ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0300 Raad van Discipline Amsterdam 09-225A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0300
Datum uitspraak: 18-01-2010
Datum publicatie: 26-01-2010
Zaaknummer(s): 09-225A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Passantenvergoeding. Maatstaf weigeren (nieuwe) opdracht cliënt. Tijdig wijzen op alternatieven. Afgaan op juistheid mededelingen andere advocaten. Extra voorzichtigheid in geval van verzoeken verband houdende met derdengeldrekeningen. Beide klachtonderdelen ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 januari 2010

in de zaak 09-225 A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 augustus 2009 binnengekomen klacht van:

k l a g e r

tegen:

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 11 augustus 2009, door de raad ontvangen op 13 augustus 2009, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 november 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 11 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

(i) althans zijn inmiddels overleden kantoorgenoot mr. Y, geen procedure aanhangig heeft gemaakt met betrekking tot de aanspraak op de wettelijke rente over de passantenvergoeding;

(ii) zonder medeweten van klager heeft gecorrespondeerd met mr. X. Klager verwijst in dit verband naar de brief van 27 maart 2009 van verweerder aan mr. X;

(iii) zonder zijn toestemming de passantenvergoeding heeft laten overmaken naar de derdengeldenrekening van mr. X.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Aan klager is op 19 oktober 1999 een vergoeding toegekend voor een langdurig tbs-verblijf in een passantenverblijf in een huis van bewaring.

3.2 In juli 2005 heeft mr. Y, kantoorgenoot van verweerder, zich tot het ministerie van justitie gewend met het verzoek de aan klager toekomende vergoeding over te maken op de derdengeldenrekening van zijn kantoor. Na verschillende herinneringen is het bedrag van € 14.230,= begin november 2005 op de derdengeldenrekening bijgeschreven. Op 22 november 2005 heeft mr. Y klager geschreven dat hij zou uitzoeken of de passantenvergoeding wel klopte.

3.3 Bij brief van 7 oktober 2008 heeft mr. Y de toenmalige advocaat van klager, mr. X, aangeschreven met het verzoek om hem te laten weten waar klager te bereiken was en of hij nog contact met hem had, zodat de passantenvergoeding aan klager kon worden overgemaakt. Uit het dossier blijkt dat mr. X klager toen reeds negen jaar in de tbs procedure als diens advocaat bijstond. Mr. Y heeft alleen de passantenproblematiek behandeld. Op 27 oktober 2008 heeft mr. Y klager verzocht zijn rekeningnummer door te geven. Mr. Y is op 29 december 2008 overleden.

3.4 Mr. X heeft in verband met het overlijden van mr. Y bij brief van 24 januari 2009 de maatschap van wijlen mr. Y aangeschreven met het verzoek contact op te nemen met klager. Verweerder heeft dit vervolgens gedaan.

3.5 Begin maart 2009 heeft mr. X verweerder per e-mail verzocht het bedrag van de passantenvergoeding over te maken op zijn derdengeldenrekening. Verweerder heeft het bedrag vervolgens overgemaakt.

3.6 Half maart 2009 is telefonisch contact geweest tussen klager en verweerder en is een afspraak gemaakt voor een bespreking op 2 april 2009. Op 27 maart 2009 heeft verweerder zijn werkzaamheden beëindigd, omdat klager een voorwaarde stelde waaraan verweerder niet wilde voldoen.

4 Beoordeling klachtonderdeel (i)

4.1 Voorop dient te worden gesteld dat de advocaat vrij is om een (nieuwe) opdracht van een cliënt niet te aanvaarden, mits hij dat tijdig kenbaar maakt en de cliënt wijst op de mogelijke wegen om de gevraagde opdracht desgewenst alsnog uitgevoerd te krijgen, zodat de cliënt daardoor geen procedurele schade ondervindt.

4.2 Vaststaat dat verweerder direct nadat hij had besloten de zaak van klager niet te kunnen aannemen, dit schriftelijk aan klager heeft medegedeeld. Klager had hierdoor de mogelijkheid zich tot een andere advocaat te wenden. Onduidelijk is of klager dit daadwerkelijk heeft gedaan.

4.3 In het licht van genoemde maatstaf en feiten is de raad van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5 Beoordeling klachtonderdelen (ii) en (iii)

5.1 Deze klachtonderdelen worden gezamenlijk behandeld.

5.2 De raad neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat een advocaat mag afgaan op de juistheid van mededelingen van andere advocaten. Uiteraard dient de advocaat hierbij zorgvuldig te handelen, waarbij voorts uitgangspunt is dat extra voorzichtigheid is geboden bij verzoeken verband houdende met diens derdengeldenrekening.

5.3 In casu staat vast dat mr. X reeds negen jaar voor klager in de tbs procedure optrad en dat verweerder hiervan op de hoogte was. Klager werd daarnaast ten aanzien van de passantengeldvergoeding bijgestaan door de kantoorgenoot van verweerder, mr. Y. Nadat mr. Y was overleden, benaderde mr. X het kantoor van verweerder met het verzoek de passantengeldvergoeding die op de derdengeldenrekening van dat kantoor stond over te maken op de derdengeldenrekening van mr. X. Verweerder heeft dat toen op zich genomen en, nadat mr. X het verzoek schriftelijk aan verweerder had bevestigd, conform dit verzoek gehandeld. Toen klager vervolgens uit zijn tbs verpleging werd ontslagen, benaderde hij het kantoor van verweerder met het verzoek te bezien of de uitgekeerde passantengeldvergoeding juist was. Verweerder heeft deze opdracht niet aangenomen en dit schriftelijk bevestigd.

5.4 In het licht van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Bij dit oordeel speelt een rol dat klager door het handelen van verweerder geen schade heeft geleden.

5.5 Beide klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. E.J. Ferman, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. B.C. Romijn, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 18 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.

* * * * *