ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0704 Raad van Discipline Amsterdam 08-304A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0704
Datum uitspraak: 06-04-2009
Datum publicatie: 15-06-2010
Zaaknummer(s): 08-304A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: In deze zaak is opdracht verstrekt door de zoon namens zijn moeder die in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Na aanvraag toevoeging bleek dat voor hetzelfde rechtsbelang reeds een toevoeging was aangevraagd. Advocaat heeft verzuimd om een mutatie aan te vragen en heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen toevoeging meer zou worden verkregen omdat de cliënte inmiddels was overleden. Klacht gegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 april 2009

in de zaak 08-304A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 24 oktober 2008 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

Gemachtigde: mr.

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 oktober 2008, bij de raad binnengekomen op 24 oktober 2008 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 28 januari 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 19 in de bij die brief gevoegde inventarislijst alsmede van een schriftelijke toelichting van klager.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de belangen van klager en diens (inmiddels overleden) moeder niet zorgvuldig heeft behartigd door niet tijdig een verzoek tot mutatie bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de RvR) in te dienen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft namens zijn moeder op 9 november 2007 verweerder om rechtsbijstand verzocht in verband met de verpleging en verzorging van de moeder door een zorgcentrum in Wassenaar. De moeder van klager was onvermogend en de wens was om te procederen op basis van een toevoeging.

3.2 Verweerder heeft op 12 november 2007 een toevoeging aangevraagd. Onder toezending van de algemene voorwaarden van zijn kantoor heeft verweerder klager bij brief van 13 november 2007 bericht zijn werkzaamheden niet eerder te zullen aanvangen dan nadat door de RvR op de aanvraag is beslist.

3.3 In verband met spoedeisendheid van de zaak heeft klager zich tot de deken gewend, naar aanleiding waarvan de deken verweerder heeft verzocht om – ondanks onzekerheid over verkrijging van een toevoeging – toch een aanvang met de werkzaamheden te maken.

3.4 Bij brief van 12 december 2007 aan verweerder heeft de RvR verweerder bericht dat terzake van het in de aanvraag genoemde geschil reeds een toevoeging was verstrekt aan mr. K. en gevraagd waarom verweerder opnieuw een toevoeging verzoekt. Vanwege het uitblijven van de gevraagde informatie heeft de RvR op 15 januari 2008 een rappelbrief gestuurd en verweerder verzocht om de gevraagde informatie vóór 29 januari 2008 te verstrekken onder de mededeling dat de aanvraag mogelijk buiten behandeling kan worden gelaten indien de gevraagde informatie niet tijdig is ontvangen dan wel onvoldoende is.

3.5 Op 28 december 2007 is de moeder van klager overleden. Bij brief van 10 januari 2008 heeft de advocaat van het zorgcentrum verweerder verzocht om toezending van een verklaring van erfrecht waaruit blijkt dat verweerder zijn werkzaamheden mag voortzetten, nu door het overlijden van de moeder van klager de volmacht is geëindigd.

3.6 Verweerder heeft bij brief van 28 januari 2008 aan de RvR bericht dat klager voor zijn moeder een nieuw toevoegingsverzoek heeft gedaan omdat mr. K. geen gezondheids¬recht¬advocaat bleek te zijn.

3.7 De RvR heeft verweerder bij brief van 6 februari 2008 bericht de aanvraag buiten behandeling te laten.

3.8 Bij brief van 6 februari 2008 aan klager stelt verweerder zich op het standpunt dat in verband met het overlijden van de moeder van klager vrijwel zeker geen (nieuwe) toevoeging meer kan en zal worden afgegeven. Verder schrijft verweerder dat een en ander betekent dat klager de aan de zaak bestede tijd en de gemaakte kosten alsnog zal moeten betalen en dat hij zijn financiële administratie zal vragen om een declaratie te zenden. Tenslotte bericht verweerder klager dat hij de zaak pas verder mag en zal behandelen na voldoening van het totaalbedrag van de declaratie die is bijgesloten.

3.9 Op een faxbrief van klager reageert verweerder bij brief van 8 februari 2008, waarin hij herhaalt dat in verband met haar overlijden geen (nieuw) verzoek van gefinancierde rechtsbijstand op de moeder van klager van toepassing kan zijn. Verweerder laat weten zonder betaling of vergoeding zijn werkzaamheden te zullen staken, waarbij hij meedeelt ook geen bezwaar te zullen maken tegen de beslissing van de RvR d.d. 6 februari 2008, waarin de aanvraag buiten behandeling is gesteld. Bij brief van 20 februari 2008 herhaalt verweerder deze mededeling.

3.10 Nadat klager zijn klacht had ingediend, zijn door het kantoor van verweerder incassomaatregelen getroffen. De laatste betalingsherinnering dateert van 20 januari 2009.

4 Beoordeling

4.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager tijdens het eerste gesprek heeft verzuimd verweerder op de hoogte te stellen van het feit dat mr. K. de zaak reeds in behandeling had (gehad) op basis van een verstrekte toevoeging. Volgens verweerder zou hij – indien hij van de toevoeging van mr. K. op de hoogte zou zijn geweest – aanstonds een mutatieverzoek hebben gedaan aan de RvR. Gelet op de inhoud van de stukken en op hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, kan de raad verweerder hierin niet volgen. Uit de stukken blijkt dat verweerder na ontvangst van de brief van de RvR d.d. 12 december 2007 geen mutatieverzoek heeft gedaan doch slechts – na rappel door de RvR – heeft meegedeeld dat door klager een nieuwe aanvraag was gedaan omdat mr. K. geen gezondheidsrechtadvocaat was en de zaak te zwaar voor hem bleek te zijn. Volgens zijn verklaring ter zitting was verweerder in de veronderstelling dat hij daarmee een mutatie had aangevraagd.

4.2 Desgevraagd heeft verweerder vervolgens ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij zich destijds niet bewust was van het verschil tussen aanvraag en mutatie van een toevoeging. De raad is van oordeel dat verweerder niet adequaat heeft gehandeld door niet mutatie van de toevoeging te verzoeken, nu een advocaat geacht wordt te weten hoe hij in een dergelijke situatie – waarin reeds een toevoeging door een andere advocaat is verkregen – hoort te handelen. De klacht is mitsdien gegrond.

5. Maatregel

5.1 De raad acht de handelwijze van verweerder ernstig. Daarbij komt dat verweerder ter zitting bleef weigeren zijn handelwijze als fout te erkennen. Ook het feit dat verweerder ondanks zijn toezegging om de incassering van openstaande facturen op te schorten niet heeft kunnen verhinderen dat er tot 20 januari 2009 sommatiebrieven aan klager werden verstuurd, kan verweerder worden aangerekend. De maatregel van berisping acht de raad passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, J.R. Goppel,

M. Pannevis en M.J.G.H. Verviers, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 april 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.