ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0739 Raad van Discipline Amsterdam 08-238 U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0739
Datum uitspraak: 24-03-2009
Datum publicatie: 21-06-2010
Zaaknummer(s): 08-238 U
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: onderdelen a en f gegrond; onderdelen b, c, d, e en g ongegrond. Het toezenden van een referteverklaring ten behoeve van een echtscheidingsverzoek aan de echtgenoot van de cliënt, zonder overleg over de gevolgen van het ondertekenen van de verklaring en zonder te verifiëren of de echtgenoot werd bijgestaan door een advocaat, is tuchtrechtelijk laakbaar. Het feit dat een confraternele brief ook rechtstreeks door een partij aan de wederpartij is verzonden maakt niet dat de confraternele brief zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij of zonder advies van de deken in het geding kon worden gebracht.

BESLISSING d.d. 24 maart 2009

in de zaak 08-238U

________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 3 september binnengekomen klacht van:

mevrouw

k l a a g s te r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 2 september, bij de raad binnengekomen op 3 september, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 19 januari 2009 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 16 zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de brief van verweerster d.d. 30 december 2008 aan de raad, met daarbij 10 producties, tezamen met een notitie van verweerster ter toelichting op deze producties.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster:

a) bij brief van 17 oktober 2005 klaagster een referteverklaring heeft toegezonden met het verzoek deze te ondertekenen, zonder klaagster eerst te spreken en zonder zich ervan te gewissen dat klaagster advocatuurlijke bijstand had;

b) in de periode april - september 2006 niet reageerde op brieven en documenten, toegezonden door de advocaat van klaagster;

c) klaagster op kosten heeft gejaagd door steeds nieuwe vragen aan de advocaat van klaagster te stellen;

d) overleg over een regeling in der minne uit de weg is gegaan in de periode april - juli 2006 en tevens moeilijk bereikbaar is geweest voor klaagster (of haar advocaat);

e) haar pleitnota tijdens een zitting op 5 december 2006 niet aan de advocaat van klaagster heeft aangeboden;

f) een voorstel dat de advocaat van klaagster deed aan de cliënt van verweerster heeft doorgestuurd aan het hof;

g) onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan over klaagster.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerster volgens klaagster de norm neergelegd in artikel 46 advocatenwet overschreden.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Verweerster heeft de ex-echtgenoot van klaagster bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar ex-echtgenoot.

3.3 Na geraadpleegd te zijn door de ex-echtgenoot heeft verweerster bij brief van 17 oktober 2005 klaagster aangeschreven, met daarin onder meer de volgende passage "Naar ik van cliënt heb begrepen, wenst u zich niet tegen de door hem gevraagde echtscheiding te verzetten. Indien dat juist is, verzoek ik u bijgesloten referteverklaring door u ondertekend, en voorzien van een kopie van uw paspoort of rijbewijs aan mij te retourneren."

3.4 Bij deze brief was een referteverklaring gevoegd die reeds op naam van klaagster was gesteld. De voorgedrukte tekst van deze verklaring hield in dat klaagster verklaarde kennis te hebben genomen van een verzoekschrift tot echtscheiding afkomstig van haar echtgenoot en bevatte tevens de passage: "Ondergetekende verzet zich niet tegen de verzochte echtscheiding. Ondergetekende zal geen verweer voeren en heeft er geen bezwaar tegen dat de rechtbank reeds voor afloop van vermelde verweertermijn beslist op het genoemde verzoekschrift. Ondergetekende machtigt (verweerster) om deze verklaring over te leggen aan de rechtbank."

3.5 Onderaan deze referteverklaring was een door verweerster te ondertekenen passage opgenomen, inhoudende: "(Verweerster) verklaart hierbij het hiervoor genoemde scheidingsverzoek besproken te hebben met de ondertekenaar van deze referteverklaring, voordat deze gemelde verklaring heeft ondertekend, terwijl ondertekende heeft geconstateerd dat bovenstaande handtekening afkomstig is van degene die de betreffende verklaring aflegt."

3.6 Bij brief van 17 november 2005 heeft verweerster klaagster gerappelleerd te reageren op haar brief van 17 oktober 2005, danwel de referteverklaring te ondertekenen en te retourneren.

