ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0088 Raad van Discipline Amsterdam 09-091A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0088 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-08-2009 |
Datum publicatie: | 03-11-2009 |
Zaaknummer(s): | 09-091A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager komt in verzet van k.o. beslissing van de voorzitter. Klager verwijt verweerder dat hij rechtbank, hof en zijn advocaat opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft. Niet is komen vast te staan dat verweerder wist of moest weten dat de informatie onjuist was. Verzet ongegrond. |
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 31 augustus 2009
in de zaak 09-091A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de be-slissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
k l a g e r
tegen:
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 31 maart 2009, abusievelijk gedateerd op 31 maart 2008 en bij de raad binnen gekomen op 2 april 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 april 2009 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 april 2009 aan klager is verzonden.
1.3 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 23 april 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 23 juni 2009. Partijen zijn ter zitting verschenen, waarbij verweerder zich heeft laten bijstaan door mr. J.D. Loorbach. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing
blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager in zijn ongedateerde en op 23 april 2009 door de raad ontvangen brief.
2. De klacht; het verzet
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet rechtbank, hof en zijn advocaat opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft door in een brief aan de rechtbank Den Haag van 3 mei 2006 te schrijven : “Wat de medewerkers van laatstge-noemd filiaal ertoe heeft gebracht Cosijn het betreffende bedrag onverplicht ter beschikking te stellen, weet de Bank niet. ”.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager voert voor het verzet dezelfde argumenten aan die hij eer-der aan de klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.2 Klager heeft in 2005 zijn bank gedagvaard tot vergoeding van schade wegens te kort schieten in de nakoming van de met de bank gesloten kredietovereenkomst. Klager verwijt de bank ook het doen van valse aangifte tegen hem en het aantasten van zijn eer en goede naam. De rechtbank Den Haag heeft klagers vorderingen afgewezen, hetgeen in appel in 2008 is be-krachtigd. Verweerder trad op als advocaat van de bank.
3.3 De in de klachtomschrijving bedoelde brief van verweerder van 3 mei 2006 bevatte antwoord op vragen van de rechter-commissaris ter voorbereiding van de comparitie van partijen.
3.4 Klager heeft overgelegd een ongedateerd memo van de heer X van de bank, met daarin onder meer de mededeling: “Bij de een na laatste opname heb ik hem een verklaring laten tekenen, waarbij hij akkoord ging, dat als de 200/m niet binnen kwam wij de vordering uit handen zouden geven. De dag daarna heb ik de laatste opname toegestaan. ”.
4. Beoordeling van het verzet / de klacht
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat deze een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt wor-den als hij feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. In het algemeen mag de advocaat daarbij afgaan op de juistheid van de feiten die zijn cliënt hem verschaft. De raad zal verweerders optreden aan deze maatstaf toetsen.
4.2 Wat er zij van de ongedateerde verklaring van de heer X, niet is komen vast te staan dat verweerder op het moment dat hij zijn brief van 3 mei 2006 schreef wist of moest weten dat de hiervoor bedoelde passage niet juist was. Verweerder heeft zich voor zijn mededeling geba-seerd op de informatie van zijn vaste contactpersoon bij zijn cliënte. Deze contactpersoon was blijkens de in het rechtsgeding overgelegde stukken procuratiehouder, zodat verweerder naar het oordeel van de raad niet aan de juistheid van diens informatie behoefde te twijfelen. Met de voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en dat er geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 31 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- de advocaat van verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.