ECLI:NL:TACAKN:2020:57 Accountantskamer Zwolle 20/209 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:57
Datum uitspraak: 18-09-2020
Datum publicatie: 18-09-2020
Zaaknummer(s): 20/209 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over onzorgvuldig declareren van (extra) werkzaamheden in abonnementsfacturen en in meerwerkfacturen en over schending van de geheimhoudingsplicht. De tuchtrechtelijke- en civiele procedure over betaling van facturen kan naast elkaar gevolgd worden. Betrokkene heeft voor werkzaamheden (deels) dubbel gedeclareerd door er niet voor te zorgen dat het declaratiesysteem op orde was. Betrokkene heeft vertrouwelijke gegevens voor eigen gewin (betaling van facturen) gebruikt.  Betrokkene heeft zichzelf, nadat de cliëntrelatie met klagers was geëindigd, via een boekhoudkoppeling die was blijven bestaan tussen een boekhoudprogramma van het kantoor en de bank van klagers, toegang verschaft tot de bankgegevens van klagers.  Op twee bankrekeningnummers heeft hij vervolgens beslag gelegd. Het verweer van betrokkene dat klagers zelf hebben verzuimd om de koppeling te beëindigen druist in tegen het doel en de strekking van de artikelen 16 en 18 VGBA. Betrokkene heeft ook gewezen op een bepaling in de algemene voorwaarden van het kantoor op grond waarvan hij gerechtigd zou zijn de bankinformatie te gebruiken. Van deze (wettelijke) bepalingen kan bij overeenkomst niet worden afgeweken. De klacht is in beide onderdelen gegrond. Strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, vertrouwelijkheid en integriteit. Maatregel berisping.  

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK van 18 september 2020 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 27 januari 2020 ontvangen klacht met nummer 20/209 W tra AK van

1. V.O.F. X1

gevestigd te [plaats1]

en haar vennoten

2. X2

en

3. X3

beiden wonende te [plaats1]

K L A G E R S

advocaat: mr. I. Grijpma

t e g e n

Y RB

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

gemachtigde: [A]

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          het verweerschrift met bijlagen

-          de e-mail van de advocaat van klagers van 12 augustus 2020 met bijlage

-          de op de zitting door betrokkene overgelegde bijlagen.

1.2.         Klager 1. (hierna ook: de VOF) is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland op [datum] failliet verklaard.

1.3.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 24 augustus 2020. Klagers en hun advocaat zijn niet verschenen. De curator in het faillissement van de VOF, mr. J.M. van Rongen, heeft laten weten niet bij de zitting aanwezig te zijn.

Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.  

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Hij is werkzaam voor [BV1]. (voorheen [BV2]).

2.2.        Bij brief van 11 september 2009 heeft betrokkene de opdracht van klagers bevestigd tot het verzorgen van de (salaris)administratie (met een abonnement op het boekhoudpakket [bedrijfsnaam]-online), het jaarlijks samenstellen van de jaarrekening, het verzorgen van aangiften omzet- en inkomstenbelasting en het verrichten van overige diensten. Voor de dienstverlening is deels een vast tarief en deels,  voor de overige diensten en bijzondere werkzaamheden, een variabel tarief afgesproken.

2.3.        Bij brief van 7 januari 2015 heeft betrokkene ten behoeve van het continueren van de opdracht, de aard van de (samenstellings)opdracht, de uitvoering van werkzaamheden volgens de  beroepsvoorschriften en voorwaarden voor de onderlinge electronische communicatie vastgelegd.

2.4.        Na een inval in 2012 bij de vennootschap door de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst in verband met een onderzoek naar uitkeringsfraude door een werknemer heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld bij de vennootschap. In dat tot oktober 2016 lopende traject heeft [BV1] extra werkzaamheden voor de vennootschap verricht.

2.5.        Voor de op basis van de overeenkomst(en) van opdracht verrichte reguliere werkzaamheden hebben klagers (abonnements)facturen ontvangen met vaste bedragen. Voor aanvullende werkzaamheden hebben klagers in de periode vanaf 26 februari 2010 tot 24 maart 2017 in totaal 35 (meerwerk)facturen ontvangen.

2.6.        Klagers hebben twee meerwerkfacturen niet betaald. Dit betreft een meerwerkfactuur gedateerd 24 oktober 2016 ten bedrage van € 18.755,- inclusief BTW voor werkzaamheden tot en met september 2016 en een meerwerkfactuur gedateerd 24 maart 2017 ten bedrage van € 24.455,30 inclusief BTW voor werkzaamheden tot en met 28 februari 2017.

2.7.        Klagers hebben per e-mail van 19 maart 2017 de overeenkomst van opdracht met [BV1] met onmiddellijke ingang opgezegd. Ten behoeve van de beëindiging van de dienstverlening heeft [BV1] telefonisch contact opgenomen met klagers op 20 maart 2017.

