ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0803 Raad van Discipline Amsterdam 08-121A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0803
Datum uitspraak: 03-02-2009
Datum publicatie: 29-06-2010
Zaaknummer(s): 08-121A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: klacht gegrond. Schorsing van 3 maanden waarvan 1 maand onvoorwaardelijk. Hoedanigheid van advocaat? Belangenverstrengeling door te beleggen in zakelijke belangen cliënt. Advocaat heeft verzuimd afspraken schriftelijk te bevestigen. Optreden advocaat tegen cliënt/bestuurder door die cliënt namens de aandeelhoudersvergadering te ontslaan. Gedrag in strijd met kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 3 februari 2009

in de zaak 08-121 A

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 15 april 2008 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure.

1.1 Bij brief van 14 april 2008, door de raad ontvangen op 15 april 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 25 november 2008 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 30 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst;

- de brief van verweerder van 11 november 2008, met bijlagen.

2. Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

(i) als advocaat van klager de hem opgedragen taken op onzorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en daarbij de belangen van klager niet op een juiste wijze heeft behartigd;

(ii) klager heeft misleid, althans onvoldoende heeft geïnformeerd, omtrent zijn positie als meerderheidsaandeelhouder in A Ltd (hierna “A Ltd”) en daarmee indirect in B S.A. (hierna “hotel B”);

(iii) als advocaat heeft geparticipeerd in de zakelijke belangen van zijn cliënt, waardoor verweerder inbreuk heeft gemaakt op de onafhankelijkheid die van een advocaat mag worden verwacht bij een zorgvuldige uitvoering van zijn taken;

(iv) in gebreke is gebleven met het voldoende informeren van zijn cliënt, in het bijzonder door te weigeren hem afschriften te geven van alle relevante stukken en correspondentie, akten e.d. met betrekking tot de hem opgedragen taken;

(v) heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid. Hij heeft zijn taak als advocaat jegens klager verwaarloosd en zijn eigen belang laten prevaleren.

2.2 De klachten zien op de gedragingen van verweerder vanaf 2001 tot medio 2006.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Begin jaren ´90 heeft klager drie Russische zakenpartners geassisteerd bij de verwerving en vervolgens de exploitatie van een hotel op Kreta genaamd hotel B. Klager verwierf in ruil voor deze assistentie een (indirect) aandeel in hotel B. Verweerder heeft klager en diens zakenpartners in die kwestie als advocaat bijgestaan. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hij in ieder geval tot 1997 regelmatig als advocaat voor klager is opgetreden.

3.2 Vaststaat dat A Ltd in 1993 alle aandelen van hotel B in eigendom heeft verworven.

3.3 De exploitatie van hotel B blijkt verliesgevend. De rekeningen van verweerder worden niet betaald. Verweerder stelt voor zijn openstaande rekeningen middels verrekening in aandelen hotel B om te zetten. Klager en zijn Russische zakenpartners stemmen hiermee in waardoor verweerder naast A Ltd (80%) voor 20% aandeelhouder van hotel B wordt.

3.4 In 1996 stapt klager uit A Ltd. De Russische zakenpartners zijn vanaf dat moment gezamenlijk eigenaar van A Ltd en derhalve tevens eigenaar van 80% van de aandelen hotel B.

3.5 In 2001 wordt klager opnieuw door zijn drie voormalige zakenpartners benaderd. Klager en verweerder verschillen van mening over de gang van zaken vanaf dat moment.

3.6 Volgens klager wordt hem verteld dat de vroegere eigenaar van hotel B (hierna: “X”), de aandelen aan toonder van A Ltd zou hebben gestolen. Genoemde voormalige zakenpartners vragen klagers hulp om de aandelen terug te krijgen. Volgens klager adviseerde verweerder hem de aandelen A Ltd van twee van zijn drie zakenpartners over te nemen. Klager zou zo tweederde meerderheid in A verkrijgen; de derde zakenpartner zou eigenaar zijn van eenderde van de aandelen A Ltd. Aldus zouden klager – in zijn hoedanigheid van grootaandeelhouder van A Ltd welk bedrijf 80% van de aandelen hotel B claimt - en verweerder – in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van de resterende 20% aandelen hotel B – gezamenlijk middels een procedure in Griekenland kunnen trachten de aandelen hotel B van X terug te vorderen. Volgens klager spreken klager en verweerder af dat verweerder het juridische traject ter zake van de overdracht van de aandelen A Ltd van de twee zakenpartners aan klager zal verzorgen. Verweerder stelt echter dat hij niet voor klager maar voor A Ltd en de drie aandeelhouders optrad. Klager heeft met verweerder en deze aandeelhouders gesproken over de status van de aandelen hotel B. De aandeelhouders zouden klager in 2001 tegen betaling van EUR 400.000 een aandeel van 20% in hotel B hebben aangeboden. Kort daarna bleek volgens verweerder echter dat de aandeelhouders niet over de aandelen hotel B beschikten.

