ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0118 Raad van Discipline Amsterdam 09-099U en 09-100U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0118
Datum uitspraak: 27-10-2009
Datum publicatie: 10-11-2009
Zaaknummer(s): 09-099U en 09-100U
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten tegen advocaten van de wederpartij. Klacht niet ontvankelijk vanwege het verstrijken van te lange termijn tussen de feiten waarop de klacht toeziet en het indienen van de klacht.                       Plus herstelbeslissing 5 november 2009.  

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 oktober 2009

in de zaak 09-099U  en 09-100U

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

De heer

K l a g e r  s u b  1 respectievelijk k l a g e r  s u b  2, gezamenlijk te noemen k l a g e r s

tegen:

mr. en mr.

V e r w e e r d e r  s u b  1 respectievelijk  v e r w e e r d e r  s u b  2, gezamenlijk te noemen   v e r w e e r d e r s

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief  van 2 april 2009 door de raad ontvangen op 3 april 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 24 augustus 2009 in aanwezigheid van partijen, klagers vergezeld van hun gemachtigde, prof. mr. H.C.F. Schoordijk en diens dochter om eventuele hardhorigheid van haar vader te ondervangen, en verweerder sub 1 verscheen mede namens verweerder sub 2.

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

(a) de in paragraaf 1.1 genoemde brieven van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 6 met bijlagen genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

(b) de brief van klagers aan de griffie d.d. 7 augustus 2009;

(c) de brief van klagers aan de griffie d.d. 18 augustus 2009 met twee bijlagen;

(d) de bij de mondelinge behandeling van de klacht namens klagers overgelegde pleitnota.

2. Klacht

De klacht van klager sub 1 houdt zakelijk weergegeven in dat verweerders, in strijd met artikel 46 Advocatenwet,

(a) als huisadvocaten van de Rabobank zijn opgetreden voor de National Westminster Bank (hierna: NatWest) tegen een voormalige cliënt van de Rabobank Drunen;

(b) een rapport van de Londense politie hebben achtergehouden in de rechtszaken tussen klager sub 1 en NatWest, hetgeen als grove misleiding van de rechter kwalificeert;

(c) zich onnodig grievend ten opzichte van klager sub 1 hebben uitgelaten in de volgende processtukken:

A. dagvaarding bodemprocedure d.d. 24 september 1999 onder punt 8;

B. conclusie van repliek in bodemprocedure d.d. 18 februari 2000 onder punt 23 en onder punt 25;

C. pleitnotitie tijdens pleidooi d.d. 30 oktober 2000 in eerste aanleg onder punt 35 en onder punt 42;

D. memorie van antwoord in appel d.d. 31 juli 2001 onder punt 18, 26, 27, 30, 43 en 49.

(d) als huisadvocaten van de Rabobank klachtwaardig hebben gehandeld door eerst een terugbetaling van een bedrag van de Deutsche Bank naar de Rabobank Drunen te regisseren om vervolgens met de wetenschap van de betaling aan de Rabobank Drunen namens NatWest voorafgaand aan de dagvaarding van 24 september 1999 conservatoir derdenbeslag te leggen ten laste van Jeka na ontvangst van het door de Deutsche Bank teruggestorte bedrag bij de Rabobank Drunen.

De klacht van klager sub 2 houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder sub 1, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, zich ten opzichte van klager sub 2 klachtwaardig gedragen heeft door het opnemen van de volgende passage in de memorie van antwoord van NatWest d.d. 31 juli 2001:

"Het is juist dat er vermoedens bestaan, dat [X], directeur van [Y], in verband zou kunnen worden gebracht met de criminele organisatie. Deze vermoedens hebben evenwel bij de verwerking van de betalingsopdracht, waarbij een substantieel bedrag van de bijboeking op [Y's] rekening moest worden doorgeboekt naar [Z], geen rol gespeeld".

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder sub 1, destijds advocaat in dienstbetrekking bij Rabobank Nederland, heeft vanaf september 1999 tot 1 februari 2005 NatWest bijgestaan in een procedure tegen klager sub 1. Klager sub 2 is aandeelhouder en bestuurder van klager sub 1.

3.2 Met ingang van 1 februari 2005 is verweerder sub 1 met pensioen gegaan en heeft hij zich als advocaat en procureur laten uitschrijven. Verweerder sub 2, eveneens advocaat in dienstbetrekking bij Rabobank Nederland, heeft de procedure tussen NatWest en klager sub 1 toen van verweerder sub 2 overgenomen.

3.3 De procedure tussen NatWest en klager sub 1 was het gevolg van het feit dat NatWest ervan uitging dat klager sub 1 een valse betalingsopdracht had laten geven. NatWest heeft in dat verband klager sub 1 gedagvaard en haar veroordeling tot terugbetaling van het in de visie van NatWest ten onrechte aan klager sub 1 uitbetaalde bedrag gevorderd.

3.4  Na verweer van klager sub 1 heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch bij vonnis van 1 december 2000 deze vordering toegewezen, vermeerderd met rente en proceskosten.

3.5 Na door klager sub 1 hiertegen ingesteld hoger beroep heeft het hof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 16 mei 2002 voornoemd vonnis bekrachtigd met veroordeling van klager sub 1 in de proceskosten.