2.8.        Omdat een toegezegde reactie van klagers uitbleef heeft betrokkene hen per e-mail van 24 maart 2017 benaderd ten behoeve van de afhandeling van lopende zaken. Bij brief van 12 april 2017 heeft betrokkene een gesprek met klagers dat had plaatsgevonden op 5 april 2017 bevestigd en hun ter afronding van de werkzaamheden verzocht een nieuwe afspraak voor een gesprek te maken.

2.9.        Omdat betrokkene niets van klagers had vernomen heeft hij hun bij brief van 12 mei 2017 laten weten dat en op welke wijze hij naar eigen inzicht de lopende zaken zou afhandelen.

Daarin staat:

“Doordat wij over deze zaken niet met u hebben kunnen overleggen, zijn wij nu genoodzaakt om naar ons eigen inzicht deze zaken af te handelen. In het hierna volgende geven wij aan welke stappen wij zetten.

1. De abonnementen Basecone en Twinfield zijn met ingang van heden beëindigd.

U heeft dus geen inzicht meer in uw financiële administratie voor zover deze is bijgehouden  in Twinfield. (…)

3. (…) 5. Aangezien wij geen afspraken met u hebben kunnen maken over onze declaraties, hebben wij deze per heden als invorderbaar gesteld. U zult van ons een ingebrekestelling ontvangen, of hebt deze inmiddels ontvangen. U ontvangt van ons nog een afrekening voor onze abonnementsfacturering”.

2.10.      Vanwege het uitblijven van betaling  van de beide onder 2.6 genoemde facturen is door [BV1] bij dagvaarding van 8 september 2017 een civiele (incasso)procedure gestart.

2.11.      Bij tussenvonnis van 22 mei 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar facturen van [BV1]. De deskundige is verzocht om onder meer te onderzoeken in hoeverre de werkzaamheden die [BV1] op de facturen van 24 oktober 2016 en 24 maart 2017 in rekening heeft gebracht al op eerdere facturen in rekening zijn gebracht en, zo ja, om welke werkzaamheden en daarmee samenhangende kostenposten het daarbij gaat en bij welke facturen uit het verleden deze werkzaamheden ook al in rekening zijn gebracht. Ook is gevraagd te onderzoeken of er op grond van de bevindingen aanleiding is om het bij de VOF in rekening gebrachte te verlagen.

2.12.      [BV1] heeft bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland ten laste van klagers op 4 juni 2019 een verzoek ingediend tot verkrijging van verlof tot het leggen van conservatoir derdenbeslag op twee bankrekeningnummers van klagers. In het verzoekschrift staat onder meer dat het [BV1] bekend geworden is dat klagers een bedrag van circa

€ 47.000 hebben ontvangen of gaan ontvangen, dat [BV1] als voormalig accountant van klagers en door de in het verleden voor hen gevoerde administratie weet dat klagers twee rekeningnummers aanhouden bij de [bank1] en dat [BV1] vermoedt dat de gelden daarop gestort zullen worden.  

2.13.      De deskundige heeft per e-mail van 17 januari 2020 een conceptverslag aan partijen toegezonden waarop door betrokkene op 12 februari 2020 is gereageerd. Betrokkene heeft klagers daarna creditnota’s gestuurd, gedateerd 14 februari 2020 ad € 6.418,45 incl btw en

6 augustus 2020 ad € 134,61 incl. btw.

2.14.      Betrokkene heeft in antwoord op aanvullende vragen van de deskundige over de facturatie op 5 maart 2020 een reactie gestuurd. Daarin staat onder meer:

“Er zijn vervolgens twee soorten fouten gemaakt.

De eerste is dat abusievelijk een aantal regels die wel zijn gefactureerd, niet uit het overzicht is verwijderd. (…) Op het moment dat is begonnen met het samenstellen van het overzicht, zijn ook de werkzaamheden uit 2012 opgenomen, terwijl deze al in rekening waren gebracht. (…) De tweede is dat een aantal jaren verzuimd is om voor de reguliere werkzaamheden waarvoor een prijsafspraak gold, de overschrijding te beoordelen en te handelen zoals eerder aangegeven. Met andere woorden: per saldo was er sprake van overschrijdingen en deze overschrijdingen zijn in ons onderhanden werk blijven staan. (…) Nu geconstateerd is dat een aantal werkzaamheden uit het overzicht al eerder in rekening zijn gebracht, hebben wij onmiddellijk besloten deze te crediteren.”

