ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0184 Raad van Discipline Amsterdam 09-149U + 09-150U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0184
Datum uitspraak: 07-12-2009
Datum publicatie: 05-03-2010
Zaaknummer(s): 09-149U + 09-150U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerster: Verweerster heeft verweerder betrokken bij de behandeling van klaagsters zaak. Klaagster klaagt daarover maar zijn heeft de betrokkenheid van verweerder geaccepteerd, klacht ongegrond.   Klacht tegen verweerder: Verweerder heeft tot tweemaal toe de gevorderde alimentatie verhoogd zonder (afdoende) overleg met klaagster. Naar het oordeel van de raad had het op verweerders weg gelegen om (i) de verhoging van de vordering (uitvoeriger) met klaagster te bespreken, (ii) te handelen op basis van de door klaagster aan hem kenbaar gemaakte wensen en (iii) beter naar klaagster te luisteren. Gegrond, maatregel van berisping. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond: - Niet toezenden concept van verzoekschrift onder omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar. - Er is niet maandelijks gedeclareerd maar verweerder heeft wel urenoverzichten verzonden, hierover is ook pas in een later stadium geklaagd. -  De raad kan niet boordelen of sprake is van excessief declareren, verweerder heeft zijn declaratie niet ter begroting ingediend.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 7 december 2009

in de zaak 09-149U en 09-150U

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 2 maart 2009 bij de raad binnengekomen klacht van:

k l a a g s t e r  

tegen:

v e r w e e r d e r s u b 1

en

v e r w e e r s t e r s u b 2

1.             Verloop van de procedure

1.1         Bij brief van 9 juni 2009, door de raad ontvangen op 11 juni 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht. 

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van 5 oktober 2009 in aanwezigheid van klaagster en haar gemachtigde, de heer Van Deutekom. Verweerder sub 1 heeft kort voor de zitting telefonisch aan de griffie van de raad laten weten door ziekte verhinderd te zijn maar geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van de klacht buiten zijn aanwezigheid. Verweerster sub 2 is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht niet verschenen. De aangetekende oproep van verweerster sub 2 voor de behandeling van de klacht heeft de raad ongeopend retour ontvangen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 54, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2.             De klacht

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerster sub 2 in strijd met artikel 46 Advocatenwet,

a.                        verweerder sub 1 bij de behandeling van klaagsters zaak heeft betrokken.

Voorts houdt de klacht zakelijk weergeven in, dat verweerder sub 1 in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

b.                       de alimentatie-eis van klaagster zonder voorafgaand overleg met klaagster   

               tot tweemaal toe heeft verhoogd;

c.                        het verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen niet vooraf  

         in concept aan klaagster heeft verzonden;

d.                       klaagster, ondanks dat dit was afgesproken, geen maandelijkse

               uren- en/of declaratieoverzichten heeft gezonden;

e.            het beloofde en beoogde resultaat niet heeft bereikt;

f.            zijn werkzaamheden zodanig heeft verricht (en gedeclareerd) dat het eindresultaat niet in verhouding staat tot de geschreven en gedeclareerde uren;

g.           klaagster (in het algemeen) niet serieus heeft genomen en niet naar haar

               heeft geluisterd.

3.             Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1.       Verweerders zijn als advocaat opgetreden voor klaagster in verband met haar echtscheiding. De zaak van klaagster is in behandeling genomen door verweerster sub 2. Verweerster sub 2 heeft verweerder sub 1 bij de behandeling van klaagsters zaak betrokken.

3.2.       De werkzaamheden van verweerders hebben onder meer bestaan uit het vragen van een voorlopige voorziening waarbij onder meer alimentatie werd gevorderd. Hoewel een uitgevoerde berekening uitkwam op € 1.500 per maand en klaagster bereid was daarmee genoegen te nemen, hebben verweerders met klaagster afgesproken bij wijze van voorlopige voorziening een alimentatie van € 2.000 per maand te vorderen, dit in verband met het creëren van onderhandelingsruimte.

3.3.       Vervolgens heeft verweerster sub 2 klaagster door een bericht achter te laten op haar antwoordapparaat/voice mail laten weten dat de alimentatie-eis werd verhoogd naar € 2.500 bruto per maand. Kort voor indiening van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen heeft verweerder sub 1 de vordering vervolgens opgehoogd naar € 3.500 bruto per maand. Enkele dagen voor de zitting heeft verweerder sub 1 de vordering tenslotte bij brief aan de rechtbank verhoogd tot € 4.900 bruto per maand. Klaagster is daar pas kort voor de zitting van op de hoogte geraakt.

3.4.       De alimentatie te ontvangen door klaagster is bij beschikking van 3 oktober 2009 voorlopig vastgesteld op € 987 bruto per maand.