3.7 Verweerder heeft aangevoerd dat klager sinds 1996 geen aandeelhouder meer was van A Ltd, hetgeen volgens verweerder ook uit het hierna te noemen vonnis uit 2004 blijkt. Verweerder schrijft echter in een e-mail van 21 februari 2007 aan een adviseur van klager, dat ook hij tot 2006 meende dat klager aandelen A Ltd bezat. Ter zitting heeft verweerder hierover gezegd dat “2006” een typefout is en dat dit “2004” moet zijn.

3.8 Partijen zijn het erover eens dat verweerder de coördinatie en begeleiding van de procedure in Griekenland op zich zou nemen en dat hij daarvoor niets in rekening zou brengen (onkosten uitgezonderd). De kosten van deze procedure zouden door klager worden gedragen. Volgens verweerder had klager belangstelling voor deelname in hotel B en heeft hij om die reden de kosten van de procedure in Griekenland betaald. Ter zitting is komen vast te staan dat deze afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd en dat verweerder klager er niet op heeft gewezen dat gevolg van deze afspraak was dat klager weliswaar de kosten van de Griekse procedure zou voldoen, maar dat hier geen baten voor klager tegenover stonden.

3.9 Klager heeft vanaf 2001 betalingen gedaan op de (derdengeld)rekening van verweerder, welke betalingen door verweerder zouden worden gebruikt om de juridische kosten van de procedure in Griekenland te voldoen. Een afrekening of overzicht van deze betalingen is niet opgesteld.

3.10 In 2004 oordeelt een Griekse rechtbank dat X en verweerder ieder aanspraak kunnen maken op 20% van de aandelen hotel B. De overige 60% is volgens de Griekse rechter eigendom van A Ltd. X zou bereid zijn voor EUR 320.000 zijn aandeel in hotel B te verkopen. Volgens klager stemmen verweerder en klager hiermee in waardoor A Ltd 70% van de aandelen hotel B zou bezitten en verweerder 30%. Verweerder zou de afwikkeling van deze transactie verzorgen in welk kader klager verweerder EUR 180.000 zou hebben betaald. Verweerder heeft na overleg met klager echter het gehele aandeel van X in hotel B op zijn naam overgeschreven in plaats van de helft daarvan op naam van A Ltd. Naar aanleiding van vragen van klager stelt verweerder nog steeds bereid te zijn het aan klager toekomende gedeelte op zijn naam over te (doen) schrijven. Verweerder bevestigt dit ter zitting.

3.11 Gezien de haperende exploitatie van hotel B wordt er een raad van bestuur van hotel B opgericht. Klager is hiervan voorzitter, verweerder vice-voorzitter. De dochter van verweerder, accountant en administrateur van hotel B, is ook lid van deze raad van bestuur.

3.12 Hotel B kampt opnieuw met financiële tekorten. Verweerder en klager verschillen van mening over de omvang en oorzaak hiervan. Nadat de relatie tussen klager en verweerder medio 2006 bekoelt, zegt verweerder klager in zijn brief van 18 september 2006 namens de aandeelhoudersvergadering ontslag als directeur van hotel B aan.

3.13 Eind 2006 / begin 2007 concludeert klager dat hij, in tegenstelling tot zijn veronderstellingen tot dan toe, geen meerderheidsaandeelhouder van A Ltd is.

