ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0824 Raad van Discipline Amsterdam 08-174A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0824
Datum uitspraak: 06-01-2009
Datum publicatie: 09-07-2010
Zaaknummer(s): 08-174A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voor de betekenis van het ne bis in idem beginsel in het tuchtrecht is niet bepalend hoe de klachtomschrijving luidt, maar of sprake is van een klacht die materieel gesproken identiek is aan de klacht waarop eerder onherroepelijk werd beslist.

                     RAAD VAN DISCIPLINE

                                           in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 januari 2009

in de zaak 08-174A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet van 15 juli 2008 tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer dr.

k l a g e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r 

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 juni 2008, door de raad ontvangen op 17 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 8 juli 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 juli 2008 aan - onder meer - klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 juli 2008, door de raad per fax ontvangen op 15 juli 2008, en per post op 17 juli 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 3 november 2008. Ter zitting zijn partijen niet verschenen. Verweerder heeft op voorhand aan de griffie van de raad van discipline bericht niet aanwezig te kunnen zijn. Klager is deugdelijk opgeroepen, maar niet verschenen. 

1.5 Van de zitting van 3 november 2008 is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad,

- de stukken genummerd onder de punten 1 t/m 7 in de inventarislijst die bij de brief van de deken is gevoegd,

- de beslissing van de voorzitter van 8 juli 2008, en

- het verzetschrift van 15 juli 2008.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

(a) te weigeren namens klager te verschijnen op een zitting in kort geding op 14 januari 2005, en

(b) te weigeren namens klager te trachten een uitstel van die zitting te bewerkstelligen.

2.2 Het verzet houdt in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard, omdat onderhavige klacht - in tegenstelling tot hetgeen de voorzitter meent - geen herhaling is van een reeds eerder door klager aan de raad van discipline voorgelegde klacht. Er zijn immers ook andere gedragsregels overtreden dan die waarover in een eerdere beslissing is geoordeeld. Er is voorts geen sprake van een zodanig tijdsverloop dat de klacht daardoor niet ontvankelijk is.  

3. Feiten

3.1 Verweerder heeft klager, althans zijn besloten vennootschap, bijgestaan in een civiele procedure. Bij vonnis van 17 november 2004 is de wederpartij van klager veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan de vennootschap van klager. Klager heeft vervolgens zelf executoriaal beslag doen leggen. De wederpartij heeft daarop hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis en is een executiegeschil gestart. De zitting in het kader van het tot opheffing van het gelegde beslag strekkende kort geding werd bepaald op 14 januari 2005 om 11.00 uur.

3.2 Bij fax van 4 januari 2005 heeft klager verweerder geïnstrueerd om geen werkzaamheden meer voor hem te verrichten die kosten opleveren, tenzij hij, klager, daartoe expliciet opdracht zou verlenen. Bij faxbrief van 7 januari 2005 heeft klager aan zijn wederpartij laten weten dat deze geen contact hoefde op te nemen met (het kantoor van) verweerder nu de beslaglegging en executie buiten verweerder om waren geëntameerd.

3.3 Op 14 januari 2005 rond 9 uur ’s ochtends heeft klager verweerder vanuit zijn vakantie-adres telefonisch verzocht om namens hem te verschijnen op de zitting op diezelfde dag om 11.00 uur, en daar namens hem om uitstel van de behandeling te verzoeken. Verweerder heeft klager meegedeeld dat hij daartoe niet in staat was.

3.4  Klager heeft meerdere declaraties van verweerder onbetaald gelaten.

3.5 Klager heeft al eerder, te weten bij brief van 23 augustus 2007, een klacht ingediend tegen verweerder. Ook die klacht had betrekking op de weigering van verweerder om te verschijnen op de zitting van 14 januari 2005 en te weigeren een uitstel van die zitting te vragen. De klacht is bij beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2007 kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet van klager tegen die beslissing is bij beslissing van de raad van discipline van 10 juni 2008 ongegrond verklaard.

4. Beoordeling van het verzet

Bij de beoordeling van het verzet stelt de raad voorop dat volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline ook in het tuchtrecht het beginsel ne bis in idem geldt. Uit hetgeen door klager is aangevoerd is de raad voorts gebleken dat aan de huidige klacht tegen verweerder hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt als bij de vorige klacht het geval was. Ook al kan worden vastgesteld dat de klachtomschrijving niet volledig identiek is, moet niettemin worden geoordeeld dat het in deze klachtzaak, materieel gezien, om hetzelfde verwijt gaat als hetwelk klager in de eerdere procedure aan de raad heeft voorgelegd, en waarop onherroepelijk is beslist. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de thans ingediende klacht niet kan worden behandeld zonder in strijd te komen met het vooropgestelde beginsel, dat niet twee maal over dezelfde zaak behoort te worden geoordeeld. Terecht heeft de voorzitter dan ook beslist dat klager - kennelijk - niet in zijn klacht kan worden ontvangen. Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter moet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009 door mr. W.J. van Bennekom, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. B.C. Romijn, mr. D.J.S. Voorhoeve en mr. M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, en mr. D.J.L. Siegers als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is op 6 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.