ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0838 Raad van Discipline Amsterdam 08-123H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0838
Datum uitspraak: 06-01-2009
Datum publicatie: 06-07-2010
Zaaknummer(s): 08-123H
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Handelen tegen de kennelijke wil van een cliënt niet aangetoond. Verkeerd gebruik van gegeven informatie. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 januari 2009

in de zaak 08-123H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 april 2008, door de raad ontvangen op 17 april 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 oktober 2008. Aanwezig waren klaagster met haar gemachtigde en verweerster. Van deze zitting is proces verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster als advocaat van klaagster in een alimentatieprocedure zodanig heeft opgetreden dat daarmee de belangen van klaagster zijn geschaad. In het bijzonder heeft verweerster:

 (a) verzuimd klaagster er op te wijzen dat het geschil dat klaagster had met haar voormalig echtgenoot zonder gerechtelijke tussenkomst kon worden opgelost;

 (b) verschillende malen zonder overleg of instemming van klaagster gehandeld;

 (c) aan haar verstrekte informatie niet of verkeerd gebruikt en de rechtbank heeft voorgelogen.

3. Feiten

3.1 Verweerster heeft klaagster vanaf september 2005 bijgestaan in verband met een aanhangig te maken procedure ten behoeve van het vaststellen van een onderhoudsplicht van haar voormalig partner ten behoeve van de bij klaagster inwonende zoon.

3.2 Verweerster heeft daartoe op 11 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar.

3.3 Na indiening van dit verzoekschrift heeft in november 2005 een bespreking tussen klaagster en haar moeder en verweerster plaatsgevonden, ten kantore van verweerster.

3.4 Verweerster heeft daarna op 28 november 2005 een aanvullend verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Alkmaar met het verzoek tot het toekennen van een hoger bedrag aan alimentatie.

3.5 Op 12 februari 2006 werd een zitting bepaald. Deze werd op verzoek van verweerster aangehouden en vervolgens verplaatst naar 12 mei 2006.

3.6 Ter zitting van 12 mei 2006 verscheen de voormalig partner van klaagster. Door de rechtbank Alkmaar werd de voormalig partner van klaagster een week de tijd gegeven alsnog financiële gegevens over te leggen in de lopende alimentatieprocedure.

3.7 In de maand juni 2006 hebben partijen onderhandeld over een regeling in der minne ter zake van de bijdrage in de onderhoudsverplichting. In juli 2006 hebben klaagster en haar voormalig partner overeenstemming bereikt over de voor klaagster’s zoon vast te stellen bijdrage in het levensonderhoud. Deze bijdrage is op 12 juli 2006  in een beschikking van de rechtbank Alkmaar vastgelegd.

3.8 Op 8 juni 2007 diende klaagster de onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten in Haarlem.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Voor de beoordeling van de klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Daarbij is het de advocaat niet toegestaan tegen de kennelijke wil van zijn client te handelen en dient hij duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij bereid is.

4.2 Klachtonderdelen ( a) en (b) lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.

4.3 Gelet op hetgeen in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, kan niet worden vastgesteld dat verweerster zonder overleg en op een andere wijze dan door klaagster gewenst heeft gehandeld. Dit met name niet nu verweerster in de opdrachtbevestiging, die zij heeft verstuurd na het aanvaarden van de opdracht, duidelijk heeft gemaakt op welke wijze zij de zaak van klaagster zou behandelen, te weten via het aanhangig maken van een procedure. Daarnaast is niet betwist dat verweerster de stukken betreffende de procedure naar klaagster heeft gestuurd. Dit betekent dat klachtonderdelen (a) en (b) ongegrond zijn.

4.4 Niet is komen vast te staan dat verweerster op enigerlei wijze aan haar verstrekte informatie niet of verkeerd heeft gebruikt en de rechtbank heeft voorgelogen. Dit betekent dat ook klachtonderdeel (c) ongegrond is.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009 door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. L.D.H. Hamer, mr. B. Roodveldt, mr. M.L.F.J. Schyns, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607