3.7 Klaagster heeft bedoelde referteverklaring niet ondertekend. Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot is vervolgens uitvoerig geprocedeerd, aan de hand van vele stukken ter onderbouwing van de stellingen van onder meer klaagster. Ook hebben meerdere zittingen plaatsgevonden. Voorafgaand aan en tijdens de echtscheidingsprocedure is uitgebreid gecorrespondeerd tussen verweerster en de advocaat van klaagster.

3.8 In een brief aan de advocaat van klaagster d.d. 24 april 2006 heeft verweerster geschreven: "Uw cliënte - begrijp ik het goed - wil nu financieel beloond worden voor het feit dat zij met mijn cliënt is gehuwd, en dat zij zich gedurende dat huwelijk met cliënt eveneens - zo stelt zij - bekommerd heeft over cliënts kinderen."

3.9 In een processtuk, ingediend bij de rechtbank op 6 februari 2007 heeft verweerster geschreven: "Curieus is echter dat blijkt dat (klaagster) - om het maar eens zacht uit te drukken - (haar ex-echtgenoot) probeert een poot uit te draaien! Andere woorden kunnen ook worden gebruikt."

3.10 In het verweerschrift in appel d.d. 24 oktober 2007 heeft verweerster gesteld: "De vrouw verklaart dit uit het willen krijgen van genoegdoening, maar de man ervaart dit als ultieme pesterij. De vrouw kan gerust zijn, zo wordt dit ook door hem ervaren.", alsmede: "De vrouw legt geen bescheiden ter abstructie over van haar stelling, de bedragen komen uit haar losse pols!".

3.11 Verweerster en de advocaat van klaagster hebben tijdens de looptijd van de procedure klachten tegen elkaar ingediend, die naderhand weer zijn ingetrokken.

3.12 Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot is een schikking bereikt, waarmee de echtscheidingszaak tot een einde is gekomen.

4 Beoordeling van het klacht

4.1 De raad overweegt dat deze klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij en dat daarom heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf, inhoudende dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan worden ingeperkt wanneer de advocaat:

- zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

- feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn;

- zich bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 De raad zal met in achtneming van bovenstaande maatstaf het optreden van verweerster beoordelen.

Klachtonderdeel a:

4.3 De raad is van oordeel dat de toezending door verweerster van de reeds op naam van klaagster gestelde referteverklaring in strijd is met bovengenoemde maatstaf. De raad overweegt daartoe dat zowel de wijze van toezending van de referteverklaring als de inhoud van deze referteverklaring de belangen van klaagster als wederpartij onnodig dan wel onevenredig schaden zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Verweerster heeft door het toezenden van de brief aan klaagster getracht een handtekening onder een referteverklaring te krijgen zonder voorafgaand overleg met klaagster over de gevolgen van het ondertekenen en zonder te verifiëren of klaagster werd bijgestaan door een eigen advocaat voordat zij de referteverklaring ondertekende. De raad constateert voorts dat de begeleidende brief bij de referteverklaring geen aanleiding geeft om te veronderstellen dat verweerster voor de eventuele ondertekening daadwerkelijk met klaagster zou gaan overleggen. Ten onrechte vermeldt de referteverklaring dat verweerster dat wel gedaan heeft (voorafgaand aan de ondertekening door klaagster). Daarenboven vermeldt de referteverklaring - opnieuw - ten onrechte dat verweerster de handtekening van klaagster gelegaliseerd heeft. Aan het voorgaande doet niet af dat klaagster de referteverklaring niet heeft ondertekend en de referteverklaring ook niet is ingediend in de echtscheidingsprocedure.

4.4 De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

Klachtonderdeel b:

4.5 De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerster op onvoldoende wijze de brieven van de advocaat van klaagster heeft beantwoord gedurende de in dit klachtonderdeel genoemde periode. Overigens is de raad niet gebleken dat verweerster op dit punt niet in overeenstemming met voornoemde maatstaf, als geformuleerd door het hof van discipline, heeft gehandeld. Om die reden verklaart de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel c:

4.6 Tegenover de aan dit klachtonderdeel ten grondslag liggende verwijten van klaagster aan het adres van verweerster, staan vergelijkbare verwijten van verweerster aan het adres van de advocaat van klaagster. Nog daargelaten dat verweerster ook in dit kader een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënte behartigen op een wijze die haar goed dunkt, zijn de aan dit klachtonderdeel ten grondslag liggende feiten niet komen vast te staan.

