ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0772 Raad van Discipline Amsterdam 08-167U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0772
Datum uitspraak: 02-03-2009
Datum publicatie: 22-06-2010
Zaaknummer(s): 08-167U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kwaliteit van dienstverlening. Diverse verwijten aan de eigen advocaat m.b.t. onder meer het nalaten stukken in het geding te brengen, het niet doorsturen van brieven van de wederpartij en het niet betekenen van een vonnis acht de raad bij gebreke van feitelijke grondslag ongegrond.

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 2 maart 2009

in de zaak 08-167 U

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 19 juni 2008 binnengekomen  klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 9 juni 2008, door de raad ontvangen op 10 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2008 in aanwezigheid van verweerster. Klager is met eerst na de zitting ontvangen bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 6, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a) de conceptdagvaarding van het door klager aanhangig te maken kort geding niet heeft aangepast, hoewel dit was overeengekomen;

b) getuigenverklaringen niet als productie heeft overgelegd;

c) brieven van de wederpartij niet heeft doorgestuurd aan klager;

d) het vonnis niet direct heeft betekend;

e) het vonnis niet omgaand aan klager heeft verzonden;

f) niet heeft voldaan aan de wens van klager een brief te sturen ter zake het ophalen van bepaalde zaken door de wederpartij.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij niet die zorg betracht die jegens de cliёnt in acht diende te worden genomen, althans heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Verweerster heeft klager in oktober 2007 bijgestaan in een kort gedingprocedure o.a. strekkende tot veroordeling van de wederpartij om de aan de wederpartij toebehorende roerende zaken op te halen, e.e.a. op straffe van verbeurte van een dwangsom. Op 25 oktober 2007 heeft de zitting plaatsgevonden. Bij vonnis van 9 november 2007 heeft de voorzieningenrechter de wederpartij veroordeeld om binnen één maand na betekening van het vonnis aan te geven wanneer zij de roerende zaken die aan haar toebehoren zal (laten) ophalen.

3.2 Klager en verweerster verschilden van mening over de vraag of de wederpartij wel of niet had voldaan aan de inhoud van het vonnis. Verweerster heeft de deurwaarder op 26 november 2007 opdracht gegeven om het vonnis te betekenen. Bij brief van 4 december 2007 heeft verweerster klager bericht dat zij hem niet langer zou bijstaan.

4 Beoordeling van de klacht

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Vaststaat dat verweerster de conceptdagvaarding bij brief van 5 oktober 2007 aan klager heeft toegestuurd. Klager heeft hierop bij brief van 7 oktober 2007 gereageerd naar aanleiding van welke brief verweerster de dagvaarding heeft aangepast. Klager stelt dat hij in een tweede brief, gedateerd 8 oktober 2007, heeft verzocht in de dagvaarding op te nemen dat de goederen binnen een maand door de wederpartij zouden moeten worden opgehaald. Verweerster heeft aangevoerd dat zij deze brief niet heeft ontvangen.

4.2 Nu verweerster heeft betwist dat zij de brief van 8 oktober 2007 heeft ontvangen en klager dit onvoldoende heeft weersproken, kan de raad niet tot het oordeel komen dat verweerster in dit opzicht een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

4.3 De raad acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Verweerster heeft aangevoerd dat klager haar had toegezegd om voor de zitting van 25 oktober 2007 een aantal getuigenverklaringen toe te sturen, doch dat zij deze - ondanks diverse verzoeken daartoe aan klager - niet heeft ontvangen. Klager heeft in zijn brief van 30 januari 2008 geschreven dat hij de getuigenverklaringen mee had genomen naar de rechtbank en aan verweerster heeft overhandigd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.5 Gelet op het voorgaande acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Verweerster heeft in haar brief van 9 januari 2008 aan de hand van een overzicht inzichtelijk gemaakt dat en op welk moment zij de brieven van de wederpartij aan klager heeft toegestuurd. Klager heeft zijn stelling dat verweerster brieven van de wederpartij niet heeft doorgestuurd, gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerster, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verweerster valt derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.7 In dit kader overweegt de raad voorts nog dat uit het procesdossier kan worden afgeleid dat de advocaat van de wederpartij tweemaal brieven heeft gestuurd met een onjuiste datering. Daarbij gaat het om een brief gedateerd 29 augustus 2007 die logischerwijs eerst in november 2007 kan zijn verstuurd en een brief van 16 november 2007, waarin wordt verwezen naar een brief van later datum, te weten 19 november 2007. De raad sluit niet uit dat een en ander bij klager tot misverstanden heeft geleid. Verweerster valt ter zake echter geen verwijt te maken.

4.8 De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.9 Verweerster heeft uiteengezet dat zij van mening was dat de wederpartij reeds vrijwillig aan het vonnis had voldaan en dat zij om die reden het vonnis niet direct na ontvangst daarvan aan de wederpartij heeft betekend. In dat kader heeft zij aangevoerd dat de advocaat van de wederpartij haar enkele dagen na het vonnis schriftelijk heeft laten weten op welke data de litigieuze zaken door de wederpartij zouden kunnen worden opgehaald. Gelet hierop komt het de raad voor dat dat verweerster op goede gronden meende dat betekening van het vonnis niet nodig was.

4.10 Aangezien klager niettemin op betekening aandrong heeft verweerster blijkens het klachtdossier vervolgens op 26 november 2007 aan de deurwaarder opdracht gegeven het vonnis aan de wederpartij te betekenen. Aldus heeft verweerster binnen bekwame tijd na vonniswijzing alsnog voldaan aan de wens van klager. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve geen sprake.

4.11 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.12 Het kort gedingvonnis is op 9 november 2007 gewezen. Verweerster heeft aangevoerd dat zij op die dag de uitspraak telefonisch heeft vernomen van de rechtbank en de uitspraak vervolgens telefonisch heeft doorgegeven aan klager. Verweerster heeft voorts onweersproken gesteld dat zij het vonnis op 15 november 2007 heeft ontvangen. Verweerster heeft daarnaast een brief van 15 november 2007 overgelegd waarbij zij het vonnis aan klager heeft toegestuurd. Het verwijt van klager dat verweerster het vonnis niet omgaand aan hem heeft verzonden mist dan ook feitelijke grondslag.

4.13 De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.14 Ook dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag, daar verweerster ter zitting onweersproken heeft meegedeeld dat zij de wederpartij, weliswaar mondeling en niet schriftelijk, conform het verzoek van klager heeft meegedeeld dat de wederpartij niet mocht volstaan met het bezichtigen van de zaken, maar dat deze ook dienden te worden opgehaald.

4.15 Ook dit laatste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. B.E. van der Molen, mr. H.B. de Regt en mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607