ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0663 Raad van Discipline Amsterdam 08-301A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0663
Datum uitspraak: 18-05-2009
Datum publicatie: 08-06-2010
Zaaknummer(s): 08-301A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder de bijstand als advocaat ontijdig te hebben neergelegd. De raad neemt in de beoordeling mee dat verweerder afdoende maatregelen heeft genomen om eventueel nadeel voor klaagster te beperken. Klacht ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 mei 2009

in de zaak 08-301A

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 23 oktober 2008 binnengekomen klacht van:

Mevrouw

klaagster

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 22 oktober 2008, door de raad ontvangen op 23 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 maart 2009 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14  in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij ruim een week vóór de comparitie van 9 april 2008 zijn werkzaamheden heeft neergelegd.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft klaagster en haar vennootschap in de periode 2006-2008 bijgestaan in een geschil met enerzijds de firma J. en anderzijds W. B.V. i.o., waarin onder meer een kort geding en een bodemprocedure is gevoerd.

3.3 Op 9 april 2008 stond in de bodemprocedure een comparitie van partijen gepland, waarbij klaagster door verweerder zou worden bijgestaan.

3.4 Op 28 maart 2008 heeft klaagster zich in een telefoongesprek kritisch uitgelaten over verweerder. Vervolgens is nadere correspondentie op gang gekomen waarin klaagster zich hardop afvraagt of verweerder wel in staat zal zijn om de belangen van klaagster afdoende te behartigen. Zo schrijft zij onder meer:

“[…] Waar ga je straks je pleidooi op baseren? […]

Zijn dat alleen de feiten of ben je in staat ook het verhaal achter de feiten overtuigend te brengen?

En ben je in staat om te improviseren als er vragen worden gesteld?

Ik merk dat ik er niet zeker van ben of je dat zal kunnen. […]”

3.5 Op 31 maart 2008 heeft verweerder daarom onder meer aan klaagster geschreven:

“[…] In genoemd telefonisch onderhoud gaf jij mij aan dat jouw vertrouwen in mij als behandelend advocaat afnam, als gevolg waarvan ik je expliciet heb aangegeven dat ik graag vandaag van jou zou vernemen of jij nog vertrouwen in mij hebt in de behandeling door mij van het onderhavige dossier. Ik heb jou ook nog uitgelegd dat en waarom een goede vertrouwensrelatie noodzakelijk zo niet essentieel is voor de juiste behandeling van een dossier.”

3.6 Naar aanleiding van een nadere e-mail van klaagster heeft verweerder vervolgens besloten om zijn bijstand neer te leggen. In een e-mail d.d. 1 april 2008 schrijft verweerder:

“Indien het moment is aangebroken dat ik mijn cliënte moet overtuigen van mijn kunnen, dan is naar mijn mening maar ook objectief gezien het punt bereikt dat er geen sprake meer is van een vertrouwensrelatie, hetgeen van groot belang is voor een juiste behandeling van het dossier.

Daar komt nog bij dat je mij gisterenavond een brief doet toekomen (per mail van 22.56 uur), waaruit onder meer onomstotelijk blijkt dat je ook nog eens twijfelt over mijn kennis van het dossier.

Ik stel dan ook voor dat je vandaag met jouw zaak/dossier naar een andere advocaat gaat, waarbij ik uiteraard zal meewerken aan de overdracht van het dossier.”

3.7 Nadat klaagster de bemiddeling van de deken heeft ingeroepen heeft verweerder zich bij faxbericht van 2 april 2008 tot de rechtbank Den Haag gewend met het verzoek om een nieuwe datum voor de reeds geplande comparitie vast te stellen in verband met verweerders onttrekking als advocaat. Vervolgens is een nieuwe datum voor comparitie vastgesteld.

4 Beoordeling

4.1 Uitgangspunt van artikel 9 lid 2 en 3 van de gedragsregels voor advocaten is dat het een advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis tussen cliënt en advocaat is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. De advocaat dient dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk schade ondervindt. De raad zal verweerders handelen aan deze regel toetsen.

4.2 Naar aanleiding van de briefwisseling die tussen 28 maart en 1 april 2008 heeft plaatsgehad, heeft verweerder geconcludeerd dat de vertrouwensbasis tussen hem en klaagster niet meer bestond. Dientengevolge heeft verweerder op 1 april 2008 aan klaagster gemeld dat hij zijn werkzaamheden voor haar beëindigde. Overigens had verweerder in zijn brief van 31 maart 2008, en in het eerdere telefoongesprek waarnaar hij in die brief verwijst, reeds aangekondigd dat indien klaagster haar vertrouwen niet zou uitspreken, verweerder zijn werkzaamheden zou beëindigen.  Gezien de gevoerde correspondentie acht de raad het niet onbegrijpelijk dat verweerder besloot de behandeling van klaagsters zaak neer te leggen.

4.3 Verweerder heeft vervolgens het nodige gedaan om de comparitie van partijen, die op 9 april 2008 was bepaald, uit te stellen zodat de nieuwe advocaat van klaagster voldoende tijd zou hebben om zich in te werken. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder aldus voldoende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat klaagster zo weinig mogelijk nadeel ondervond. Verweerder valt derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt te maken, ook niet indien hij het uitstelverzoek pas gedaan zou hebben nadat de deken daarop had aangedrongen. 

4.4 De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

 - verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. B. ten Doesschate, mr. A. de Groot, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 mei 2009.

voorzitter            griffier

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.