ECLI:NL:TACAKN:2020:36 Accountantskamer Zwolle 20/639 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:36
Datum uitspraak: 10-04-2020
Datum publicatie: 10-04-2020
Zaaknummer(s): 20/639 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Klacht over fraude door accountant in business. Partijen hebben de Accountantskamer toestemming verleend om behandeling ter zitting achterwege te laten vanwege de coronacrisis. Klacht gegrond. Strijd met fundamentele beginselen van integriteit, professionaliteit, objectiviteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel doorhaling van de inschrijving in de registers met verbod tot herinschrijving voor de duur van tien jaren. Uitvoerbaarverklaring uitspraak bij voorbaat. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van doorhaling passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene zich gedurende langere tijd op slinkse wijze schuldig heeft gemaakt aan een zeer omvangrijke fraude waarmee hij bij zijn werkgever ruim € 6.100.000 heeft verduisterd om zichzelf daarmee te verrijken. De Accountantskamer is van oordeel dat in de beroepsgroep geen plaats is voor frauderende accountants.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaken met nummer  20/639 Wtra AK van 10 april 2020 van

1. X1 B.V.,

gevestigd te [plaats1],

2. X2 B.V.,

gevestigd te [plaats1],

3. X3,

gevestigd te [plaats2] ([land]),

K L A G E R S ,

raadslieden: mr. J.B.S. Hijink, mr. L.A. van de Sandt en

mr. T.A.A.M. van Kemenade,

allen kantoorhoudende te Amsterdam,

t e g e n

Y ,

voorheen registeraccountant,

wonende te [plaats3],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M.C. van Rijswijk,

kantoorhoudende te Amsterdam.

 

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 23 maart 2020 ingekomen klaagschrift met bijlagen;

-        de op 26 maart 2020 ingekomen brief van betrokkene met bijlagen;

-        de e-mail van klagers van 26 maart 2020;

-        de e-mail van klagers van 30 maart 2020;

-        de e-mail van betrokkene van 30 maart 2020

-        de e-mail van de Accountantskamer van 6 april 2020.

1.2.      In reactie op het door klager ingediende klaagschrift heeft betrokkene de Accountantskamer bericht dat hij afziet van het indienen van een verweerschrift en niet ter zitting zal verschijnen. Partijen hebben de Accountantskamer toestemming verleend om    behandeling ter zitting achterwege te laten vanwege de coronacrisis.

1.3.      De Accountantskamer is van oordeel dat de Wtra zich er niet tegen verzet om  behandeling van de klacht ter zitting achterwege te laten indien beide partijen hiermee instemmen en aan deze instemming geen voorwaarden zijn verbonden.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1.       Betrokkene is sinds [datum] inschreven geweest in het accountantsregister van (thans) de Nba. Betrokkene is werkzaam geweest als accountant in business.

2.2.      Betrokkene was sinds 1 januari 2011 werkzaam bij [X1] (hierna: [X1]), waar hij sinds 2017 de functie van ‘financial controller Europe’ vervulde.

In februari 2020 is gebleken dat betrokkene [X1] jarenlang heeft opgelicht door op heimelijke wijze betalingen te verrichten ten gunste van hemzelf. Met deze betalingen is een bedrag van ruim € 6.100.000 gemoeid, welk bedrag betrokkene onder meer heeft aangewend om luxe goederen aan te schaffen.

Op 13 februari 2020 heeft betrokkene vanaf een externe locatie ingelogd op de computersystemen van [X1] en heeft hij een groot aantal digitale bestanden gewist. Toen betrokkene op 20 februari 2020 op zijn werk verscheen, is hem opgedragen om de laptop, die eigendom was van zijn werkgever, in te leveren. Dit heeft hij geweigerd. Hij heeft de laptop meegenomen en deze pas de volgende dag ingeleverd. Uit forensisch onderzoek dat in opdracht van [X1] is verricht, is gebleken dat betrokkene met professionele verwijderingssoftware een groot aantal bestanden heeft gewist.

Betrokkene is in de gelegenheid gesteld om in een telefonische bespreking, op 17 maart 2020, te reageren op de resultaten van het onderzoeken naar zijn handelen. In dit telefoongesprek heeft betrokkene erkend dat hij ongeautoriseerde betalingen heeft verricht vanaf de bankrekening van [X1], dat deze betalingen hemzelf ten goede zijn gekomen, dat hij geprobeerd heeft om deze betalingen in de boekhouding van [X1] te verhullen, dat hij wachtwoorden en tokens van minimaal één collega gebruikt heeft, zonder dat deze daar toestemming voor had gegeven, en dat hij valse documenten heeft opgesteld en gebruikt.

Op  18 maart 2020 is betrokkene op staande voet ontslagen.

2.3.      Betrokkene heeft aangegeven dat hij de juistheid van de inhoud van het klaagschrift erkent. Betrokkene heeft de Nba op [datum] verzocht om hem uit te schrijven uit het accountantsregister. Betrokkene is met ingang van [datum] uitgeschreven uit het accountantsregister van de Nba.

3.          De klacht

3.1.       Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2.       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klagers gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         Betrokkene heeft zich in de uitoefening van zijn beroep gedurende langere tijd      schuldig gemaakt aan fraude, met als doel om zichzelf te verrijken, waardoor hij    zijn werkgever in ernstige mate benadeeld heeft;

b.         Betrokkene heeft, toen bekend was geworden dat onderzoek plaatsvond naar zijn             gedragingen, een groot aantal digitale bestanden gewist, waarbij hij gebruik heeft             gemaakt van professionele verwijderingssoftware. 

4.          De gronden van de beslissing

Over de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1.       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3.       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Nu klager de juistheid van de inhoud van het klaagschrift uitdrukkelijk heeft erkend, zal de Accountantskamer uitgaan de feiten zoals daarin omschreven.

4.4.       Ten aanzien van klachtonderdeel a. stelt de Accountantskamer vast dat betrokkene de gedragingen waarover in dit klachtonderdeel wordt geklaagd, erkent. Betrokkene heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan fraude waarmee hij zijn werkgever voor ruim € 6.100.000 heeft benadeeld en zichzelf heeft verrijkt. Het optreden van betrokkene is daarmee niet eerlijk en oprecht en in strijd met het bepaalde in artikel 6 van de VGBA. Hij heeft dan ook gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.

Ook heeft betrokkene door zijn handelen het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor hij gehandeld heeft in strijd met artikel 4 van de VGBA. Betrokkene heeft daarmee het fundamentele beginsel van professionaliteit geschonden.

Uit wat betrokkene heeft erkend, volgt voorts dat hij zich bij afwegingen ongepast heeft laten be ï nvloeden door eigenbelang. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 11 van de VGBA. Hieruit volgt dat betrokkene tevens gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit.

Betrokkene heeft geprobeerd om de door hem gepleegde fraude te verbergen door het opbouwen van een fictieve schuldenpositie in de boekhouding van [X1]. Betrokkene heeft hierdoor, in strijd met het bepaalde in artikel 13 van de VGBA, bij de door hem geleverde professionele dienst wet- en regelgeving niet toegepast en hij heeft deze evenmin nauwgezet en grondig uitgevoerd. Hieruit volgt dat betrokkene tevens gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Klachtonderdeel a. is daarom gegrond.

4.5.      Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de Accountantskamer dat betrokkene erkend heeft dat hij, toen een onderzoek was opgestart naar zijn gedragingen, een groot aantal digitale bestanden heeft gewist, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van professionele verwijderingssoftware. Van betrokkene had, gelet op het bepaalde in artikel 22 VGBA, op dat moment verwacht mogen worden dat hij zo spoedig mogelijk een toereikende maatregel had genomen om de strijdigheid van zijn handelen met een bepaling van de VGBA en de gevolgen daarvan weg te nemen. Onder de gegeven omstandigheden had in ieder geval van betrokkene mogen worden verwacht dat hij open was geweest over wat hij gedaan had en dat hij medewerking had verleend aan het onderzoek. Betrokkene heeft dit niet alleen nagelaten, maar ook heeft hij doelbewust geprobeerd om het onderzoek naar zijn handelen tegen te werken. Betrokkene heeft, door dit te doen, in strijd met het bepaalde in artikel 6 VGBA, niet eerlijk en oprecht opgetreden. Hij heeft in dit verband  ook het fundamentele beginsel van integriteit geschonden.

Ook hierbij geldt weer dat betrokkene het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht, waardoor hij gehandeld heeft in strijd met artikel 4 van de VGBA. Betrokkene heeft  tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.

Klachtonderdeel b. is daarom gegrond.

4.6.      De klacht dient dan ook - in al haar onderdelen - gegrond te worden verklaard.

4.7.      Nu de klacht gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van doorhaling passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene zich gedurende langere tijd op slinkse wijze schuldig heeft gemaakt aan een zeer omvangrijke fraude waarmee hij bij zijn werkgever ruim € 6.100.000 heeft verduisterd om zichzelf daarmee te verrijken. De Accountantskamer rekent het betrokkene ernstig aan dat hij, toen bekend was dat onderzoek naar zijn handelen plaatsvond, een groot aantal digitale bestanden heeft gewist om de verduistering te verheimelijken . Daardoor heeft betrokkene in ernstige mate gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en heeft hij het vertrouwen in het accountantsberoep op zeer ernstige wijze geschaad. De Accountantskamer is van oordeel dat in de beroepsgroep geen plaats is voor frauderende accountants. Van omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen om een minder ingrijpende maatregel op te leggen is de Accountantskamer niet gebleken. De Accountantskamer bepaalt de termijn waarop betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven daarom op tien jaren.

4.8.      De uitspraak wordt, met toepassing van het bepaalde in artikel 48, eerste lid, Wtra, vanwege zwaarwegende openbare belangen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.9.      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.          Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·         legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant             in de registe rs, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop   deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer   een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op tien jaren;

·       verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

·         Verstaat dat , op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klagers betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klagers vergoedt.          

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 april 2020.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.