ECLI:NL:TACAKN:2021:38 Accountantskamer Zwolle 21/59 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:38
Datum uitspraak: 11-06-2021
Datum publicatie: 11-06-2021
Zaaknummer(s): 21/59 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een accountant die een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van een pensioenfonds heeft gegeven. De Accountantskamer stelt vast dat het pensioenfonds de waarderingsmethode van de technische voorzieningen in de jaarrekening 2019 heeft gekozen, rekening houdend met het bepaalde in de Pensioenwet, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de RJ. Daarom bestond voor betrokkene geen grond om zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2019 te onthouden. De klacht is ongegrond.

UITSPRAAK van 11 juni 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 8 januari 2021 ontvangen klacht met nummer 2 1/59 Wtra AK van

STICHTING X

gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R

gemachtigde: drs. [A] te [plaats1]

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. J.F. Garvelink te Amsterdam

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          de brief van klager van 14 januari 2021 met bijlage

-          het verweerschrift

-          de brief van klager van 16 maart 2021 met bijlagen

-          de op de zitting (van de zijde van klaagster) overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.         De klacht is behandeld op de openbare zitting van 29 maart 2021. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [A], verzegeld door [B] en drs. [C]. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.  

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2.        Betrokkene is de accountant van de Stichting Pensioenfonds van de Nederlandsche Bank N.V. (hierna: het pensioenfonds).

2.3.         In de jaarrekening van het pensioenfonds over 2019 is een post technische voorzieningen opgenomen van € 1.866.130,-. Deze post is gebaseerd op de rentetermijnstructuur.

2.4.         Betrokkene heeft een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2019 van het pensioenfonds.

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene dat hij ten onrechte een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2019 heeft afgegeven, omdat daarin de post technische voorzieningen materieel niet juist is weergegeven.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.2.         Klaagster heeft aan haar klacht ten grondslag gelegd dat in de jaarrekening 2019 de post technische voorzieningen niet juist is berekend, omdat bij de berekening van deze post de rentetermijnstructuur is gehanteerd. Klaagster heeft gesteld dat artikel 2 lid 2 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen onverbindend is, omdat het botst met artikel 2:362 BW. Door in de jaarrekening de rentetermijnstructuur te hanteren wordt volgens klaagster het vereiste inzicht niet gegeven. Klaagster stelt dat gerekend had moeten worden met een rekenrente van 3% dan wel 6%. Gezien deze fout in de jaarrekening heeft betrokkene volgens klaagster ten onrechte verklaard dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft.

4.3.         De Accountantskamer overweegt dat in de Pensioenwet is bepaald op welke wijze een pensioenfonds de technische voorzieningen moet vaststellen. De technische voorzieningen moeten worden berekend op basis van marktwaardering. [1] Daarbij is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze van berekening van het minimum bedrag van de technische voorzieningen. [2]

4.4.         In het op de Pensioenwet gebaseerde Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is bepaald dat de contante waarde van de technische voorzieningen wordt vastgesteld op basis van een door de DNB gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur. [3]

4.5.         Daarnaast staat in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) 610.248 met betrekking tot de waardering van pensioenverplichtingen dat de contante waarde wordt bepaald met  gebruikmaking van de marktrente en dat het aanvaardbaar wordt geacht om hiervoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB te hanteren, mits consistent toegepast.

4.6.         De Accountantskamer stelt vast dat het pensioenfonds de waarderingsmethode van de technische voorzieningen in de jaarrekening 2019 heeft gekozen, rekening houdend met het bepaalde in de Pensioenwet, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de RJ. Daarom bestond voor betrokkene geen grond om zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2019 te onthouden.

4.7.         Tot slot wordt opgemerkt dat de vraag of het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen al dan niet onverbindend is, niet door de Accountantskamer kan worden beantwoord. De Accountantskamer beoordeelt alleen of een individuele accountant in strijd met de wet of de gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld. Daarvan is in dit geval geen sprake.

4.8.         Gelet op het vorenstaande is de conclusie dat de klacht ongegrond is.

5.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. R.P. van Eerde, (rechterlijke leden), drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2021.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.


[1] Artikel 126 lid 1 en lid 2 onder a Pensioenwet

[2] Artikel 126 lid 3 Pensioenwet

[3] Artikel 2 lid 2 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen