ECLI:NL:TACAKN:2020:4 Accountantskamer Zwolle 19/1498 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:4
Datum uitspraak: 27-01-2020
Datum publicatie: 27-01-2020
Zaaknummer(s): 19/1498 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met doorhaling
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: Klacht naar aanleiding van toetsing kwaliteitssysteem accountantskantoor. Klacht gegrond; betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers met verbod tot herinschrijving voor de duur van drie jaar, tevens oplegging geldboete van € 8.000. Geen verbeterplan ingediend en monitoringvragenlijsten niet toegezonden; betrokkene heeft gehandeld in strijd met de in artikel 5, eerste lid, van de Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen neergelegde verplichting om medewerking te verlenen aan een beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/1498 Wtra AK van 27 januari 2020 van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN

ACCOUNTANTS (NBA) ,

K L A A G S T E R ,

gevestigd te Amsterdam,

raadslieden: mr. G.M.C. Neuteboom-Klink en mr. M. Koppenol,

t e g e n

Y ,

voorheen accountant-administratieconsulent,

wonende te [plaats1] (provincie),

B E T R O K K E N E.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 15 augustus 2019 ingekomen klaagschrift van 14 augustus 2019 met bijlagen;

-          de op 1 oktober 2019 ingekomen e-mail van betrokkene met bijlage;

-          de op 2 oktober 2019 ingekomen brief van klaagster van 27 september 2019.

1.2.       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 9 december 2019 waar zijn verschenen: namens klaagster [A], bijgestaan door mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, advocaat te ’s-Gravenhage. Betrokkene [Y] is, ondanks deugdelijke oproeping, niet verschenen.

1.3.       Klaagster heeft op genoemde zitting haar standpunt (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1.       Betrokkene was van [datum] tot [datum] in het register van (de rechtsvoorganger van) de Nba ingeschreven als accountant-administratieconsulent (AA). Betrokkene was eigenaar en dagelijks beleidsbepaler van accountantskantoor [accountantskantoor]  te [plaats1]. Betrokkene heeft zich op [datum] laten uitschrijven uit het register.

2.2.      In 2017 heeft de Nba betrokkene bericht dat zijn kantoor geselecteerd was voor een ‘reguliere kwaliteitstoetsing’. Deze heeft op 16 augustus 2017 plaatsgevonden. Toetser [B] RA heeft toen diverse tekortkomingen geconstateerd in het kwaliteitssysteem van [accountantskantoor]. De conclusie was dat het kwaliteitssysteem op belangrijke onderdelen niet voldeed. Betrokkene heeft naar aanleiding hiervan aangegeven dat hij de bevindingen van de toetser deelde, maar dat hij verwachtte zijn kantoor in samenwerking met [C] op korte termijn op orde te krijgen. De toetser achtte het mogelijk dat het kantoor in samenwerking met [C] binnen drie maanden alsnog aan de eisen zou voldoen. Hierop is een overeenkomst inzake voortgezette toetsing (uitgesteld oordeel) oordeel gesloten tussen de Raad voor Toezicht van de Nba en [accountantskantoor].

2.3.      De voortgezette toetsing heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Bij de voortgezette toetsing is gebleken dat nog steeds geen jaarrekeningen van de vennootschap waarin betrokkene zijn werkzaamheden verricht, over enkele jaren gedeponeerd waren bij de Kamer van Koophandel. Ook was niet altijd sprake van opdrachtbevestigingen en konden geen algemene voorwaarden getoond worden. Verder had het kantoor geen waarnemingsovereenkomst. Voorts heeft betrokkene aangegeven dat hij sinds 6 november 2017 al zijn samenstellingsdossiers, die opgeslagen waren in [D] cloud, kwijt was en dat deze niet waren teruggevonden. Betrokkene beschikte niet over een backup van de zoekgeraakte dossiers. Het voorgestelde eindoordeel van [B] in zijn concept-rapportage was dat het kwaliteitssysteem op belangrijke onderdelen niet voldoet. Op 28 december 2017 is het definitieve toetsingsverslag aan betrokkene toegezonden.

2.4.      B ij besluit van 31 januari 2018 heeft de Raad voor Toezicht van de Nba het eindoordeel vastgesteld conform het toetsingsverslag. Het eindoordeel luidt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van [accountantskantoor] op belangrijke onderdelen niet voldoet. Tevens is de verplichting opgelegd om binnen zes weken na dagtekening van die brief een verbeterplan in te dienen bij de Raad voor Toezicht van de Nba. Betrokkene heeft, ondanks aanmaning, geen verbeterplan ingediend.

2.5.      Aan [accountantskantoor] zijn in 2017 monitoringvragenlijsten voor 2018 toegezonden. In 2018 zijn aan [accountantskantoor] monitoringvragenlijsten voor 2019 toegezonden. Betrokkene heeft deze monitoringvragenlijsten ondanks herhaalde aanmaning niet ingevuld. Bij brief van 14 februari 2019 heeft het bestuur van de Nba betrokkene gesommeerd om alsnog binnen tien werkdagen een verbeterplan in te dienen en ingevulde monitoringsvragenlijsten in te dienen. Betrokkene is er op gewezen dat, indien hij geen gevolg geeft aan deze sommatie, een tuchtklacht tegen hem zal worden ingediend. Betrokkene heeft hieraan niet voldaan.

2.6.      Naar aanleiding van het ingediende klaagschrift heeft de Accountantskamer betrokkene bij brief van 26 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een verweerschrift in te dienen naar aanleiding van deze klacht. Bij brief van 1 oktober 2019 heeft betrokkene de Accountantskamer bericht dat hij zich heeft laten uitschrijven uit het accountantsregister. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

3.          De klacht

3.1.       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2.       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         Betrokkene heeft, door in strijd met de artikelen 16 en 5 van de Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen (hierna: de Verordening) geen verbeterplan op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen de Nba, gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid;

b.         Betrokkene heeft, door in strijd met artikel 5, tweede lid, van de Verordening de hem toegezonden monitoringsvragenlijsten niet in te vullen, gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

3.3.       Wat door/namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als nadere onderbouwing van de klacht.

4.          De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1.       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, omdat dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3.       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De uitschrijving uit het accountantsregister

4.4.      De omstandigheid dat betrokkene zich met ingang van [datum] vrijwillig heeft laten uitschrijven uit het accountantsregister als bedoeld in artikel 1 van de Wab staat niet in de weg aan een tuchtrechtelijke beoordeling van handelen of nalaten dat heeft plaatsgevonden ten tijde van de inschrijving. Vast staat dat betrokkene op het tijdstip waarop de gedragingen hebben plaatsgevonden waarover geklaagd wordt, nog wel stond ingeschreven in het register. De Accountantskamer is dan ook bevoegd om de klacht inhoudelijk te beoordelen.

Het verbeterplan

4.5.      In artikel 3, tweede lid, van de Verordening is bepaald dat tenminste eenmaal in de zes jaar getoetst wordt of het kwaliteitssysteem van een accountantseenheid voldoet aan de verordeningen en nadere voorschriften die zijn vastgesteld.

4.6.      Op grond het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Verordening is de accountant verplicht om medewerking te verlenen aan een beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening als bedoeld in artikel 3.

4.7.      Artikel 12, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat een toetsing of hertoetsing wordt afgerond met een eindoordeel. Uit het bepaalde artikel 16, eerste lid, van de Verordening volgt dat, indien het eindoordeel van een toetsing van het kwaliteitssysteem inhoudt dat dit in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 19 van de Wet op het accountantsberoep, de accountantseenheid verplicht is om binnen een door het bestuur van de beroepsorganisatie te bepalen termijn een door het bestuur goed te keuren verbeterplan in te dienen.

4.8.      B etrokkene, die eigenaar en dagelijks beleidsbepaler was van [accountantskantoor], is één en andermaal in de gelegenheid gesteld om te voldoen aan zijn verplichting tot het indienen van een verbeterplan, maar heeft dit achterwege gelaten.  

4.9.      Betrokkene heeft het verwijt van klaagster dat hij geen verbeterplan heeft ingediend, niet weersproken. Gelet hierop staat voldoende vast dat betrokkene door dit niet te doen heeft gehandeld in strijd met de in artikel 5, eerste lid, van de Verordening neergelegde verplichting om medewerking te verlenen aan een beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Hij heeft zich dan ook niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving, wat een schending oplevert van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2, sub d, van de VGBA.

4.10.    Klachtonderdeel a is daarom gegrond.

De monitoringvragenlijsten 2018 en 2019

4.11.    In artikel 4, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat het bestuur van de beroepsorganisatie jaarlijks aan de accountantseenheid door middel van een monitoringvragenlijst informatie vraagt om inzicht te krijgen in de accountantseenheid. In artikel 4, derde lid, van de Verordening is bepaald dat binnen zes weken na ontvangst van het verzoek:

a.         degene die verantwoordelijk is voor het kwaliteitssysteem van de accountantseenheid; of

b.         de accountant die mede het dagelijks beleid binnen de accountantseenheid bepaalt,

deze informatie verstrekt.

4.12.    B etrokkene, die eigenaar en dagelijks beleidsbepaler was van [accountantskantoor], is ruimschoots in de gelegenheid gesteld om te voldoen aan zijn verplichting tot het toezenden van de monitoringvragenlijsten aan het bestuur van de Nba, maar heeft dit achterwege gelaten.  

4.13.    Betrokkene heeft het verwijt van klaagster dat hij de monitoringvragenlijsten niet heeft toegezonden aan het bestuur van de Nba niet weersproken. Gelet hierop staat voldoende vast dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de in artikel 5, eerste lid, van de Verordening neergelegde verplichting om medewerking te verlenen aan een beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Hij heeft zich dan ook niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving, wat een schending oplevert van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2, sub d, van de VGBA.

4.14.    Klachtonderdeel b is dan ook gegrond.

De op te leggen maatregelen

4.15.    Nu de klacht gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers hier passend en geboden. Tevens wordt hierbij bepaald dat betrokkene gedurende drie jaren niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven. De Accountantskamer kent in dit verband betekenis toe aan het gegeven dat betrokkene, door gedurende langere tijd stelselmatig niet mee te werken aan de uitvoering van de bepalingen die zijn opgesteld met het oog op de kwaliteitsbeoordeling, zich heeft onttrokken aan toezicht. Dat hiervan sprake was klemt te meer nu uit het toetsingsverslag blijkt dat bij [accountantskantoor] sprake was van serieuze tekortkomingen in het kwaliteitssysteem, zoals het niet voldoen aan de wettelijke verplichting tot het deponeren van jaarrekeningen van de vennootschap waarin het kantoor werd gedreven, het niet hebben van een waarnemingsovereenkomst en het zoekraken van dossiers die, zonder dat sprake was van een backup, waren opgeslagen in [D] cloud. Betrokkene heeft hierdoor gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De Accountantskamer heeft voorts meegewogen dat aan betrokkene reeds meerdere malen de tuchtrechtelijke maatregel van berisping is opgelegd. Voorts is meegewogen dat betrokkene niet ter zitting van de Accountantskamer is verschenen om zijn handelen te verklaren. De omstandigheid dat betrokkene zich vrijwillig heeft laten uitschrijven uit het accountantsregister van de Nba vormt geen aanleiding om de op te leggen maatregel te matigen. Betrokkene heeft hiertoe kennelijk eerst aanleiding gezien na indiening van deze klacht.  

4.16.    De Accountantskamer ziet in de omstandigheid dat betrokkene jarenlang financieel voordeel heeft kunnen genieten door niet te voldoen aan de voor het kwaliteitssysteem van zijn kantoor geldende eisen, aanleiding om hem, gezamenlijk met de hiervoor genoemde maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers, de maatregel van een geldboete van € 8.000,00 op te leggen.

4.17.    Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.          Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond;

·         legt ter zake aan betrokkene op de maatregelen

- van geldboete van € 8.000,00 (achtduizend euro), die binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op IBAN  NL58INGB0705003221 (BIC/SWIFT-code: INGBNL2A) ten name van het FIN-Financieel Dienstencentrum te Den Haag onder vermelding van het zaaknummer 19/1498 Wtra AK;

en

- als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registe rs, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op drie jaren;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. M. Aksu (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.