3.6  Het tegen voornoemd arrest door klager sub 1 ingesteld cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 6 februari 2004.

3.7 Het door klager sub 1 ingestelde herzieningsverzoek is bij arrest van 18 april 2006 door het hof te 's-Hertogenbosch verworpen.

4. Ontvankelijkheid

4.1 Geconstateerd moet worden dat de feiten waarover wordt geklaagd - voor het eerst bij brief van 2 september 2008 - zich in hoofdzaak hebben afgespeeld in de periode najaar 1999 - voorjaar 2002 ten tijde van de procedures in feitelijke instantie die achtereenvolgens bij de rechtbank en het hof te 's-Hertogenbosch aanhangig zijn geweest. Dit tijdsverloop van ruim zes jaar tussen de feiten waarover wordt geklaagd en het moment waarop de klacht is ingediend, doet de vraag naar de ontvankelijkheid van klagers rijzen.

4.2 In dit verband dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor (…) bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald (HvD 22 januari 2007, 4635 en HvD 2 februari 2007, 4622).

4.3 De raad overweegt daartoe het volgende. Hoewel er geen strikte verjaringstermijn bestaat, moet wel na het verstrijken van zekere tijd geoordeeld worden dat niet meer kan worden geklaagd over feiten die uit een ver verleden dateren. In dit geval speelt mee dat verweerder sinds 1 februari 2005 geen advocaat meer is, terwijl de gewraakte handelingen voornamelijk door hem zijn verricht (najaar 1999 - voorjaar 2002). Zijn door klagers als grievend gekwalificeerde uitlatingen zijn vervat in processtukken die in voornoemde periode bij de feitenrechter zijn ingediend. Ook zijn beweerdelijk achterhouden van een rapport van de Londense politie en het leggen van conservatoir beslag na regissering van een terugbetaling door Deutsche Bank aan Rabobank Nederland dateert uit voornoemde periode. Ten aanzien van het optreden voor NatWest als huisadvocaat van Rabobank Nederland geldt dat klagers daarmee in ieder geval vanaf najaar 1999 bekend zijn. Daar komt nog bij, dat het door het tijdsverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen.

4.4 Gevraagd naar de reden waarom klagers zo lang met het indienen van hun klacht hebben gewacht, hebben zij slechts aangevoerd dat dit zijn oorzaak vond in het feit dat zij pas in 2007 van gemachtigde zijn gewisseld en hen na die wisseling voor het eerst duidelijk werd wat er voor die tijd zoal is misgegaan. Het wisselen van gemachtigde vormt evenwel geen verschoning voor de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een klacht dient te worden ingediend. Ook anderszins zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerders bij rechtszekerheid. Dit alles in aanmerking nemende acht de raad in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang, hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkheid van de klacht. 

BESLISSING:

de raad van discipline verklaart klagers in hun klacht niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. J.R. Goppel, H.C.M.J. Karskens, H.B. de Regt, J.J. Trap, leden met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2009.

voorzitter          griffier

* * * * *

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

zaken 09-099U en 09-100U

HERSTELbeslissing 5 november 2009

De raad heeft het volgende overwogen en hersteld met betrekking tot de beslissing van de raad van

discipline van 27 oktober 2009 op de klacht van:

en

De heer

K l a g e r sub 1 respectievelijk k l a g e r sub 2, gezamenlijk te noemen k 1 a g e r s

tegen:

mr.  en mr.

V e r w e e r d e r sub 1 respectievelijk v e r w e e r d e r sub 2, gezamenlijk te noemen v e r w

e er d e r s

PROCEDURE EN BEOORDELING

In voornoemde beslissing van 27 oktober 2009 zijn verweerder sub 1 en verweerder sub 2 enkele malen

abusievelijk omgewisseld. Verweerder heeft de raad hier bij brief van 28 oktober 2009 op gewezen. De

raad zal deze kennelijke schrijffouten, die zich voor eenvoudig herstel lenen, als volgt verbeteren.

In de beslissing van 27 oktober 2009:

- wordt in de laatste alinea van pagina 2, alsmede in de alinea's 3.1 en 3.2, telkens "verweerder

sub 1" vervangen door: verweerder sub 2;

komt de tweede zin van alinea 3.2 te luiden als volgt: "Verweerder sub 1, eveneens advocaat in

dienstbetrekking bij Rabobank Nederland, heeft de procedure tussen NatWest en klager sub 1

toen van verweerder sub 2 overgenomen.".

09-099U+100U HERSTEL

BESLISSING

De raad van discipline:

- herstelt de beslissing van 27 oktober 2009 in bovengenoemde zin; en

- gelast deze herstelbeslissing op de beslissing van 27 oktober 2009 te stellen.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. J.R. Goppel, H.C.MJ. Karskens, H.B. de Regt, J.J.

Trap, leden, met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier op 5 november 2009.

Voorzitter

Deze beslissing is in af sen rift op

griffier

per aangetekende brief verzonden aan:

klagers

verweerders

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze herstelbeslissing staat geen hoger beroep open.

09-099U + 100U HERSTEL