarschriften worden steeds beoordeeld door de externe bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel. Verweerster is sinds mei 2000 voorzitter van deze bezwaarschriftencommissie; op 17 maart 2008 is zij herbenoemd voor een tweede termijn van 8 jaar, ingaande op 5 juni 2008.

3.3           Klagers hebben op 17 april 2009 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van het stadsdeel d.d. 17 maart 2009 tot vergunningverlening.

3.4           Op 11 mei 2009 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel het bezwaarschrift van klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat klagers niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt. Tegen dit besluit stond beroep open bij de rechtbank.

3.5           Op 25 mei 2009 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de bezwaarschriftencommissie. Tijdens deze hoorzitting heeft klager sub 1 mondeling de bezwaren toegelicht van een aantal andere personen, na daartoe gemachtigd te zijn door enkele van deze personen. Ook heeft hij, namens deze personen, een wrakingsverzoek ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie, op grond van procedurele aspecten die overeenkomen met de klachtonderdelen a, b en c, zoals klagers die in de onderhavige procedure naar voren hebben gebracht.

3.6           In haar advies van 24 juli 2009 heeft de bezwaarschriftencommissie het wrakingsverzoek afgewezen, onder meer omdat geen reden bestond om aan te nemen dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet, niet volledig of niet tijdig ter inzage hebben gelegen. In haar advies overwoog de bezwaarschriftencommissie tevens dat de bezwaarschriften van klagers reeds voor de hoorzitting kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard. Bij beslissing op bezwaar van 4 augustus 2009 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel besloten conform het advies van de bezwaarschriftencommissie. Tegen dit besluit stond beroep open bij de rechtbank.

3.7           Klagers hebben op 27 augustus 2009 het stadsdeel verzocht om verweerster als voorzitter van de bezwaarschriftencommissie te vervangen en om besluiten van het stadsdeel na 3 mei 2008, welke gebaseerd zijn op adviezen van de bezwaarschriftencommissie, te heroverwegen. Het stadsdeel heeft klagers op 7 oktober medegedeeld niet aan deze verzoeken te voldoen, omdat de herbenoeming van verweerster conform de daarvoor geldende verordening is geschied en de besluiten, waarover de bezwaarschriftencommissie geadviseerd heeft, rechtmatig tot stand zijn gekomen.

3.8           De rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, heeft in haar uitspraak van 5 november 2009 - op het beroep van klagers tegen een andere vergunningverlening dan waartegen de in 3.3-3.7 genoemde bezwaarschriftprocedure gericht was - geoordeeld dat het voorzitterschap van verweerster voor de tweede benoemingstermijn van 8 jaar niet in strijd is met de sinds 5 juni 2008 geldende verordening terzake van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten van het stadsdeel. Op deze grond heeft de rechtbank voorts geoordeeld dat het stadsdeel besluiten kon baseren op adviezen van de bezwaarschriftencommissie, waarvan verweerster voorzitter is.

4                    Beoordeling:

4.1           De klacht betreft het optreden van verweerster als voorzitter van de externe bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel. De klacht is dus gericht tegen verweerster in een andere hoedanigheid dan die van advocaat.

Het is thans vaste rechtspraak (in navolging van de uitspraak van het hof van discipline van 3 september 2007, nr 4737, kenbaar uit het Advocatenblad d.d. 30 mei 2008) dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht voor hem of haar blijft gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2           Gelet op deze huidige vaste rechtspraak is de raad van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Om die reden is het verzet van klagers, op de grond dat zij zich niet kunnen verenigen met de voorzittersbeslissing, gegrond.

4.3           Beoordeeld dient dus te worden of verweerster in haar hoedanigheid van voorzitter van de externe bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd doordat zij zich in die hoedanigheid zodanig heeft gedragen dat zij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Aan de hand van dit uitgangspunt zal de raad de hiervoor genoemde vier klachtonderdelen achtereenvolgens onderzoeken.

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.4           Verweerster heeft naar aanleiding van deze klachtonderdelen gesteld dat het stadsdeel de termijnen en overige formaliteiten voor de bezwaarschriftenprocedure in acht heeft genomen conform de vereisten van de algemene wet bestuursrecht, althans ten gunste van klagers daarvan is afgeweken. Nu klagers deze stelling van verweerster niet hebben bestreden en het stadsdeel in zijn beslissing op bezwaar van 4 augustus 2009 ook hiervan uitgaat, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist.

4.5           Daarbij komt dat het stadsdeel het bezwaarschrift van klagers al voor de hoorzitting kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor klagers' bezwaarschrift tijdens de hoorzitting niet ter behandeling voorlag. Klagers hebben reeds daarom geen belang bij de klachtonderdelen a) en b).

4.6           De klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.7           Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de raad dat, door de kennelijke niet-ontvankelijkverklaring van klagers' bezwaarschrift door het stadsdeel, het stadsdeel geen afschrift van klagers' bezwaarschrift aan verweerster (in haar hoedanigheid van voorzitter van de bezwaarschriftencommissie) had verstrekt. De opmerking van verweerster tijdens de hoorzitting, dat klagers op basis van haar dossier geen bezwaarden waren en daarom niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, is in zoverre juist. Nu deze opmerking van verweerster is gebaseerd op informatie die het stadsdeel aan haar heeft verstrekt treft haar op dit punt geen verwijt. Ook overigens heeft verweerster, in haar hoedanigheid van voorzitter van de bezwaarschriftencommissie, zich niet zodanig gedragen (of misdragen), dat zij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.8           Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.9           De raad constateert dat de plaatsvervangend voorzitter in zijn voorzittersbeslissing ten onrechte niet is ingegaan op klachtonderdeel d), terwijl klagers dit klachtonderdeel in hun brief van 13 augustus 2009 aan de deken naar voren hadden gebracht. Ook in zoverre is het verzet van klagers gegrond.

4.10        Ten aanzien van klachtonderdeel d), dat erop neerkomt dat verweerster, juist omdat zij advocaat is,  niet had mogen meewerken aan haar herbenoeming als voorzitter van de bezwaarschriftencommissie wegens strijdigheid met de geest van de regelgeving over de bezwaarschriftprocedure, c onstateert de raad dat de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, op 5 november 2009 heeft geoordeeld dat verweersters voorzitterschap gedurende de tweede benoemingstermijn rechtsgeldig is.

4.11        Nu de rechtbank vooralsnog heeft bevestigd dat de herbenoeming rechtsgeldig is, mocht verweerster haar herbenoeming accepteren. Zodoende zijn de raad geen feiten of omstandigheden gebleken die met zich brengen dat moet worden geoordeeld dat verweerster bij de uitoefening van haar voorzitterschap van de bezwaarschriften-commissie het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd of zich anderszins heeft gedragen op een wijze die in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

4.12        Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-           verklaart het verzet gegrond, en

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, P.W.M. Huisman,

B. Roodveldt, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010.

voorzitter                                                                                     griffier

Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep­schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli­ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge­lijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.         Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van

 het hof.

d.         Telefonische informatie

076 - 548 4607.