3.5.       Op 7 oktober 2008 heeft klaagsters ondermeer aan verweerders geschreven:

“Mijn voorstel is, gelet op het sterk fiscale karakter van mijn echtscheiding door te gaan met [verweerder sub 1] als advocaat/vervanger van [verweerster sub 2].”

3.6.       Op 21 oktober 2008 heeft klaagster een klachtbrief gezonden aan de deken. Daarop heeft een andere advocaat klaagsters zaak overgenomen. Bij brief van 9 december 2008 heeft deze advocaat verweerder sub 1 om afgifte van het dossier van klaagster gevraagd. Verweerder sub 1 heeft aanvankelijk geweigerd klaagsters dossier aan die andere advocaat over te dragen, ondermeer omdat klaagster volgens hem over een compleet schaduwdossier zou beschikken. Klaagster heeft daarover geklaagd bij de deken, ondermeer bij brief van 30 december 2008. Ondermeer bij brief van 12 januari heeft de (adjunct-secretaris van de) deken verzocht het dossier aan de deken te zenden, dit in verband met voorgenomen begroting van het dossier. Verweerder sub 1 heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat hij het dossier van klaagsters pas ter begroting zou indienen na behandeling van de door klaagster ingediende klacht. Verder heeft verweerder sub 1 zijn standpunt herhaald dat klaagster over een compleet schaduwdossier beschikte. Bij brief van 4 februari 2009 aan de deken heeft klaagster gemotiveerd weersproken over een compleet schaduwdossier te beschikken. Verweerder sub 1 heeft het dossier desondanks niet overgedragen. Bij brief van 18 maart 2009 aan de deken heeft klaagster te kennen gegeven dat overdracht van het dossier niet meer nodig was omdat zij kort daarvoor met haar ex-echtgenoot een echtscheidingsconvenant had gesloten.

3.7.       Verweerster sub 2 heeft bij brief van 15 februari 2009 aan de deken bericht dat zij sinds 1 december 2008 niet meer ingeschreven staat als advocaat en dat zij de behandeling van klaagsters dossier al in oktober 2008 aan verweerder sub 1 heeft overgedragen.

4.       Beoordeling van klachtonderdeel a.

         In haar brief van 7 oktober 2008 heeft klaagster te kennen geven dat zij – wat er ook zij van haar eerdere standpunten – akkoord ging met de verdere behandeling van haar zaak door verweerder sub 1. In dit licht is niet tuchtrechtelijk aan verweerster sub 2 verwijtbaar dat zij verweerder sub 1 bij de behandeling van klaagsters zaak heeft betrokken. De raad acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

5.       Beoordeling van klachtonderdelen b, e en g.

5.1     Verweerder sub 1 heeft aangevoerd dat hij als advocaat dominus litis was en dat hij op het laatste moment informatie heeft ontvangen waaruit een hoger inkomen van klaagsters ex-echtgenoot bleek. Klaagster heeft dat laatste weersproken en de raad is uit het dossier niet gebleken dat al dan niet op het laatste moment informatie beschikbaar is gekomen die verhoging van de alimentatie-eis, van € 2.500 naar € 3.500 en van € 3.500 naar € 4.900 rechtvaardigden. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat klaagster niet in haar belangen is geschaad. Klaagster geeft echter onweersproken gesteld dat zij en haar ex-echtgenoot onnodig tegenover elkaar zijn komen te staan als gevolg van de (te) hoge eis en dat de procedure tegen haar ex-echtgenoot (daardoor) langer heeft geduurd dan (anders) nodig zou zijn geweest. De raad is dan ook van oordeel dat de belangen van klaagster weldegelijk zijn geschaad. Ook heeft verweerder nog aangevoerd klaagster van het ingediende verzoekschrift en van de brief waarbij de eis is verhoogd tot € 4.900 kopieën te hebben gezonden. De raad is echter van oordeel dat het op de weg van verweerder sub 1 lag om de verhogingen van eis voor indiening respectievelijk verzending van de betreffende stukken met klaagster te bespreken. Hoewel verweerder heeft aangevoerd – dat dit in ieder geval wat de laatste verhoging betreft telefonisch is gebeurd – wordt dit door klaagster weersproken.

5.2     De raad is van oordeel dat het een behoorlijk advocaat betaamt de in te stellen vorderingen op voorhand met zijn cliënt te bespreken en, behoudens uitzonderlijke gevallen, de cliënt op voorhand een kopie te zenden van in te dienen stukken. De raad is niet gebleken van omstandigheden die rechtvaardigen dat verweerder sub 1 de voorlopige alimentatie-eis zonder (afdoende) overleg met klaagster tweemaal heeft verhoogd. Klachtonderdeel b. is derhalve gegrond.