4.7 De raad verklaart dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d:

4.8 Volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline stuit een verwijt dat de advocaat van de wederpartij een regeling in der minne uit de weg is gegaan gedurende een lopend geschil in beginsel af op de grote mate van vrijheid die aan elke advocaat toekomt. Gemeten naar die maatstaf heeft klaagster onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat verweerster genoemde maatstaf heeft overschreden, zodat ook dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan.

4.9 De raad zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel e:

4.10 De precieze gang van zaken tijdens de zitting waarop dit klachtonderdeel ziet, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Reeds daarom zal de raad dit klachtonderdeel ongegrond verklaren. Daar komt nog bij dat de raad van oordeel is dat de wijze waarop verweerster zich heeft opgesteld tegenover de advocaat van klaagster in de onderhavige tuchtrechtelijke procedure, ingesteld door klaagster, niet relevant is.

Klachtonderdeel f:

4.11 De raad constateert dat verweerster tezamen met haar verweerschrift in appel, ingediend bij het hof op 24 oktober 2007, ook een faxbrief van de advocaat van klaagster aan verweerster heeft overgelegd. De raad is van oordeel dat de aldus overgelegde faxbrief confraternele correspondentie betreft, die tevens een schikkingsvoorstel bevat, alsmede dat verweerster voorafgaand aan het overleggen van deze faxbrief niet de in de gedragsregels voorgeschreven handelwijze heeft gevolgd en overigens geen klemmende reden heeft aangevoerd voor het (desondanks) overleggen van deze faxbrief. Met het overleggen van deze faxbrief heeft verweerster dan ook tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Aan het voorgaande doet niet af dat, naar verweerster heeft gesteld, de betreffende faxbrief ook rechtstreeks door klaagster aan haar ex-echtgenoot is verzonden; dit verandert immers niets aan de kwalificatie van deze faxbrief als confraternele correspondentie, die tevens een schikkingsvoorstel bevat.

4.12 De raad verklaard dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

Klachtonderdeel g:

4.13 Ook dit klachtonderdeel beoordeelt de raad aan de hand van voornoemde door het hof van discipline geformuleerde maatstaf, inhoudende dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van een cliënt te behartigen op een wijze die de advocaat goed dunkt, maar dat die vrijheid ondermeer en voor zover hier van belang kan worden ingeperkt indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij.

4.14 Van een advocaat mag verwacht worden dat deze zich diplomatiek en met de nodige distantie uitlaat. Verweerster heeft dat niet steeds gedaan. Hoewel de raad derhalve van oordeel is dat het beter ware geweest wanneer verweerster zich in gematigder termen had uitgedrukt in plaats van op de wijze waarop dit klachtonderdeel ziet, oordeelt de raad dat verweerster zich met haar uitlatingen in correspondentie en processtukken niet zodanig grievend heeft uitgelaten dat daarmee de hiervoor genoemde maatstaf is overschreden. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat de uitlatingen zijn gedaan binnen de context van de echtscheidingsprocedure, waarin, naar de raad is gebleken, langdurig verhitte discussies tussen de partijen en hun raadslieden hebben plaatsgevonden en sprake is geweest van irritaties over en weer.

4.15 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5 Maatregel

5.1 Gelet op de ernst van het verwijt waarop klachtonderdeel a ziet, in combinatie met de constatering van de raad dat verweerster in haar verweer tegen klachtonderdeel f blijk heeft gegeven onvoldoende kennis te dragen van de inhoud van de gedragsregels, ziet de raad aanleiding om een maatregel op te leggen. Op grond van het voorgaande en met in achtneming van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerster, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a en f gegrond;

- verklaart klachtonderdelen b, c, d, e en g ongegrond;

- legt verweerster de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door Mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. A. de Groot en Mr. L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van de gegrond verklaarde klachtonderdelen kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.