ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0016 Raad van Discipline Amsterdam 09-075A en 09-076A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0016
Datum uitspraak: 28-07-2009
Datum publicatie: 13-10-2009
Zaaknummer(s): 09-075A en 09-076A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie:  Betreft klacht eigen client en dekenbezwaar. Stelselmatige schending van communicatieplicht met client, verzuim terugbetalen voorschot aan client, niet nakomen toezeggingen aan cliënt en deken, onbereikbaarheid, niet in staat praktijk uit te oefenenen. De klacht is gegrond. Omdat verweerder bij beslissing van gelijke datum van het tableau is geschrapt wordt geen verdere maatregel opgelegd.

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 28 juli 2009

in de zaak 09-075A en 09-076A

________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 3 december 2008 binnengekomen klacht van

De heer

k l a g e r,

en het dekenbezwaar van

De deken van de orde van advocaten in het arrondissement van Amsterdam

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r.

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 maart 2009, bij de raad binnengekomen op 12 maart 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht en het dekenbezwaar zijn behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2009 in aanwezigheid van klager, verweerder, de deken en de heer P., die krachtens de beslissing 09-078A van de raad van discipline van het ressort Amsterdam de bevoegdheid heeft gekregen, kort samengevat, maatregelen te nemen in het belang van cliënten van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 18.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. in zijn verplichtingen als advocaat tegenover klager is tekortgeschoten;

b. klager op geen enkele wijze op de hoogte heeft gehouden van zijn werkzaamheden, ondanks herhaalde verzoeken van klager daartoe;

c. onbereikbaar is voor klager;

d. de door hem gedane toezeggingen niet nakomt.

2.2  Het dekenbezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder niet heeft gereageerd op correspondentie van zijn cliënt en van de deken terwijl hij evenmin zijn toezeggingen om dat alsnog te doen nakomt.

2.3 Aldus heeft verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet gehandeld.

3 Feiten

3.1 Klager was in een arbeidszaak, leidende tot het einde van zijn dienstverband, bijgestaan door een andere advocaat. Over de aanspraken op een vergoeding van de kosten van outplacement ontstond een geschil. Klager kende verweerder langs andere weg en heeft verweerder verzocht hem in deze kwestie als advocaat bij te staan.

3.2 Op 17 juni 2008 hebben klager en verweerder elkaar ontmoet op het adres waar verweerder op dat moment zijn kantoor hield. Na een inhoudelijk gesprek dat zij toen gevoerd hebben, heeft klager, op verzoek van verweerder, een week later een voorschot aan verweerder betaald.

3.3 Klager heeft verweerder in juli gevraagd om een “update”. Vervolgens heeft verweerder in au¬gustus klager verzocht om enige stukken. Klager heeft de stukken toegestuurd. In oktober en november 2008 heeft klager contact gezocht met verweerder maar geen informatie ontvangen.

3.4 Op zaterdag 8 november 2008 heeft klager verweerder op diens huisadres opgezocht. Klager kreeg toen de verzekering dat verweerder op maandag 10 november 2008 “met verve” aan de zaak zou beginnen. Van enige activiteit van verweerder is klager niet ge¬bleken.

3.5 Klager heeft vervolgens op 3 december 2008 een klacht ingediend. De brief bevatte naast de be¬zwaren van klager tegen het handelen van verweerder ook zijn wens zijn dossier en het door hem aan verweerder betaalde voorschot terug te ontvangen.

3.6 De deken heeft vervolgens op 8 december 2008 verweerder de klachtbrief toegestuurd en hem daarbij verzocht op de klacht te reageren. Bij brief van 16 december 2008 heeft de deken verweerder hieraan herinnerd. In verband met de aan de deken gebleken slechte bereikbaarheid van verweerder, heeft de deken deze brief per e-mail aan verweerder verstuurd. Nadat klager de deken berichtte dat verweerder over een ander e-mail adres beschikte dan op het bureau van de Orde bekend was, heeft de deken een kopie van de betreffende brief op 18 december 2008 aan dit andere e-mailadres gestuurd.

