ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0703 Raad van Discipline Amsterdam 08-333A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0703
Datum uitspraak: 06-04-2009
Datum publicatie: 15-06-2010
Zaaknummer(s): 08-333A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond na kennelijk niet ontvankelijk verklaring door plv. voorzitter wegens ne bis in idem beginsel alsmede ontbreken eigen belang bij klacht.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 april 2009

in de zaak 08-333 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

Mevrouw mr.

Gemachtigde: de heer mr.

k l a a g s t e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 25 november 2008, bij de raad binnengekomen op 27 november 2008, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 11 december 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 15 december 2008 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 25 december 2008, door de raad ontvangen op 25 december 2008, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klaagster bij brief van 25 december 2008.

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, optredend als advocaat voor de moeder van klaagster, tijdens een zitting van 31 mei 2007 van de Rotterdamse voorzieningenrechter zonder overleg met zijn cliënten het bestaan van een Zwitserse nummerrekening heeft erkend.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard door te overwegen dat klaagster reeds eerder klachten van identieke strekking heeft ingediend.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht verwijst de raad naar het feitencomplex in de klachtzaken met nummers 07-323A alsmede

08-231A.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Ter zitting heeft klaagster een nadere toelichting op het verzetschrift gegeven. Uit deze toelichting is de raad gebleken dat de kern van de klacht eruit bestaat dat verweerder voor zijn cliënten is opgetreden door bepaalde stellingen in te nemen, bepaalde zaken te erkennen en een processuele positie te hebben betrokken zonder daartoe gemandateerd te zijn, althans zodanig gemandateerd dat er sprake was van “informed consent”.

4.2 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft klaagster niet ontvankelijk verklaard op basis van het ne bis in idem beginsel. Dit uit het strafrecht afkomstige beginsel dient volgens het hof van discipline analoog te worden toegepast in de tuchtrechtspraak. Hoewel de klacht wellicht iets anders is geformuleerd, heeft deze betrekking op hetzelfde feitencomplex als in de hiervoor onder 3. genoemde klachtzaken. Uit de beslissingen in bedoelde klachtzaken blijkt bovendien dat klaagster bij de onderhavige klacht geen eigen belang heeft. De (plaatsvervangend) voorzitter heeft dan ook terecht overwogen dat klaagster in de onderhavige klacht niet kan worden ontvangen. Het verzet treft dan ook geen doel.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, J.R. Goppel,

M. Pannevis en M.J.G.H. Verviers, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 april 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.