ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0801 Raad van Discipline Amsterdam 08-125H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0801
Datum uitspraak: 03-02-2009
Datum publicatie: 29-06-2010
Zaaknummer(s): 08-125H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Schriftelijke uitlatingen advocaat wederpartij in alimentatieprocedure. Onnodig grievend? Onjuist? Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 3 februari 2009

in de zaak 08-125 H

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 22 april 2008 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 21 april 2008, door de raad ontvangen op 22 april 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht. 

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 25 november 2008 in aanwezigheid van partijen, verweerder vergezeld door zijn advocaat. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in par. 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 20 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

(i) gegevens te verstrekken waarvan hij wist althans behoorde te weten dat die onjuist zijn;

(ii) zich onnodig grievend uit te laten over de wederpartij.

2.2 In het kader van de klacht sub (i) noemt klager als voorbeeld dat verweerder in het verweerschrift op verzoekschrift tot wijziging alimentatie d.d. 25 januari 2006 (hierna het “verweerschrift”) (zie onder 24, blz. 20 van het klachtdossier) naar voren heeft gebracht dat klagers nieuwe echtgenote genoeg alimentatie krijgt van haar ex-echtgenoot om haar zelf en klager te onderhouden.

2.3 In het kader van de klacht sub (ii) noemt klager de volgende voorbeelden:

(a) Verweerder heeft in het verweerschrift onder punt 4 (blz. 17 van het klachtdossier) een beeld geschetst van slecht vaderschap. Klager wijst met name op de zin “De impulsieve acties van de man, die hij zonder enig overleg met de vrouw uitvoert, zijn kenmerkend voor de manier waarop hij met de vrouw en de kinderen omgaat.”;

(b) Verweerder heeft in diverse stukken “gedreigd” cq. geïnsinueerd dat klager misbruik zou hebben gemaakt van zijn beroep als rechercheur zware georganiseerde misdaad, waar het ging om door klager gericht onderzoek naar het tijdstip van samenleven van zijn ex-echtgenote met haar nieuwe partner. Klager wijst in het bijzonder op de antwoordconclusie na getuigenverhoor onder (ii) (blz. 27 van het klachtdossier), waarin is gesteld “Kortom, mijnheer is rechercheur van beroep en doet dit ook in zijn vrije tijd”, en op de brief van 17 oktober 2006 waarin verweerder de woorden “na zijn diensturen” gebruikt (zie blz. 29 van het klachtdossier).

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Verweerder is in een alimentatiekwestie tussen klager en zijn ex-echtgenote opgetreden voor klagers ex-echtgenote. Klager werd daarin bijgestaan door een eigen advocaat die voor hem een verzoekschrift tot wijzing van de alimentatie heeft ingediend bij de rechtbank Haarlem. Verweerder heeft vervolgens namens de wederpartij van klager het onder 2.2 genoemde verweerschrift ingediend.

3.2 Klager en zijn ex-echtgenote verschilden in deze procedure onder meer van mening over de vraag vanaf welk tijdstip klagers ex-echtgenote samenleefde met een ander als ware zij gehuwd. De rechtbank heeft klager bij beslissing van 16 mei 2006 toegelaten te bewijzen dat zijn ex-echtgenote vanaf 1 mei 2005, althans vanaf 1 augustus 2005, in genoemde zin met een ander samenleefde.

3.3 Klager heeft in dit kader zelf onderzoek verricht alsmede twee getuigen voorgebracht.

3.4 Namens de ex-echtgenote van klager is op 19 juni 2007 een antwoordconclusie na getuigenverhoor ingediend, waarin twee van de onder 2.3 genoemde passages zijn opgenomen. Omdat verweerder inmiddels op een ander kantoor werkzaam was en de behandeling van deze zaak aan een andere advocaat van zijn (oude) kantoor had overgedragen, is deze conclusie niet door verweerder maar door deze (oud-) kantoorgenoot opgesteld en ingediend.

3.5 De rechtbank heeft bij beschikking van 2 oktober 2007 beslist dat 1 augustus 2005 als eerste tijdstip dient te worden aangemerkt waarop genoemde feitelijke samenwoning een aanvang heeft genomen. Uit deze beschikking blijkt ook dat de (huidige) echtgenote van klager diens woonlasten voldoet.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klachtonderdelen kunnen gezamenlijk worden behandeld nu ze alle betrekking hebben op uitlatingen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van klagers wederpartij.

4.2 Voorop dient te worden gesteld dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt en kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (1) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn of (2) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht voorts als uitgangspunt dat een advocaat in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de door zijn cliënt medegedeelde feiten en dat hij deze slechts bij uitzondering dient te verifiëren.

4.4 Klager verwijt verweerder ten aanzien van klachtonderdeel (i) te hebben geschreven dat relevant is dat de nieuwe vrouw van de man genoeg alimentatie krijgt van haar ex-echtgenoot om de man en zichzelf te onderhouden. Dit is volgens klager onjuist, hetgeen volgens hem reeds volgt uit het feit dat door het samenwonen van klager en zijn nieuwe partner haar alimentatie zou zijn vervallen. 

4.5 Volgens verweerder was zijn cliënte er van op de hoogte dat klager met zijn nieuwe partner in een groot huis woonde, dat deze partner voor zover bekend geen inkomen uit arbeid had en dat klager een dergelijk huis niet kon betalen. Volgens verweerder was hierdoor de vraag gerechtvaardigd hoe klager en zijn vrouw in dat huis konden wonen. Volgens verweerder had hij van zijn cliënte begrepen dat de ex-echtgenoot van de huidige vrouw van klager een deel van de woonlasten betaalde of zelfs aan zijn ex-vrouw nog een bepaald bedrag aan alimentatie betaalde.

4.6 Uitgaande van het feit dat verweerder de belangen van zijn cliënte diende te behartigen is het begrijpelijk dat hij de kwestie van de woonlasten van klager in het verweerschrift moest noemen. Verweerder had dat ook genuanceerder kunnen formuleren dan hij heeft gedaan, maar niet gezegd kan worden dat hij - gemeten naar de hiervoor omschreven maatstaf - de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare heeft overschreden.

4.7 Uit de stukken van het klachtdossier en uit hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht blijkt dat tussen klager en de cliënte van verweerder grote onenigheid bestond in verband met de omgangsregeling en in verband met de alimentatie. De raad is van oordeel dat de in klachtenonderdeel sub (ii) genoemde uitlatingen van verweerder mede in het licht van de door partijen geschetste context, niet als onnodig grievend moeten worden aangemerkt. In dit oordeel is rekening gehouden met het feit dat verweerder ter zitting heeft bevestigd dat zijn uitlatingen ook niet zo zijn bedoeld, en dat het hem spijt indien zijn uitlatingen wel zo bij klager zijn overgekomen.

4.8 Ten aanzien van de onder klachtenonderdeel sub (ii) genoemde uitlatingen in de antwoordconclusie na getuigenverhoor, geldt voorts dat niet verweerder maar diens opvolger de betreffende antwoordconclusie heeft opgesteld en ingediend. Verweerder heeft ter zitting verklaard niet ter zake te zijn geraadpleegd. Anders dan klager meent kan verweerder hiervoor niet tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen, nu hij de behandeling van de zaak inmiddels aan een andere advocaat had overgedragen.

4.9 De klacht is dan ook in al zijn onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. M.W. Schüller, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. D.J.S. Voorhoeve, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2009.

Voorzitter    Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2009 per aantekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.