3.7 Op 12 december 2009 heeft verweerder (nogmaals) aan klager toegezegd dat de belangen van klager nu de volle aandacht hadden van verweerder.

3.8 Klager heeft verweerder op 14 december 2008 nogmaals met klem verzocht om zijn dossier aan hem te retourneren en om het betaalde voorschot van € 1018,64 aan hem terug te betalen. Ook de deken heeft er bij verweerder op 19 december 2008 nog een keer op aangedrongen dat hij dossier en voorschot aan klager dient te retourneren.

3.9 Verweerder reageerde niet op voornoemd verzoek van klager, op de klacht van klager en op de brieven en e-mails van de deken.

3.10 Op 15 januari 2009 heeft het bureau van de deken verweerder opgebeld. De inhoud van het telefoongesprek, waaronder begrepen de toezegging van verweerder om uiterlijk op 16 januari 2009 te reageren op de brief van klager van 14 december 2008 is vastgelegd in de brief die de deken op 15 januari 2009 aan verweerder verzond. Verweerder is voornoemde toezegging niet nagekomen.

3.11 Op 20 januari 2009 heeft verweerder opnieuw toegezegd het dossier te retourneren en het voorschot terug te betalen. Nadat verweerder ook die toezegging niet is nagekomen, heeft hij zijn toezegging op 30 januari 2009 herhaald. Wederom is deze toezegging niet nagekomen.

3.1 In aanvulling op deze feiten, heeft de deken ter zitting aangevoerd - en heeft verweerder niet betwist - dat in het afgelopen jaar tenminste tien klachten zijn ingediend tegen verweerder. Gebleken is dat verweerder op een stelselmatige wijze zijn praktijk niet en in ieder geval zeer onbehoorlijk heeft uitgevoerd. Steeds zou verweerder zich niet gehouden hebben aan zijn (betalings)toezeggingen tegenover zijn cliënten en ook zou hij ernstig tekort zijn geschoten in zijn communicatie met cliënten en de deken. De inhoud van deze klachten zou grotendeels overeenkomen met de inhoud van de onderhavig klacht. Ook zou sprake zijn van het onbetaald laten van procureurs die door verweerder zijn ingeschakeld en het onbetaald laten van verschuldigde griffierechten in procedures waarin verweerder als advocaat optrad. Verweerder zou tot slot verzuimd hebben om toevoegingen op juiste wijze af te rekenen. Verweerder heeft deze aanvullende feiten niet weersproken.

4. Beoordeling

4.1 De klachten en het dekenbezwaar lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de klachten en tegen het dekenbezwaar. Hij heeft de betreffende bezwaren erkend en excuses aangeboden voor zijn handelingen. Hiermee is komen vast te staan dat de klachten en het dekenbezwaar gegrond zijn. In aanvulling daarop merkt de raad het volgende op.

4.3 Een advocaat is gehouden de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Verweerder heeft de zaak echter niet voortvarend of zelfs helemaal niet behandeld. Klager heeft verweerder verschillende keren gebeld en gemaild. Verweerder heeft daar stelselmatig niet op gereageerd. Voornoemde gedragingen moeten als zeer ernstig worden aangemerkt nu van een advocaat verwacht mag worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt en dat hij - in beginsel - bereikbaar is.

4.4 Verweerder heeft zich voorts stelselmatig niet gehouden aan zijn (betalings)toezeggingen tegenover klager en de deken. Ook deze gedragingen moeten als zeer ernstig worden aangemerkt omdat een cliënt op het woord van zijn advocaat moet kunnen afgaan en er op moet kunnen vertrouwen dat teveel betaalde voorschotten direct worden terugbetaald. Verweerder heeft ter zitting weliswaar aangeboden om binnen twee weken na de zitting alsnog zijn betalingstoezeggingen jegens klager na te komen, maar deze toezegging is naar het oordeel van de raad te laat en bovendien is de raad niet overtuigt geraakt van de betrouwbaarheid van deze toezegging. In dit verband merkt de raad op dat verweerder in het verleden evenmin in staat is gebleken zijn toezeggingen na te komen en verweerder ter zitting niet heeft kunnen concretiseren waarom hij daartoe over twee weken na de zitting wel in staat zou zijn.