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene het volgende:

  1. betrokkene heeft met de meerwerkfacturen van 24 oktober 2016 en 24 maart 2017  dubbel gefactureerd voor verrichte werkzaamheden en voor die facturen niet de rekening en verantwoording afgelegd die van hem had mogen worden verwacht;

b.      betrokkene heeft vertrouwelijke gegevens voor eigen gewin gebruikt door zichzelf via een boekhoudkoppeling tussen Twinfield en de [bank1] toegang te verschaffen tot bankgegevens en -mutaties van de VOF.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.2.        De Accountantskamer overweegt het volgende.

Klachtonderdeel a.

4.3.        Betrokkene voert tegen dit klachtonderdeel aan dat de Accountantskamer aan beoordeling daarvan niet toekomt, omdat er een civiele procedure over de declaraties loopt. De Accountantskamer volgt betrokkene niet in dat verweer. Het verwijt in dit klachtonderdeel ziet niet op de hoogte van de meerwerkfacturen. De klacht betreft, in weerwil van het betoog van betrokkene, geen geschil waarvan de beoordeling is voorbehouden aan de Raad voor Geschillen van de Nba. Ook de stelling van betrokkene, dat het klachtonderdeel niet kan worden beoordeeld enkel omdat het door de Rechtbank Noord-Nederland gelaste deskundigenonderzoek naar deze facturen nog niet is afgerond en de rechtbank nog geen einduitspraak heeft gedaan, faalt. Op grond van vaste rechtspraak kan in het kader van een tuchtrechtelijke procedure (alleen) met succes over declaraties worden geklaagd indien een accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld dat daardoor een schending van het bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep bepaalde aan de orde is.

In deze tuchtprocedure wordt dus aan de hand van andere maatstaven beoordeeld of  betrokkene bij het declareren, bezien in het licht van het aan hem gemaakte verwijt, in overeenstemming heeft gehandeld met de voor hem geldende beroepsvoorschriften.

4.4.        Klagers verwijten betrokkene dat hij onzorgvuldig, dubbel, heeft gefactureerd en daarover geen rekening en verantwoording heeft afgelegd. Zij hebben ter onderbouwing van deze klacht een vergelijking gemaakt tussen de specificaties van de meerwerkfacturen en de specificaties behorende bij de facturen van 20 juli 2012, 19 september en 14 december 2012,

9 juli, 13 november en 16 december 2016, en die van 15 april, 12 mei en 23 december 2016. Op grondslag daarvan concluderen zij dat betrokkene in de twee meerwerkfacturen werkzaamheden in rekening heeft gebracht die al eerder door [BV1] zijn gefactureerd en door klagers zijn betaald. Daarover heeft betrokkene volgens klagers (in strijd met zijn zorgplicht) onvoldoende met klagers gecommuniceerd.

4.5.        Als verweer heeft betrokkene naar voren gebracht dat met beide vennoten afspraken zijn gemaakt over extra kosten die samenhingen met het boekenonderzoek. Ook zouden klagers op 31 oktober 2013  op de hoogte zijn gesteld van nog niet in rekening gebrachte werkzaamheden. Tevens is hun een overzicht van werkzaamheden verstrekt op 17 juni 2014, dat is geactualiseerd op 15 juni 2016. Aan klager sub 3. is op 19 oktober 2016 wederom een geactualiseerd overzicht  overhandigd en zijn er afspraken gemaakt over de betaling van de eerste helft van het onderhanden werk en dat er ook daadwerkelijk is betaald, aldus betrokkene.

4.6.        Op de zitting heeft betrokkene desgevraagd toegelicht dat hij naar aanleiding van het op 17 januari 2020 in concept uitgebrachte deskundigenrapport aanvullende vragen van de deskundige heeft beantwoord in de e-mail aan zijn advocaat van 5 maart 2020. Volgens betrokkene zijn er systeemfouten gemaakt en fouten bij de specificatie van werkzaamheden. Er waren werkzaamheden die onder vaste prijsafpraken vielen en werkzaamheden die kwalificeerden als meerwerk. Betrokkene heeft voor het herstel daarvan de beide creditnota’s (zie 2.13) aan klagers gestuurd.

4.7.        De Accountantskamer stelt vast dat uit de e-mail van 5 maart 2020 en de beide creditnota’s genoegzaam blijkt dat door betrokkene onzorgvuldig, deels dubbel, is gefactureerd. Betrokkene heeft klagers twee facturen gestuurd die onjuist waren. Dat heeft betrokkene ter zitting ook erkend. Die handelwijze is in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Klanten mogen erop vertrouwen dat er een juist declaratiesysteem wordt gehanteerd door de accountant. Nadat klagers tegen de facturen gemotiveerd hebben geprotesteerd, heeft betrokkene dat niet tijdig rechtgezet, maar is hij in plaats daarvan een incassoprocedure begonnen. De afhandeling van deze kwestie is daarmee door betrokkene niet onverwijld en daarom eveneens niet zorgvuldig geschied. Voor het herstel heeft hij pas in februari 2020, nadat (mogelijke) fouten in de declaraties waren genoemd in het conceptrapport van de deskundige, een aanzienlijke creditnota aan klagers gestuurd. 

