ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0728 Raad van Discipline Amsterdam 08-252A 08-253A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0728
Datum uitspraak: 06-04-2009
Datum publicatie: 21-06-2010
Zaaknummer(s):
  • 08-252A
  • 08-253A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de advocaten van zijn tegenpartij onnodig grievende uitlatingen. Hoewel zij hun boodschap op een meer zakelijke en respectvolle wijze hadden kunnen overbrengen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING  d.d. 6 april 2009

in de zaak 08-252A + 08-253A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 17 september 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

de heer mr

 v e r w e e r d e r s

1. Verloop van de procedure:

1.1 Bij brief van 17 september 2008, door de raad ontvangen op 18 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Am-sterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 3 februari 2009. Verweerders zijn in persoon verschenen en klager is niet verschenen, met bericht van verhindering.  

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 tot en met 27 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht:

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders

zich in processtukken en brieven onnodig grievend over klager hebben uitgela-ten.

Het betreft de volgende uitlatingen: 

27 september 2007, Mr M.L. van der Meulen, pleitnotitie

1) “In mijn pleitnotitie voor de zitting d.d. 24 augustus 2007 heb ik gesteld dat Bruin last heeft van hoogmoedwaanzin. Ik ben dit nog steeds van mening.”

2)”De directierollen die Bruin zichzelf heeft toebedeeld zijn allen op een fias-co uitgelopen.”

24 augustus 2007, Mr M.L. van der Meulen, pleitnotitie

3)”Nu stel ik mij de vraag wat eigenlijk het niveau van Bruin is?”

4) Zesmaal solliciteerde Bruin op een directiefunctie. Naar aanleiding van bo-vengenoemde feiten en omstandigheden gaat deze functie mijns inziens boven de pet van Bruin.

5) Van de zeven  keer solliciteerde Bruin viermaal naar een functie als directeur, waarvoor hij, zoals viel te verwachten, alle vier keer wordt afgewezen.

6) En weet u wat nu zo grappig is: Bruin, die niet eens in staat is een baan voor zichzelf te vinden, heeft sinds kort de leiding bij een werving en selectiebureau Marketing & Co! Hoezo jezelf overschatten ?

7) Zichzelf overschatten doet Bruin al jaren. Deze hoogmoedwaanzin mag niet ten nadele van zijn kinderen worden gebracht. Zelfs zijn eigen zoon heeft een krantenwijk!

8) Nog lachwekkender is de IB-aangifte van 2005: de enige inkomsten die hij genereerde was de bijtelling voor het privé-gebruik van de auto. Zou dit de Hummer zijn of de Landrover?

Januari 2007, Mr J.A. Oudendijk, verweerschrift

9) Het wordt derhalve tijd dat Bruin de handen uit de mouw steekt met simpele arbeid waarvoor geen of nauwelijks kwalificaties vereist is.

21 oktober 2004, Mr J.A. Oudendijk, verweerschrift

10) Bruin heeft naar eigen zeggen, na 21 oktober 2004 geen betalende arbeid meer verricht: hij is er al die tijd, naar eigen zeggen, niet in geslaagd om een baan of een baantje te verwerven.

11) Krop merkt op dat zelfs (zoon) Floris een krantenwijk verzorgt: waarom zou Bruin dat dan niet kunnen ?

4 mei 2004, Mr J.A. Oudendijk, hoger beroepschrift

12) Overigens zijn er in Muiderberg genoeg banen en baantjes te vinden die voor Bruin voldoende inkomsten opleveren.

14 mei 2004, Mr J.A. Oudendijk, brief rechtbank

13) Bruin presenteert zich als zakenman. Hij is volgens eigen zeggen als inte-rim manager bezig geweest ….

15 juli 2003, Mr J.A. Oudendijk, e-mail correspondentie

Tenslotte de onbeleefde reactie van Mr Oudendijk op mijn allereerste verzoek in 2003 om opmerkingen die beroepsgroep onwaardig zijn, achterwege te la-ten:

14) Ik bepaal zelf wel welke opmerkingen ik op zijn plaats acht. Aan uw mededeling over het ‘domein van mijn beroepsgroep’ heb ik geen boodschap.

Tijdens de diverse rechtszittingen zijn door beide advocaten vergelijkbare op-merkingen gemaakt. Mijn gemachtigde, mevrouw C.S.M. Ruijgrok, kan dit desgewenst bevestigen. Ik verzoek u deze klacht voor te leggen aan de Raad van Discipline en verneem graag hoe de klachtenprocedure verder verloopt. “

2.2  Door aldus te handelen hebben verweerders, aldus klager, de norm zoals neer-gelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en hebben zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3. Feiten:

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Verweerders hebben rechtsbijstand gegeven aan de ex-echtgenote van klager. Er zijn meerdere procedures gevoerd; ten deze zijn vooral relevant de procedu-res die betrekking hebben op kinderalimentatie. In die procedures zijn de uitla-tingen 1 tot en met 8 gedaan door verweerster en de uitlatingen 9 tot en met 14 door verweerder.

4. Beoordeling van de klacht:

4.1 De  klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de be-oordeling van een dergelijke klacht wordt uitgegaan van de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de be-langen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend . Dat kan onder meer het geval zijn indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij.

4.2 De raad zal de uitlatingen van verweerders derhalve toetsen aan deze maatstaf. De raad is van oordeel dat een aantal van de hiervoor genoemde passages niet bepaald getuigen van respect voor klager, zodat het niet onbegrijpelijk is dat klager onaangenaam getroffen is geweest door de woordkeuze. Anderzijds houdt de raad rekening met het feit dat in familiezaken als de onderhavige de emoties aan beide zijden vaak hoog oplopen en met zich mee kunnen brengen dat over en weer heftige uitlatingen worden gedaan.

4.3 Hoewel voor beide verweerders geldt dat zij hun boodschap op een meer zake-lijke en respectvolle wijze hadden kunnen overbrengen en te betwijfelen valt of zij de door hen gebruikte bewoordingen daarmee het door hen beoogde doel, overtuiging van de rechter, hebben kunnen bereiken, hebben zij naar het oordeel van de raad de hiervoor omschreven grenzen van hun vrijheid niet overschreden, zodat zij niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ten opzichte van beide verweerders ongegrond.

Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mr H.F. Doeleman,

mr. H.C.M.J. Karskens, mr. J.J. Trap, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2009.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op                          per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- klager

- verweerders

- - de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na  verzending van de beslis-sing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het be-roepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de ver-zending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het be-roepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van disci-pline:

a. Per post:

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging:

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezor-ging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax:

Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.

d. Telefonische informatie: 

       076- 548 46 07