4.5 Verweerder heeft daarnaast niet gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie of opheldering van de deken. Artikel 37 van de gedragsregels bepaalt in dit verband dat een advocaat verplicht is de deken te antwoorden op verzoeken om informatie verband houdend met zijn taak als deken. De ratio van die regel is dat de deken de in het kader van het tuchtrecht door de wetgever aan hem opgedragen taken niet naar behoren kan vervullen indien een advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds op verzoeken van de deken te reageren. Het stelselmatig niet reageren door verweerder op herhaalde verzoeken van de deken moet eveneens als zeer ernstig worden aangemerkt, omdat verweerder daarmee de werking van het tuchtrecht heeft gefrustreerd. De raad stelt vast dat verweerder geen relevante omstandigheden heeft aangevoerd die zijn handelwijze kunnen rechtvaardigen.

4.6 Verweerder heeft naar aanleiding van de klachten en het dekenbezwaar zich op het standpunt gesteld dat de hem verweten handelingen hun uiteindelijke oorzaak vinden in het faillissement van Advocatenkantoor X en in persoonlijke omstandigheden waardoor hij niet meer in staat was de advocatenpraktijk uit te oefenen. Weliswaar zou bij de beoordeling van tuchtrechtelijke klachten in het algemeen begrip kunnen worden getoond voor bepaalde onvoorziene persoonlijke omstandigheden van een advocaat maar dat doet niet af aan de verantwoordelijkheden die het beroep van advocaat met zich brengt. In dit verband geldt dat de advocaat in beginsel de verantwoordelijkheid heeft om zijn praktijk op die wijze in te richten dat onvoorziene persoonlijke omstandigheden door de praktijkinrichting kunnen worden opgevangen en/of dat de advocaat in beginsel de verantwoordelijkheid heeft om binnen zijn macht liggende maatregelen te treffen die eventuele nadelige gevolgen van dergelijke omstandigheden voor zijn praktijkvoering ongedaan maken.

4.7 Vast is komen te staan dat de inrichting van de praktijk van de verweerder niet opgewassen was tegen de gevolgen van de persoonlijke omstandigheden van verweerder. Voorts is vast komen te staan dat verweerder geen enkele actie heeft ondernomen om vorenbedoelde maatregelen te treffen. Ook het feit dat verweerder in de aanloop naar de mondelinge behandeling van de onderhavige klacht geen zichtbare acties heeft ondernomen om de hem verweten gedragingen te (trachten te) corrigeren,  duidt er op dat verweerder niet in staat is uitvoering te geven aan de verantwoordelijkheden die het beroep van advocaat met zich brengt.

4.8 Eveneens is vast komen te staan dat in het afgelopen jaar tenminste tien andere klachten tegen verweerder zijn ingediend. De achtergrond van deze klachten is dezelfde als in de onderhavige klachtzaak en verweerder heeft (de gegrondheid van) deze klachten niet weersproken. Verweerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt in de betreffende periode waarover de onderhavige klacht en genoemde andere klachten zijn ingediend, niet in staat te zijn geweest zijn praktijk uit te oefenen. Verweerder heeft daarnaast ter zitting te kennen gegeven ook nu nog niet in staat te zijn om zijn praktijk uit te oefenen. Het feit dat ter zitting overigens is gebleken dat verweerder aan de verordening op de permanente opleiding noch aan de verordening op de beroepsaansprakelijkheid heeft voldaan, bevestigen dit naar het oordeel van de raad.

4.9 De klachten zijn derhalve gegrond.

5. Maatregel

5.1 Gelet op de door de raad opgelegde maatregel van schrapping van het tableau in de heden door de raad in de zaken met nummers 09-066A en 09-067A gegeven beslissingen, legt de raad geen verdere maatregel op.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klachtonderdelen gegrond doch legt - gelet op de door de raad opgelegde maatregel van schrapping van het tableau in de heden door de raad in de zaken met nummers 09-066A en 09-067A gegeven beslissingen - geen verdere maatregel op.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap, D.J.S. Voorhoeve, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.

Voorzitter       Griffier

Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-          verweerder

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

 076 – 548 4607