ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0217 Raad van Discipline Amsterdam 09-193A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0217
Datum uitspraak: 11-01-2010
Datum publicatie: 11-01-2010
Zaaknummer(s): 09-193A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Betreft overname vreemdelingenpiketzaak. Advocaat handelt klachtwaardig indien hij zonder voorafgaand overleg een andere advocaat per fax verzoekt dossiers betreffende cliënten van laatstgenoemde advocaat over te nemen en die cliënten bezoekt. Advocaat handelt eveneens klachtwaardig indien hij cliënten van een andere advocaat bezoekt zonder dat die cliënten daarom hebben verzocht. Gegrond, deels gegrond, enkele waarschuwing.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 11 januari 2010

in de zaak 09-193A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 24 juli 2009 binnengekomen klacht van:

mevrouw X

klaagster

tegen:

de heer Y

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 23 juli 2009, door de raad ontvangen op 24 juli 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 27 oktober 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 23 juli 2009 genoemde inventarislijst.

2. Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a. zonder voorafgaand overleg met klaagster, heeft gevraagd de dossiers van drie door klaagster in het kader van de vreemdelingenpiketdienst bezochte cliënten over te dragen en die cliënten heeft bezocht;

b. zonder dat zij hem dat hadden verzocht voormelde cliënten heeft bezocht.

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Op 8 augustus 2008 heeft klaagster als dienstdoende piketadvocaat in vreemdelingenzaken drie cliënten, te weten A, B en C, bezocht. Voormelde cliënten hadden die dag een veroordeling van drie maanden uitgezeten en waren direct na vrijlating overgedragen aan de vreemdelingendienst en in vreemdelingenbewaring gesteld. Klaagster heeft voor alle drie cliënten beroep ingesteld tegen de bewaring. Verweerder had A bijgestaan in de strafzaak.

3.3. Op 11 augustus 2008 heeft verweerder in twee fasen (eerst ten aanzien van A en later ten aanzien van B en C) per fax aan klaagster verzocht de dossiers betreffende A, B en C aan hem over te dragen. Diezelfde dag heeft hij A, B en C bezocht. Op 12 augustus 2008 heeft verweerder opnieuw per fax aan klaagster verzocht de dossiers over te dragen. Hierop heeft klaagster schriftelijk negatief gereageerd.

3.4. Op 15 augustus 2008 heeft klaagster de drie cliënten nogmaals bezocht en aan hen een verklaring voorgelegd. In deze verklaring was vastgelegd de gang van zaken zoals klaagster die bij een tweede bezoek aan de drie cliënten op 11 augustus 2008 van hen had vernomen. De verklaringen zijn door een tolk vertaald en door A, B en C ondertekend. De inhoud van de verklaringen bevestigen de door klaagster geschetste gang van zaken.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. Een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, zal daarbij op een zorgvuldige wijze dienen te handelen. Zo kan in het algemeen worden verlangd dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak wenst over te nemen. Dat overleg houdt in dat advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten uitwisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaken worden overgenomen, de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het inderdaad zijn wens is van advocaat te wisselen.

4.3. Uitgaande hiervan had het op de weg van verweerder gelegen om, voorafgaand aan zijn faxen van 11 augustus 2008 en zijn bezoek op diezelfde dag aan A, B en C, daarover daadwerkelijk overleg met klaagster te voeren. Verweerder heeft aangevoerd dat hij op 11 augustus 2008 zijn secretaresse heeft gevraagd klaagster hierover te bellen. Dat kan echter niet worden beschouwd als het voeren van daadwerkelijk overleg tussen verweerder en klaagster, daargelaten dat klaagster en verweerder van mening verschillen over de inhoud en het tijdstip (voor of na het bezoek van verweerder aan A, B en C) van het telefonisch contact tussen klaagster en de secretaresse van verweerder. Derhalve is niet komen vast te staan dat verweerder voorafgaand aan dat bezoek daadwerkelijk overleg met klaagster heeft gevoerd. Verweerder heeft op 11 augustus 2008 in twee fasen per fax aan klaagster verzocht de dossiers betreffende haar cliënten A, B en C aan hem over te dragen. Diezelfde dag heeft hij cliënten bezocht. Dit alles zonder voorafgaand overleg met klaagster. Het handelen van verweerder kan hem te meer worden aangerekend (i) nu verweerder A heeft bijgestaan in zijn strafzaak, zodat verweerder wist dat A op 8 augustus 2008 zou vrijkomen en in vreemdelingenbewaring zou worden gesteld en (ii) nu verweerder zelf ook piketadvocaat in vreemdelingenzaken is en derhalve geacht kan worden adequaat en tijdig maatregelen te nemen die ertoe leiden dat hij als voorkeurspiketadvocaat kan optreden.

4.4. Op grond van deze gang van zaken is de raad van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder daadwerkelijk overleg heeft gevoerd met klaagster of heeft gepoogd te voeren zonder dat is gebleken van bijzondere omstandigheden die dit gebrek aan overleg zouden kunnen rechtvaardigen. Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

4.5. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat een advocaat in beginsel tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt indien hij cliënten van een andere advocaat bezoekt, zonder dat die cliënten daarom hebben verzocht. Hoewel de raad het niet aannemelijk acht dat A - zoals verweerder heeft aangevoerd - verweerder op 8 augustus 2008 telefonisch heeft verzocht hem ook in de bewaringsprocedure bij te staan - en hem in dat licht te bezoeken - terwijl hij zich daarover op diezelfde dag niet heeft uitgelaten jegens klaagster tijdens haar bezoek noch jegens de hulpofficier van justitie tijdens het verhoor, is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder A heeft bezocht zonder dat laatstgenoemde hierom had verzocht. Nu verweerder A immers ook had bijgestaan in de strafzaak, kan immers niet worden uitgesloten dat A toen al aan verweerder heeft verzocht hem ook in de bewaringszaak bij te staan. Klachtonderdeel b is wat betreft het bezoek van verweerder aan A ongegrond.

4.6. Naar het oordeel van de raad staat wél vast dat verweerder B en C heeft bezocht zonder dat zij hem hierom hadden verzocht. Verweerder heeft dat immers zelf bevestigd, nu hij stelt op instigatie van A de heren B en C te hebben bezocht. Verweerder heeft hiermee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel b is ten aanzien van het bezoek van verweerder aan B en C gegrond.

5. Maatregel

5.1. Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel agegrond;

- verklaart klachtonderdeel b deels gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. J.M. van de Laar, mr. B.E. van der Molen, mr. M. Pannevis en mr. H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2010.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden vanhet beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.