5.3     Het streven van klaagster is geweest om ter zake van haar scheiding een redelijke regeling te treffen, voor zover mogelijk in harmonie met haar ex-echtgenoot. Dat heeft zij ook kenbaar gemaakt aan verweerder sub 1. De aanpak van verweerder sub 1 – het tot tweemaal toe verhogen van de alimentatie-eis zonder (afdoende) overleg met klaagster – heeft de door klaagster beoogde oplossing bemoeilijkt. Naar het oordeel van de raad dient een advocaat (zoveel mogelijk) rekening te houden met de wensen van zijn cliënt. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de raad komen vast te staan dat verweerder sub 2 klaagsters zaak op een andere wijze heeft behandeld dan klaagster wenste. De raad acht dit in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel e. is derhalve gerond.

5.4     In het licht van hetgeen de raad hiervoor heeft overwogen is voorts voldoende komen vast te staan dat verweerder sub 1 klaagster onvoldoende serieus heeft genomen, in die zin dat hij klaagster onvoldoende bij de behandeling van haar zaak heeft betrokken, een en ander op dusdanige wijze dat dit naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk aan verweerder sub 1 kan worden verweten. Daar komt nog bij dat de toon van de brieven van verweerder sub 1 die deel uitmaken van dossier – waaronder de brieven van verweerder sub 1 die betrekking hebben op de overdacht van het dossier – toch tenminste de suggestie wekt dat verweerder sub 1 klaagster onvoldoende serieus heeft genomen. Ook klachtonderdeel g. is daarom gegrond.

5.5     Ten overvloede overweegt de raad nog dat zij de weigering van verweerder sub 1 om het dossier over te dragen tuchtrechtelijk verwijtbaar acht. Een advocaat is gehouden – ook als hij meent dat de cliënt beschikt over alle stukken – om, behoudens een rechtsgeldig beroep op het retentierecht, het door hem opgebouwde dossier aan een opvolgend advocaat af te geven. Nu over de afgifte van het dossier niet is geklaagd zal de raad hetgeen hiervoor is overwogen niet betrekken bij de aan verweerder op te leggen maatregel.

6.       Beoordeling van klachtonderdeel c.

Verweerder sub 1 heeft aangevoerd dat hij dacht dat klaagster in de veronderstelling verkeerde dat het aanvankelijk besproken bedrag van € 2.000 een netto bedrag was, terwijl hij een bruto bedrag zou moeten vorderen. Volgens verweerder sub 1 was toezending van een nieuw concept niet nodig en was er ook geen tijd meer voor en daarom heeft hij klaagster een kopie van ingediende verzoekschrift gezonden. Onder de door verweerder sub 1 geschetste omstandigheden acht de raad de handelwijze van verweerder sub 1 niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

7.       Beoordeling van klachtonderdeel d.

Verweerder sub 1 heeft aangevoerd dat hij niet maandelijks heeft gedeclareerd maar wel (maandelijks) urenoverzichten aan klaagster heeft verzonden. Ook heeft verweerder er onweersproken op gewezen dat klaagster hierover tot indiening van de klacht bij de deken bij brief van 21 oktober 2008 nimmer heeft geklaagd. In dit licht is de raad van oordeel dat het feit dat niet maandelijks is gedeclareerd tuchtrechtelijk niet aan verweerder sub 1 verweten kan worden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

8.       Beoordeling van klachtonderdeel f.

Nu verweerder sub 1 ervoor gekozen heeft zijn declaratie(s) niet ter begroting in te dienen in afwachting van de uitkomst van deze klachtprocedure, kan de raad niet beoordelen of sprake is geweest van excessief declareren. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

9.       Maatregel

De raad van discipline is van oordeel dat verweerder sub 1 de belangen van klaagster heeft geschaad, met name door het zonder (afdoende) overleg verhogen van de alimentatie-eis. De raad acht met name dit laatste zodanig ernstig dat zij de maatregel van berisping passend en geboden acht.

10.     Beslissing

De raad van discipline:

Ten aanzien van verweerder sub 1:

- verklaart de klachtonderdelen (b), (e) en (g) gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- legt aan verweerder sub 1 op de maatregel van berisping.

Ten aanzien van verweerster sub 2:

- verkaart klachtonderdeel (a) ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. T.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. E.J. Ferman, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. P.J. Mijnssen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2009.

voorzitter                                                                                          griffier

De beslissing is in afschrift op 7 december 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klaagster

-  verweerder sub 1

-  verweerster sub 2

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-  verweerder sub 1

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-  klaagster

-  verweerder sub 1

-  verweerster sub 2

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in  het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.          Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.     Telefonische informatie

076 – 548 46 07