4.8.        Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b.

4.9.        Aan dit klachtonderdeel hebben klagers ten grondslag gelegd dat in het kader van de overeenkomst tussen klagers en betrokkene een boekhoudkoppeling is gerealiseerd tussen de bankrekening van de VOF en het boekhoudprogramma Twinfield, dat gebruikt wordt door [BV1]. Door die koppeling kreeg [BV1] rechtstreeks toegang tot de bankgegevens en -mutaties van de VOF. Deze koppeling, waarvan klagers stellen niet op de hoogte te zijn geweest, is na de beëindiging van de cliëntrelatie voort blijven bestaan.  Betrokkene heeft op grond van uit dat systeem verkregen gegevens/informatie beslag gelegd onder de [bank1] ten laste van de VOF.

4.10.      Betrokkene heeft naar voren gebracht dat klagers zelf richting de bank actie hadden moeten ondernemen met betrekking tot de koppeling van de bankrekening met het boekhoudprogramma Twinfield.  Omdat klagers die koppeling niet hebben beëindigd en de bankmutaties als gevolg daarvan nog steeds in Twinfield werden verwerkt, heeft betrokkene zich daartoe geen toegang verschaft, althans is die toegang ontstaan door het verzuim van klagers zelf.

4.11.      De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene kennis heeft gekregen van financiële informatie vanuit genoemde koppeling op het moment dat de opdrachtrelatie met klagers al twee jaar was beëindigd. Die informatie heeft hij, zoals blijkt uit het beslagrekest van 4 juni 2019 en zijn verklaring ter zitting, gebruikt ten behoeve van de beslaglegging onder de [bank1] om betaling te verkrijgen van zijn openstaande facturen.  

4.12.      Naar het oordeel van de Accountantskamer moeten de in het beslagrekest genoemde financiële gegevens worden aangemerkt als vertrouwelijke gegevens. Op grond van artikel 18 VGBA gebruikt een accountant vertrouwelijke gegevens of inlichtingen waarover hij de beschikking krijgt niet voor eigen gewin of het gewin van een derde. Dat heeft betrokkene wel gedaan. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. De gegevens waren vanaf de beëinding van de cliëntrelatie niet meer voor betrokkene bestemd. Door er desondanks gebruik van te maken, heeft betrokkene een onjuiste afweging gemaakt en heeft hij tevens niet eerlijk en oprecht gehandeld. 

De rechtvaardiging die betrokkene daarvoor noemt is dat klagers zelf hebben verzuimd de koppeling ongedaan te maken, maar dat verweer ontbeert naar het oordeel van de Accountantskamer elke grondslag en druist in tegen het doel en de strekking van de artikelen 16 en 18 VGBA. Bovendien had betrokkene klagers met zijn brief van 12 mei 2017 geïnformeerd dat het abonnement Twinfield per die datum beëindigd werd en dat er geen inzicht meer was in de financiële administratie voor zover deze was bijgehouden in Twinfield. Zo klagers al van de koppeling op de hoogte waren mochten zij er na die mededeling op vertrouwen dat deze was stopgezet. De handelwijze van betrokkene is daarmee ook in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.

4.13.      Het betoog van betrokkene op de zitting dat in de algemene voorwaarden (artikel F lid 3) een bepaling is opgenomen op grond waarvan hij gerechtigd was de bankinformatie te gebruiken  en zijn handelwijze om die reden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, faalt. In de VGBA is in de artikelen 16 en 18  bepaald wanneer vertrouwelijke gegevens waarover een accountant de beschikking heeft gekregen, door hem gebruikt mogen worden. Van deze (wettelijke) bepalingen kan niet bij overeenkomst worden afgeweken, nog daargelaten de vraag of bedoelde voorwaarde wel zo moet worden uitgelegd als betrokkene stelt. Het lijkt er immers veeleer op dat deze voorwaarde conform artikel 16 sub c VGBA regelt dat een accountant die betrokken is in een gerechtelijke- of klachtprocedure gerechtigd is gegevens of inlichtingen te gebruiken die in die procedure van belang zijn. Dat is een andere situatie als de onderhavige.   

4.14.      Het tweede  klachtonderdeel is eveneens gegrond.

5.             De maatregel

5.1.         Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van berisping is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene twee fundamentele beginselen heeft geschonden en dat hij er op de zitting geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen.

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

·         legt aan betrokkene op de maatregel van berisping ;

•     verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·         verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klagers betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klagers  vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en Th. A. Verkade RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2020.

_________                                                                                                                     __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

De uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.