3.14 Klager heeft verweerder meerdere malen om afgifte van het dossier verzocht. Volgens klager was verweerder niet tot afgifte bereid. Ter zitting zegt verweerder hierover dat afgifte van de stukken aan klager niet kon nu hij niet voor klager optrad.

3.15 Ter zitting is komen vast te staan dat de relatie advocaat-cliënt tussen verweerder en klager medio 2006 is geëindigd.

4 Beoordeling

4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Verweerder heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij in de periode van de gewraakte handelingen niet als advocaat van klager kan worden aangemerkt. De raad verwerpt dit verweer. Verweerder trad al geruime tijd vóór 2001 als advocaat voor klager op. In het kader van deze verhouding van advocaat-cliënt heeft klager, toen hij werd benaderd door drie Russische zakenpartners in verband met hun belangen in hotel B, verweerder als advocaat ingeschakeld.

4.2 Verweerder heeft zich naar aanleiding van deze “opdracht” van klager ook ten opzichte van derden als advocaat van klager gepresenteerd. Uit het feitelijk verloop zoals hiervoor beknopt weergegeven en uit de stukken van het klachtdossier blijkt dat verweerder onduidelijkheden heeft geschapen en laten voortbestaan over zijn (zakelijke) relatie met zijn cliënt, hetgeen verweerder mede in het licht van de tussen verweerder en klager al geruime tijd vóór 2001 bestaande advocaat-cliënt relatie, naar het oordeel van de raad in tuchtrechtelijke zin ernstig is te verwijten. Dit klemt te meer nu verweerder allengs ook een eigen financieel belang kreeg in deze aangelegenheid.

4.3 Desgevraagd heeft verweerder medegedeeld geen honorariumafspraken met klager te hebben gemaakt. Dat doet aan de vaststelling van de advocaat-cliënt relatie echter niet af.

4.4 Gaandeweg heeft verweerder persoonlijk financieel belang gekregen in en bij het onderwerp van zijn belangenbehartiging als advocaat. In 2004 heeft verweerder voor klager en voor zichzelf aandelen hotel B gekocht maar deze niet (mede) op naam van klager gezet, doch alleen op eigen naam. Het feit dat klager hiervan afwist doet niet af aan de constatering dat verweerder door zo te handelen persoonlijk financieel belang heeft verkregen bij de belangenbehartiging voor klager. Het valt verweerder te verwijten dat hij hiermee zijn onafhankelijkheid jegens zijn cliënt heeft verloren.

4.5 Niet is komen vast te staan dat verweerder klager voldoende (schriftelijk) heeft geïnformeerd over de werkelijke gang van zaken, noch dat hij de relevante stukken aan klager heeft verzonden, hoewel klager bij herhaling daarom heeft verzocht. Ook dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.6 Nadat de relatie tussen verweerder en klager is verbroken is verweerder bovendien, daartoe gemachtigd door de aandeelhoudersvergadering van hotel B, tegen klager opgetreden door hem ontslag als bestuurder aan te zeggen. Ook dit valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten.

4.7 De raad is van oordeel dat verweerder tegenover klager onbetamelijk heeft gehandeld. De gedragingen van verweerder hebben het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad.

4.8 De klacht is derhalve in al zijn onderdelen gegrond.

5 Maatregel

5.1 De raad is van oordeel dat verweerder ten opzichte van klager is tekort geschoten en onbehoorlijk heeft gehandeld. Daarbij heeft hij het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Bij het opleggen van na te noemen maatregel weegt de raad voorts mee dat verweerder zowel tijdens het onderzoek van de deken als ter zitting onderling tegenstrijdige reacties heeft afgelegd in plaats van openheid van zaken te geven, alsmede dat verweerder kernwaarden in de advocatuur (te weten integriteit en onafhankelijkheid) heeft geschonden. De raad acht de maatregel van schorsing in uitoefening van de praktijk voor drie maanden waarvan twee voorwaardelijk passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen gegrond;

- legt aan de verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- bepaalt dat twee maanden van deze schorsing zullen niet ten uitvoer worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders zal oordelen op grond dat verweerder zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd vast op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

- verstaat dat het onvoorwaardelijk deel van de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat echter niet eerder in dan na afloop van alle eventueel voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. M.W. Schüller, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. D.J.S. Voorhoeve, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.