ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0036 Raad van Discipline Amsterdam 08-222H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0036
Datum uitspraak: 24-08-2009
Datum publicatie: 13-10-2009
Zaaknummer(s): 08-222H
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Klager beklaagt zich dat verweerder uitlatingen heeft gedaan waarvan hij wist dat die onjuist zijn. Klager stelt dat de klacht niet op dezelfde uitlatingen ziet als in klacht 08-212 H en dat de voorzitter er aan voorbij is gegaan dat er geen sprake is van een meningsverschil maar van een onjuiste weergave van feiten, waarvoor verweerder verantwoordelijk is en zich niet kan verschuilen achter diens cliënt. Verzet ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 24 augustus 2009

in de zaak 08-222H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 26 september 2008 bij de raad binnengekomen verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van

k l a a g s t e r

tegen:

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 augustus 2008, bij de raad binnengekomen op 18 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 10 september 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 12 september 2008 door de raad aan klaagster verzonden.

1.3 Bij brief van 26 september 2008, door de raad op 27 september 2008 per fax ontvangen, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de brief van 14 augustus 2008 van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 8, met bijlage, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 15 juni 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2. De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder als raadsman van mr. X, tegen wie klaagster een klacht bij de deken heeft ingediend, in zijn correspondentie namens zijn cliënt met de deken onjuiste uitlatingen heeft gedaan. In het kader van deze tuchtklacht tegen mr. X heeft verweerder namens zijn cliënt op 18 juni 2008 aan de deken geschreven:

(i) "[De heer A] had een machtiging op rekeningnummer 324578555, welke machtiging van 5 oktober 2005 door mr. X is ingetrokken. Op die dag heeft [de heer A]alvorens mr. X uit diens kantoor te zetten nog een bedrag ad Euro 6.000,-- naar een eigen rekening overgemaakt."

(ii) "Op grond van deze machtiging boekte [de heer A]niet alleen maandelijks de huur maar ook een management fee naar zichzelf over."

(iii) "[De heer A] weet zelf het beste welke procedures door hem aanhangig zijn gemaakt tegen mr. X en cliënten van mr. X met betrekking tot de financiële afwikkeling van het uiteengaan van partijen. In ieder geval kunnen in dit verband worden genoemd de procedures [Y] en [Z]"; en

(iv) "In totaal betreft het ongeveer 20 procedures die vrijwel allemaal verloren zijn door [de heer A]."

Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte:

(a) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard nu volgens klaagster de door haar aan verweerder verweten uitlatingen zoals opgenomen in 2.1 onder (i) en (iv) niet dezelfde zijn als de uitlatingen welke in klachtprocedure 08-212H worden behandeld; en

(b) de klacht voor het overige kennelijk ongegrond heeft verklaard nu er geen sprake is van een verschil van visie op feiten die aan het geschil tussen klaagster en de cliënt van verweerder mr. X ten grondslag liggen, nu de uitlatingen van verweerder onjuist zijn en derhalve niet als feiten kunnen kwalificeren.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klaagster is een maatschap waarvan onder meer de heer A deel uitmaakt. Verweerders cliënt, mr. X, heeft in dat maatschapsverband met onder meer met de heer A samengewerkt. Deze samenwerking is stukgelopen. Vervolgens is er ernstig ruzie ontstaan en zijn er civiele procedures aangespannen. Klaagster heeft tegen mr. X verscheidene tuchtklachten ingediend. Verweerder treedt in deze tuchtzaak op als advocaat van mr. X. In die hoedanigheid heeft verweerder namens zijn cliënt met de deken gecorrespondeerd.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van mening dat de uitlatingen van verweerder zoals in 2.1. onder sub (i) en sub (iv) weergegeven betrekking hebben op hetzelfde onderwerp als de uitlatingen die reeds in de procedure 08-212H door de voorzitter kennelijk ongegrond zijn verklaard. In beide gevallen betreft het uitlatingen over het gebruik door de heer A van een volmacht voor de derdenrekening van mr. X en over procedures die gevoerd zijn door de heer A ten aanzien van de financiële afwikkeling van het uiteengaan van partijen. De raad sluit zich aan bij het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat het ne bis in idem - beginsel eraan in de weg staat de door het klaagster ingediende klacht met betrekking tot de in 2.1. onder sub (i) en sub (iv) weergegeven uitlatingen van verweerder, in deze procedure nogmaals te behandelen. Het verzet tegen het oordeel van de voorzitter dat klacht tegen de in 2.1. onder sub (i) en sub (iv) weergegeven uitlatingen kennelijk niet-ontvankelijk is, is ongegrond.

4.2 Ten aanzien van de hiervoor in in 2.1. onder sub (ii) en (iii) weergegeven uitlatingen van verweerder is de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel dat een verschil in visie op de aan het geschil tussen klaagster en de cliënt van verweerder ten grondslag liggende feiten, geen afbreuk doet aan de vrijheid die de advocaat van de wederpartij van klaagster heeft om de visie van zijn cliënt naar voren te brengen. Nu noch het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter nog hetgeen ter zitting is verklaard, nieuwe gezichtspunten oplevert is het verzet tegen het oordeel van de voorzitter dat klacht tegen de in 2.1. onder sub (ii) en sub (iii) weergegeven uitlatingen kennelijk ongegrond is, ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.E. van der Molen, leden, met bijstand van mr. B.M. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2009.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld.