ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0823 Raad van Discipline Amsterdam 08-325A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0823
Datum uitspraak: 14-01-2009
Datum publicatie: 06-07-2010
Zaaknummer(s): 08-325A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ingediend wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de wrakingskamer is  instrument om misbruik te maken van het wrakingsrecht. Slechts  ingegeven door afwijzing van verzoek om uitstel.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 januari 2009

in de zaak 08-325 A

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 en 14 november 2008 ingediende verzoeken van:

De heer

v e r z o e k e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 4 november 2008 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend bij de raad tot wraking van de plaatsvervangend voorzitter in de procedure, bekend onder dossiernummer 08-142A. Dit verzoek heeft verzoeker op 14 november 2008 herhaald. Op 17 november 2008 is de ontvangst van het wrakingsverzoek aan verzoeker bevestigd. Op 21 november 2008 heeft de griffie van de raad verzoeker bericht dat de wrakingsverzoeken zullen worden behandeld ter zitting van 17 december 2008. Bij brief van 5 december 2008 heeft de griffie een verzoek van verzoeker om een nieuwe datum te bepalen waarop de wraking zou worden behandeld, afgewezen. Bij fax van 16 december 2008 heeft verzoeker de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt.

1.2 De wrakingsverzoeken zijn behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de raad op 17 december 2008. Verzoeker is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.  Verweerder heeft aan de griffie bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde stukken, de na 14 november 2008 gevoerde correspondentie tussen verzoeker en de griffie, waaronder de toelichting op de wrakingsverzoeken d.d. 28 en 29 november 2008  en de fax van verzoeker aan de raad d.d. 16 december 2008, waarin verzoeker een nieuw wrakingsverzoek indient tegen de fungerend voorzitter van de wrakingskamer. Daarnaast heeft de wrakingskamer kennis genomen van de reactie van verweerder d.d. 19 november 2008.

2. Het verzoek om wraking tegen de behandelend voorzitter van de wrakingskamer

2.1 Het op 16 december 2008 ingediende wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de wrakingskamer kan niet anders worden gezien dan als een instrument om misbruik te maken van het wrakingsrecht, nu dit verzoek kennelijk slechts is ingegeven door de afwijzing van het verzoek om uitstel van de wrakingszitting, die overigens in overeenstemming met de door verzoeker opgegeven verhinderdata was vastgesteld. Deze wraking kan daarom niet als een serieuze wraking worden aangemerkt. Om die reden is verzoeker in dit wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.

2.2 De wrakingskamer acht zich daarom bevoegd de wrakingsverzoeken d.d. 4 en 14 november 2008 in procedure 08-325 A in behandeling te nemen.

3. De verzoeken om wraking in procedure 08-325 A

3.1 De eerste wrakingsgrond komt er – kort gezegd – op neer dat verzoeker van mening is dat verweerder ten onrechte weigert een bepaald klachtdossier met nummer 06-360A toe te voegen aan de procedure 08-325A. Verweerder weigert daardoor aan waarheidsvinding te doen, waardoor hij de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen.

3.2 De tweede wrakingsgrond is dat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om aanhouding, opdat de zaak kan worden samengevoegd met andere klachten.

3.3 Daarnaast is verzoeker van mening dat hem een onafhankelijke behandeling wordt ontzegd, omdat hem voor de zitting enkel is bericht dat de raad “naar alle waarschijnlijkheid als volgt zal zijn samengesteld” en hem nimmer de definitieve samenstelling is bericht. Verzoeker is voorts van mening dat hem een eerlijke wrakingsprocedure wordt onthouden nu het verweer ongedateerd is en de echtheid daarvan kan niet worden getoetst.

3.4 Verweerder heeft schriftelijk laten weten niet te berusten in de wrakingen. Verzoeker miskent dat de wederpartij in een door verzoeker geïnitieerde tuchtzaak er belang bij heeft dat tegen hem ingediende klachten voortvarend worden behandeld. Verzoeker dient voordurend nieuwe klachten in, zodat gelijktijdige behandeling niet zinvol is. Verweerder meldt tot slot dat de zaak met dossiernummer 06-360A, met welke zaak verzoeker voeging schijnt te verlangen, reeds tot in hoogste instantie is afgedaan.

4. Beoordeling van de verzoeken

4.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De omstandigheden en feiten waarop een dergelijk verzoek is gebaseerd, dienen, buiten het geval waarin ter zitting een verzoek tot wraking wordt gedaan, in het verzoek schriftelijk te worden gemotiveerd.  

4.2 Verzoeker heeft noch in de wrakingsverzoeken, noch in de nadien gevoerde correspondentie feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de schijn van partijdigheid aanwezig moet worden geacht. Verzoeker heeft de mogelijkheid om zijn standpunten ter zitting toe te lichten aan zich voorbij laten gaan.

4.3 Het is voorbehouden aan de raad om te bepalen of bepaalde zaken gevoegd zullen worden behandeld en het niet voldoen aan een verzoek tot voeging leidt niet tot enige schijn van partijdigheid. Hetzelfde geldt voor de afwijzing van een verzoek om stukken betreffende een reeds lang afgedane tuchtzaak bij het dossier te voegen.

4.4 Ten aanzien van verzoekers opmerkingen over de onderhavige wrakingsprocedure wordt nog het volgende overwogen. De griffie bericht op voorhand uit welke personen de raad naar alle waarschijnlijkheid zal zijn samengesteld.  Het onderdeel “naar alle waarschijnlijkheid” is een voorbehoud dat altijd dient te worden gemaakt, nu zich immers altijd redenen kunnen voordoen waarin een van de leden van de wrakingskamer op het laatste moment is verhinderd. Voorts is, anders dan verzoeker meent,  het verweer wél gedateerd. Uit pagina 14 van het wrakingsdossier blijkt dat het verweer op 19 november 2008 is ingediend.  Uit pagina 15 van het wrakingsdossier blijkt dat het verweer door verweerder is ondertekend. De raad heeft geen reden te twijfelen aan de echtheid van het verweer. Verzoeker heeft dit ook niet nader onderbouwd. 

4.5 De verzoeken tot wraking zullen dan ook worden afgewezen.

4.6 De wrakingskamer ziet tenslotte aanleiding om artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering jo artikel 47 Advocatenwet toe te passen, daar er reeds op grond van het voorgaande voldoende grond is onderhavige verzoeken aan te merken als misbruik van de mogelijkheid de tuchtrechter(s) te wraken. Daaruit volgt dat er aanleiding is te bepalen dat een eventueel volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING:

4.7 De wrakingskamer van de raad van discipline wijst de verzoeken tot wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman en M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 januari 2009.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.