ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0137 Raad van Discipline Amsterdam 08-164U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0137
Datum uitspraak: 15-06-2009
Datum publicatie: 13-11-2009
Zaaknummer(s): 08-164U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kwaliteit dienstverlening. De aanpak van de zaak door verweerder komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Schriftelijke bevestiging van aanpak verdient de voorkeur, doch nalaten daarvan is in casu niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om zijn advocaat te berichten zodra hij het niet eens is met diens aanpak. Klacht ongegrond.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 juni 2009

in de zaak 08-164 U

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 6 juni 2008 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 juni 2008, door de raad ontvangen op 6 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 16, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) in de behandeling van zijn dossier ondanks diverse verzoeken hiertoe van klager onvoldoende voortvarend is opgetreden omdat verweerder niet direct conservatoir beslag heeft gelegd om daarmee klagers neef onder druk te zetten en niet direct tot dagvaarding van klagers neef is overgaan, maar in plaats daarvan heeft geprobeerd in onderling overleg tot een oplossing te komen;

b) onvoldoende contact met hem heeft opgenomen en ruggespraak heeft gehouden, waardoor hij niet op de hoogte was van en het ook niet eens was met de wijze waarop verweerder de behartiging van zijn belangen heeft aangepakt;

c) moeilijk te bereiken was en hem ondanks diverse telefonische verzoeken van klager om met verweerder te mogen overleggen niet heeft teruggebeld en voorts zich in de contacten die hij met klager had onaardig en onfatsoenlijk gedroeg.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij niet die zorg betracht die jegens de cliёnt in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klager heeft zich in juli 2006 tot verweerder gewend in verband met een conflict met zijn neef. Klager wilde onder meer de eigendom verkrijgen van een camper en vijf auto's, die in het bezit waren van zijn neef. Voorts had klager een geldvordering op zijn neef.

3.2 Verweerder heeft vervolgens gecorrespondeerd met de neef teneinde een oplossing in der minne te bereiken. Bij brief van 28 december 2006 heeft verweerder klager bericht dat hij zijn werkzaamheden in de zaak voorlopig zou opschorten, omdat klager had aangegeven voornemens te zijn de zaak vooralsnog persoonlijk met zijn neef op te lossen.

3.3 In januari 2007 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend. Verweerder heeft vervolgens met de advocaat, die de neef van klager inmiddels in de arm had genomen, contact gehad over een oplossing in der minne. Deze is niet tot stand gekomen. Op verzoek van klager heeft verweerder de zaak op 26 maart 2007 overgedragen aan een andere advocaat.

4 Beoordeling van de klacht

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk gaat en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 Klager lijkt in de veronderstelling te leven dat een advocaat alles moet doen wat de cliënt hem of haar opdraagt. Die veronderstelling is niet juist. De advocaat heeft, zoals hierboven overwogen, een eigen verantwoordelijkheid om de zaak correct te behandelen en mag zich zelfs niet verschuilen achter de opdracht van zijn cliënt. Een advocaat kan derhalve door zijn cliënt niet verplicht worden om, gelijk klager in casu kennelijk wenste, conservatoir beslag te leggen of tot dagvaarding over te gaan als de advocaat meent dat dit niet in het belang van een goede behandeling van de zaak is. In het laatste geval moet de advocaat dit wel tijdig en op zorgvuldige wijze kenbaar maken aan de cliënt.

4.3 Verweerder heeft uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan. Deze aanpak, die erop neer kwam te proberen de zaak in der minne op te lossen, komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Bovendien heeft verweerder die aanpak - naar klager onvoldoende heeft weersproken - in diverse telefoongesprekken aan klager uiteengezet. Het ware wellicht beter geweest indien verweerder zijn aanpak van de zaak ook schriftelijk aan klager zou hebben bevestigd, doch niet gezegd kan worden dat verweerder door dit na te laten tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 In dit verband weegt de raad voorts mee dat het op de weg van de cliënt ligt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Naar onweersproken door verweerder is aangevoerd, heeft klager echter eerst in maart 2007 zijn ongenoegen kenbaar gemaakt, nadat verweerder klager er op had aangesproken dat hij de verschuldigde eigen bijdrage nog niet had voldaan, en vervolgens de zaak aan een andere advocaat overgedragen.

4.5 De raad komt tot de slotsom dat de gedragingen van verweerder - gemeten naar de onder 4.1 vermelde maatstaf - niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6 Verweerder heeft het verwijt, dat hij onvoldoende contact met klager heeft opgenomen en onvoldoende ruggespraak met hem heeft gehouden, waardoor klager niet op de hoogte was van en het ook niet eens was met de wijze waarop verweerder klagers belangen behartigde, betwist onder verwijzing naar een specificatie van de in het dossier gewerkte uren. Uit de urenspecificatie blijkt dat verweerder diverse malen telefonisch contact met klager heeft gehad over de zaak, hij twee besprekingen met klager heeft gehad en voorts herhaaldelijk met klager heeft gecorrespondeerd.

4.7 Klager heeft zijn stellingen tegenover deze gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk kunnen maken. De raad acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.8 Aangezien klager en verweerder elkaar op dit punt tegenspreken en de inhoud van het klachtdossier evenmin steun biedt voor klagers standpunt, kan de raad niet vaststellen dat verweerder, zoals klager hem verwijt, moeilijk bereikbaar was en zich in de contacten die hij wel met klager had onaardig en onfatsoenlijk heeft gedragen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. P.W.M. Huisman, mr. H.B. de Regt en mr. M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op    per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607